Coltrui
Schrijver Jan van Mersbergen bezoekt vrijwel dagelijks een winkel. De komende weken beschrijft hij wat hij ziet en beleeft.
De draaideur van de V&D is traag, ik moest wachten. De deuren links en rechts van de draaideur waren alleen te gebruiken als uitgang. Geen klink. Twee Surinaamse vrouwen schuifelden voor me de molen in. Meteen na de deur trof ik een man achter een balie waarop stond: horlogereparatie. De man tuurde naar de achterkant van een heel klein horloge. Je verwacht zo'n man met bril en vet achterover gekamd haar in een klein stoffig winkeltje, niet in een warenhuis met meerdere verdiepingen.
Ik ga nooit een winkel binnen zonder precies te weten wat ik wil hebben. Winkelen is zoeken, ik vind zoeken zonder richting vreselijk. Ik zocht een zwarte coltrui. Ik keek op het bord. De herenkleding was boven, dus ik ging de roltrap op. Voor me stonden een man en een vrouw. De vrouw bepaalde de weg, hij had een boodschappenkar bij zich met geruite stof en forse wielen. Bij de dameskleding liepen ze tussen de schappen door, ze zeiden niks tegen elkaar.
Een verdieping hoger bij de truien allerlei kleuren, en helemaal in de hoek zwart, maar daar lagen geen coltruien. Ik maakte nog een rondje maar vond niks dan grijze wollen truien die in de uitverkoop waren, de schappen leken op schapen.
Niet gelukt.
Toen ik met de roltrap weer afdaalde, ging een man op de andere trap juist omhoog. We kruisten elkaar. Hij zat gehurkt op een trede, hield zich vast aan de leuning. Hij had een joggingbroek aan. Het leek een gymnastiekoefening. Ik vond het slim. Toen ik last had van een jumpers knee maakte ik kniebuigingen in de rij bij de supermarkt, op het station, maar ook op roltrappen.
Ik ging niet direct naar de uitgang. Ik moest naar de wc en volgens mij kon dat in het restaurant. Dat was beneden, aan de kant van de Kalverstraat. Eerst was er de Food-afdeling, daarna een brede betegelde trap op, en daar was een buffet waar voornamelijk Italianen rondliepen, alsof er ergens een bus was gestopt en ze hier naar binnen gedirigeerd waren. Ze droegen lege dienbladen. Salades in verschillende maten, met pasta, couscous, rijst, gegrilde kip. Grote pannen soep: rood, wit en groen. Ik herkende er de Italiaanse vlag in.
Ik volgde de bordjes: Toiletten. Op een ander groot bord stond een foto van brooddeeg. En tekst:
'Voordat we ons BROOD - bakken - beginnen we met masseren / Vers gebakken brood ruikt heerlijk. Maak je neus blij / Een onbetaalbaar ingrediënt geeft ons brood z'n geur en smaak: tijd. Tijd om te rijzen / Voor onze flûtes gebruiken we speciaal Zuid-Italiaans graan. Uit Altamura.'
Misschien kwamen die Italianen ook wel uit die streek.
Aan het einde van een nauw gangetje zat de toiletjuffrouw. Ik gaf haar 25 cent.
Thuis zocht ik Altamura op. 'Het is de grootste stad in de streek de Murgia, een kaal hoogland op de grens van de regio's Apulië en Basilicata.'
Jan van Mersbergen (1972) publiceerde zes romans. 'Naar de overkant van de nacht' werd genomineerd voor diverse literaire prijzen en won in 2011 de BNG Nieuwe Literatuur Prijs. Zijn jongste roman heet 'De laatste ontsnapping'.
undefined