Cees Dekker kiest voor Darwin èn God

Cees Dekker: Ik ben wetenschappelijk kritischer geworden over Intelligent Design. (FOTO MARC VAN DER KORT) Beeld
Cees Dekker: Ik ben wetenschappelijk kritischer geworden over Intelligent Design. (FOTO MARC VAN DER KORT)

In zijn nieuwe boek ’Geleerd en gelovig’ neemt Cees Dekker afstand van het Intelligent Design. Hij kiest nu voor ’theïstische evolutie’. Dat is Darwin, samen met God.

Sander Becker

Jarenlang gold Cees Dekker, tegen zijn zin overigens, als de Nederlandse ambassadeur van het Intelligent Design (ID): het idee dat je wetenschappelijk kunt aantonen dat aan complexe structuren in de natuur een ontwerp ten grondslag ligt. In een lange reeks debatten bracht Dekker zijn sympathie voor de religieus geïnspireerde beweging onder de aandacht, ondanks felle kritiek van evolutiebiologen. Na een gesprek met Dekker opperde de voormalige minister van onderwijs Maria van der Hoeven zelfs voorzichtig om ID aan de biologieles toe te voegen –even was het land te klein.

Maar die tijd is voorbij. In het onlangs verschenen boek ’Geleerd en gelovig’, waarin 22 christelijke wetenschappers beschrijven hoe ze werk en geloof combineren, neemt Dekker afscheid van ID. „Ik ben er wetenschappelijk kritischer over geworden. Dat is het gevolg van voortschrijdend inzicht.” De gedachte dat je een ontwerp van God kunt aantonen, laat hij hiermee varen. Daarmee is hij een stukje opgeschoven richting Darwin.

Toch wil de hoogleraar moleculaire biofysica aan de Technische Universiteit Delft daarmee niet gezegd hebben dat de natuur geheel op toeval berust. Hij gelooft nog steeds dat God alles in gang heeft gezet en er sindsdien bij betrokken is gebleven. Maar ondertussen ontwikkelt de natuur zich via evolutie. Alle feiten wijzen in die richting, schrijft Dekker. „Als je de genomen van allerlei mensaapsoorten vergelijkt, is de idee van een gezamenlijke afstamming onontkoombaar.” Daarom ziet hij nu meer in ’theïstische evolutie’: Darwin, samen met God.

Na een lange innerlijke strijd heeft Dekker geloof en wetenschap met elkaar kunnen verzoenen. De sleutel vond hij in zijn leeshouding. „Je moet de Bijbel bloedserieus nemen, maar niet letterlijk. Het boek is nooit bedoeld om ons te informeren over de chemie of de biologie van de vroege kosmos. Het scheppingsverhaal is een theologisch statement om te benadrukken dat er maar één God is. De maan en de zon zijn dus geen goden, maar geschapen entiteiten. De tekst gaat in wezen vooral over de plaats van God, de aard van de schepping en de betekenis van de mens in de kosmos.”

Gematigde christenen hadden de letterlijke bijbellezing al een halve eeuw eerder verlaten. Dat was te danken aan VU-hoogleraar biologie Jan Lever, die in de jaren vijftig en zestig een belangrijke rol speelde in de acceptatie van de evolutietheorie in gereformeerde kring.

In de Gereformeerde Kerk (nu PKN) die Dekker als kind bezocht, gold zijn vroege fascinatie voor sterrenkunde en voor de landing op de maan dan ook niet als problematisch. Het conflict ontstond pas toen hij meer de evangelische beweging instapte. „Het was alsof ik moest kiezen tussen God en de wetenschap.”

Er volgde een jarenlange persoonlijke zoektocht, waar Dekker via zijn publieke optredens talloze mensen bij betrok. Na veel studie en reflectie is hij nu terug bij de grote verzoener Jan Lever. „Ik heb eigenlijk een wijde cirkelbeweging gemaakt.”

De evangelische gemeente discussieert inmiddels volop over Dekkers conceptuele sprong. „Ik vind een gewillig oor, maar veel mensen blijven vooralsnog aan een vorm van creationisme vasthouden.”

De discussie van de laatste jaren is wel gekwalificeerd als een ’achterhoedegevecht’, omdat het progressieve deel van de kerk er allang klaar mee was. Toch is Dekker blij dat hij het debat zo breed gevoerd heeft, want het bood een tegenwicht tegen de heersende sfeer van antireligiositeit. „Wetenschappelijke columnisten als Piet Borst en Ronald Plasterk zetten de toon met hun vaak antireligieuze sentimenten. Dat deed de nuance geen goed. Inmiddels hebben meer dan vijftig christelijke wetenschappers de andere kant van het verhaal laten zien. De balans is nu veel beter.”

Desondanks roept de combinatie van geloof en wetenschap nog steeds misverstand op, signaleert Dekker. Hij wijst op het recent verschenen boek ’Wat een onzin!’ van de filosofen Herman de Regt en Hans Dooremalen. In dit werk over bovennatuurlijke verschijnselen pleiten de auteurs ervoor om God voorlopig te vergeten, want ’we hebben goede redenen om aan te nemen dat het concept van een Bijbelse, persoonlijke God niet beantwoordt aan de werkelijkheid.’

„De suggestie is dat er een rechte lijn loopt van nadenken naar atheïsme”, reageert Dekker. „Maar dat is een totale misvatting. De wetenschappelijke methode kan vanwege haar aard niets zeggen over het bestaan of niet-bestaan van God. Dus uit de wetenschap kan nooit automatisch theïsme of atheïsme voortvloeien.”

Dekker is de afgelopen jaren meer en meer tot het inzicht gekomen dat wetenschap en religie verschillend van aard zijn. Het eerste is een systeem om kennis te vergaren. Het is weliswaar krachtig, maar geeft geen antwoord op de grote levensvragen: waar komen we vandaan, wat is de zin van het bestaan, enzovoort. Die vragen zijn het domein van het geloof. Dat reikt een wereldbeeld aan, maar zegt op zijn beurt niets over de concrete natuur. Van beide kanten past daarom een zekere bescheidenheid, beaamt Dekker. „Als je dit helder hebt, is er geen conflict meer. Er rest dan alleen een botsing tussen wereldbeelden, twee geloofswijzen zo je wilt: een atheïstische en een christelijke. Dat conflict is cultureel van aard.”

Eigenlijk is het debat over godsdienst en wetenschap zo oud als de wereld. In de twaalfde eeuw signaleerde de Andalusische islamitische geleerde Averroës al een conflict tussen waarheden uit de heilige boeken en die uit de wetenschap. Ze konden niet beide waar zijn, meende Averroës. De enige manier om ze met elkaar in het reine te brengen, was een figuurlijke interpretatie van de religieuze teksten.

Zelfs over een voorloper van het Intelligent Design is eeuwen geleden al gedebatteerd, schreef filosoof en historicus Marinus de Baar zaterdag in Letter en Geest. In de achttiende eeuw maakten de filosofen Hume en Kant korte metten met de argumentatie waar het idee van een goddelijk ontwerp op stoelde.

Maar daarmee was de relatie tussen geloof en wetenschap niet voor de eeuwigheid geharmoniseerd, getuige de inspanningen die bioloog Jan Lever zich een halve eeuw geleden in reformatorische kring moest getroosten, en getuige de innerlijke strijd waarmee Dekker zich geconfronteerd zag. De hoogleraar vindt dat niet verwonderlijk: „Het is lastige materie die altijd actueel zal blijven. Ik denk dat elke generatie de discussie over geloof en wetenschap opnieuw zal moeten voeren.”

Cees Dekker: Geleerd en gelovig –22 wetenschappers over hun leven, werk en God. Uitgeverij Ten Have, Kampen. ISBN 9789025958947; 340 blz. euro 24,90

Herman de Regt en Hans Dooremalen: Wat een onzin! Uitgeverij Boom, Amsterdam. ISBN 9789085066323; 250 blz. euro 18,95

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden