Canterbury is meer dan de kathedraal, binnen én buiten de stadsmuren.
Het was een van die schanddaden waar de Duitse luchtmacht in het begin van de Tweede Wereldoorlog het patent op had. In Engeland was Coventry al ten prooi aan de vlammen gevallen, toen in 1942 bij een luchtbombardement de binnenstad van Canterbury werd geraakt. Nooit zijn de wonden geheeld die deze oorlogshandeling zou veroorzaken. De geschiedenis zou zich nog wel vaker blijven herhalen: boven de heuvels van het tot dan zo idyllische graafschap werd de Blitzkrieg uitgevochten, de bijna persoonlijke oorlog die Churchill met Hitler voerde. Het effect van de oorlogsschade is nog altijd te zien in de historische binnenstad van Canterbury. Daar, waar op de oost-westas ’High Street’ plotseling ’Parade’ gaat heten, verbreedt het straatprofiel zich zonder ogenschijnlijk aanwijsbare redenen.
De oorzaak ligt in het feit dat na de oorlog de ruïnes van de historische huizen en de panden die daar weer achter lagen, zijn neergehaald om er moderne winkels voor in de plaats te zetten. Canterbury kreeg daarmee een gespleten karakter: alles wat oud en deels nog authentiek is, ziet er ook origineel uit (al is dat niet overal goed gelukt), maar voor eigentijdse architectuur is betrekkelijk weinig aandacht. Ooit had de binnenstad, die ondanks het feit dat ze druk en compact oogt slechts 2000 inwoners kent, zo’n 17 kerken binnen haar muren. Van de meeste kun je de omtrek aan de hand van rijtjes klinkers nog wel terug te vinden, maar dat is in veel gevallen ook het enige dat nog resteert. Om maar te zwijgen van wat er ooit aan Romeinse bouwkunst moet hebben gestaan. Die was al rond de Middeleeuwen verdwenen. Archeologen vertellen graag het verhaal dat van het Romeinse Canterbury geen bronnen bekend zijn, anders dan wat de archeologie heeft opgeleverd. Alles wat je in Canterbury aan gebouwen of hun grondvesten kunt zien, dateert uit de Middeleeuwen (tot aan de 17de-18de eeuw werd hout en vakwerk toegepast) of is van latere datum (inclusief de huizen met hun muren met zoveel vuursteen).
Het moet Gods persoonlijke ingrijpen zijn geweest dat bij zoveel oorlogsgeweld de majestueuze kathedraal gespaard is gebleven, dezelfde kathedraal die niet aan een heilige is gewijd maar rechtstreeks naar God wordt genoemd. De Cathedral Church of God, zoals het gebouw officieel heet, behoort tot de mooiste religieuze complexen in Engeland en geniet een dito faam, ondanks de beruchte moord op aartsbisschop Thomas Becket. De kathedraal is zo interessant te noemen omdat je er alle bouwstijlen uit de Middeleeuwen kunt zien, van het eenvoudige romaans tot aan de hoog-gotiek die hier in alle fasen Engelse en dus geen Franse namen heeft gekregen. De kathedraal met de aanpalende resten van een abdij aan de zuid-oostelijke vleugel vormt een wereld op zich, die ’s avonds op middeleeuwse wijze wordt afgesloten (op de omliggende straat kijkt een prachtige gebeeldhouwde poort uit die haar eigen poortwachter kent). De kerk is mede door het omringende huizenbezit zo rijk dat ze zichzelf gemakkelijk kan bedruipen. In het bisschoppelijk paleis zetelt sinds 2002 aartsbisschop Rowan Williams.
Je kunt je afvragen of de aandacht voor de kathedraal niet ten koste gaat van de belangstelling voor het vele dat Canterbury binnen en buiten zijn muren heeft te bieden. Want ondanks de oorlogsschade zijn er nog tientallen monumenten te vinden die getuigen van het rijke verleden, of dat nu religieus of cultureel bepaald was. Zo kun je ook niet om een zekere schrijver Geoffrey Chaucer heen, die met zijn Canterbury Tales een raak beeld van de Middeleeuwen in Engeland heeft gegeven.
Beter dan in dit cliché-toerisme te vervallen kun je het omliggende graafschap bezoeken. Vanuit Canterbury dat een centrale plek in het westelijke deel van Kent inneemt, gaan ontelbare bussen en treinen naar iedere denkbare plek in de wijde omgeving. Zelfs Londen komt in zicht als onderwerp voor ’een dagje naar buiten’, al kost de reis ernaartoe een dikke anderhalf uur sporen. Kent heeft behalve een gevarieerde natuur een schat aan intieme dorpen met doorgaans prachtige oude vakwerkhuizen, een landschap dat op gezette tijden met stoere stadjes wordt afgewisseld waar de centra nog niet door anonieme shoppingmalls zijn bedorven. Misschien is dat de reden dat zoveel yuppen het veel te dure Londen ontvluchten om zich in het zuiden te vestigen waar een milder huurprijzenklimaat heerst. Zo dicht op een van de dichtstbevolkte hoofdsteden ter wereld mag het een mirakel zijn dat dit landschap althans ogenschijnlijk zo authentiek kon blijven. En ook in de wetenschap dat dit land slechts op een luttel aantal uren sporen vanaf Brussel ligt, doet Kent er alles aan om een favoriete vakantiestek te worden. Daarbij verhoudt Canterbury zich tot het omringende land als een zeldzame parel, die alleen beschermd kan worden door een robuuste schelp.
Op de lijst van werelderfgoedmonumenten, zoals die is opgesteld door de Unesco, staat Groot-Brittannië elf keer vermeld. Maar liefst drie van deze monumenten staan in Canterbury. Geografisch gezien keurig op een rijtje: de kathedraal binnen de stadsmuren, even daarbuiten de middeleeuwse resten van de St. Augustine’s Abbey en in de schaduw daarvan St.Martin’s Church. De laatste kerk mag dan een beetje onooglijk lijken, ze verdient wel aandacht vanwege het feit dat ze de oudste in gebruik zijnde kerk in Engeland is. Een bezoek waard is ook het kerkhof: rond de kerk liggen ruim 900 graven. Zo hebben hier vier bisschoppen , twee admiraals, één generaal en de plaatselijk bekende romantische schilder Thomas Sydney Cooper een rustplaats gevonden. Maar de bekendste ingezetene van Canterbury die hier ligt is Mary Tourtel, schrijfster van Bruintje Beer.
Canterbury dankt twee van deze drie monumenten aan de heilige Augustinus. Deze prediker (niet te verwarren met de gelijknamige kerkvader) arriveerde met 40 reisgezellen in 597 in Canterbury om op verzoek van paus Gregorius de Grote de heidense Angelen en Saksen in dit zuidelijke deel van het eiland te bekeren. In Canterbury kwam Augustinus al snel in contact met koning Ethelbert van Kent, die 15 jaar daarvoor gehuwd was met de christelijke Frankische prinses Bertha. Hun huwelijk was gezegend in de St. Martin’s, de kerk ook waar Augustinus het evangelie begon te verkondigen. Ethelbert vroeg Augustinus binnen de stadsmuren een nieuwe kerk te bouwen. Van dat gebouw zijn alleen de fundamenten bewaard gebleven. Latere bouwers hebben ze gebruikt om er de huidige kathedraal neer te zetten, die zou uitgroeien tot de belangrijkste kathedraal van de Kerk van Engeland. Augustinus was ook de bouwheer van een klooster dat zich, tegenwoordig naar hem vernoemd, buiten de muren bevindt, halverwege het traject St. Martin’s Church en Cathedral. Van deze tijd dateren alleen nog de fundamenten, maar ook van latere tijden zijn slechts ruïnes te zien.
Toch is het nog een indrukwekkend ensemble, vooral omdat de bouwgeschiedenis in de laatste decennia steeds beter getraceerd kan worden. Tot in de jaren zeventig stond hier een ziekenhuis dat vanwege nieuwbouw elders in de stad kon worden afgebroken. Bij die gelegenheid werden allerlei bodemvondsten gedaan, die nu in een museum bij de ingang tot het complex zijn te bezichtigen.
In de 17de eeuw verdiende admiraal Michiel de Ruyter eeuwige roem door met zijn oorlogsvloot een ketting over de Medway, een zijarm van de Theems die ter hoogte van Chatham was gespannen, eenvoudig stuk te varen. Doel van De Ruyter tijdens deze tweede oorlog met de Engelsen was om de volledige Engelse marine die in Chatham lag afgemeerd naar de kelder te jagen. Met succes: de Engelsen dropen in het vervolg van de strijd beschaamd af en hadden heel wat tijd nodig om opnieuw een armada in de vaart te brengen. Over dit voor hen zo schaamtevolle feit kom je weinig aan de weet als je een kijkje neemt op de ’Historische scheepswerf’ die sinds kort in Chatham voor het publiek is opengesteld. In Chatham herleeft nog onbeperkt de roemruchte maritieme geschiedenis van het Engelse rijk en daar horen geen kritische geluiden bij. Het maakt een bezoek aan de Historic Dockyard er niet minder leuk om, je hebt evengoed meer dan een hele dag nodig om alles te bekijken wat er zich achter deze historische werfpoort bevindt. Er worden voortdurend allerlei activiteiten georganiseerd die je anders alleen bij een Sail-manifestatie kunt beleven. Elk gebouw, elke werfhal, elk in het droogdok afgemeerd schip heeft een specifieke functie in dit historische verhaal. Spectaculair is het bezoek aan een moderne onderzeeër (Hare Majesteits Ocelot) of aan een oude, nog in bedrijf zijnde touwslagerij/lijnbaan. Een kettingmakerij (uit de 19de eeuw, niet uit de tijd van De Ruyter), een zaagmolen, een smidse, paardenstallen bij de officierswoningen, alles staat op gezette tijden open en meestal zijn er wel vrijwilligers in de buurt die op hun kennis kunnen worden aangesproken.
Precies in het hart van de driehoek Canterbury-Sandwich-Dover ligt het landgoed Goodnestone Park, in een landschap dat er de reden van is dat Kent altijd ’de tuin van Engeland’ wordt genoemd. Het graafschap kent een groot aantal toegankelijke tuinen en landgoederen, maar er zijn er weinig waar je persoonlijk door de eigenaresse wordt rondgeleid. Zo kom je niet alleen in de persoonlijke woonvertrekken in dit 18de-eeuwse paleis, je loopt ook nog eens de kans om tekst en uitleg te krijgen bij de aanplant van de bijzondere flora op het landgoed. Goodnestone Park dateert uit 1704 toen de grond werd aangekocht door een zekere Brook Bridges. Diens achterkleinzoon heeft de tuin omstreeks 1794 in de toen zo actuele Engelse landschapsstijl ontworpen. In de afgelopen eeuwen is verhoudingsgewijs weinig aan de oorspronkelijke opzet veranderd. Zo staat er een majestueuze cederboom die eind 18de eeuw geplant zou zijn. Bijzonder onderdeel van de tuin, die naar goede Engelse traditie weidse uitzichten op het omliggende heuvelland biedt, is een omsloten hof met seizoensbepaalde beplanting. De zomer is het jaargetijde bij uitstek om door het rosarium te wandelen dat met het historische dorp als decor een romantisch aanzien heeft. Maar Goodnestone Park is ook voor literatuurliefhebbers aantrekkelijk. In het onlangs gerestaureerde landhuis schreef Jane Austen, lid van de Brook Bridges-familie (ze was de zuster van Edward Austen die in 1791 trouwde met Elizabeth Brook Bridges en logeerde op het landgoed), de eerste hoofdstukken van de roman ’Pride and Prejudice’.
Je hoeft niet per se een aanhanger van de evolutieleer van Charles Darwin (1809-1882) te zijn, om een allergenoeglijkst uur door te brengen in Down House (Luxted Road, gemeente Downe), het huis waar hij de laatste veertig jaar van zijn leven heeft doorgebracht. Het in Victoriaanse stijl opgetrokken landhuis ademt anno 2006 nog helemaal de sfeer van de tijd dat de grote Engelse wetenschapper er zijn onderzoeken deed. Op de begane grond zijn zowel de studeerkamer en de biljartzaal als het laboratorium en de salon waar de uit Londen overgekomen vrienden werden ontvangen, intact gelaten. Op de bovenverdieping wacht een semi-permanente presentatie van ’leven en werk’ van de schrijver van ’The Origin of the Species’, met name waar het zijn reis met het schip de Beagle naar de Zuid-Amerikaanse wateren en de Galapagos-eilanden betreft. Een overmaatse vitrine met opgezette vogels die Darwin op zijn exotische reis heeft bestudeerd, reflecteert iets van de studies die hij naar de natuur ondernam. Net zo goed als de verschillende plantensoorten die in de tuin en de kassen (waar orchideeën en vleesetende planten wachten, die ooit door Darwin met spinnetjes en blokjes rauw vlees werden ’gevoerd’) per seizoen wisselen.
Zoals Goodnestone Park verbonden is met de schrijfster Jane Austen en Down House met Darwin, zo wordt Walmer Castle altijd in verband gebracht met de Hertog van Wellington, de leider van de geallieerden die in 1815 de genadeslag aan Napoleon toebracht. De Duke of Wellington was een van de vele Lord Wardens die op Walmer Castle resideerden. In de salon van het tot sober woonhuis omgebouwde fort dat in de duinen ten zuiden van Deal aan het Kanaal is gesitueerd, staan nog altijd zijn beroemde laarzen.
Walmer Castle viel als vesting direct onder de zogeheten Cinque Ports, een federatie van de vijf kuststeden Hastings, Romney, Hythe, Dover en Sandwich) waarvan de Lord Warden de hoogste leidinggevende was. De Cinque Ports, die hun eigen op de zee gerichte bescherming organiseerden, vormden een soort staat-binnen-de-staat, compleet met een eigen justitieapparaat, belasting- en handelssysteem. In zo’n organisatie heeft de hoogste baas uiteraard een invloedrijke taak, die er in dit geval ook toe leidde dat hij zich flink kon verrijken.
De benoeming van de Lord Wardens was een zaak van de Britse kroon wier voorkeur vrijwel altijd naar de Engelse adel uitging. Het aantal hertogen, markiezen, graven en burggraven is groot, maar het lijstje vermeldt ook de naam van Winston Churchill (sinds 1941) die de Blitzkrieg boven de Kentse heuvels moest leiden. Tot haar dood in 2002 was de Britse koningin-moeder als eerste vrouw de hoogste baas over de Cinque Ports, zonder dat ze evenwel op Walmer Castle hoefde te resideren. Die officiële woonfunctie heeft het kasteel allang niet meer, wat de bezoekers in staat stelt vrijwel overal rond te kijken. Het eigenlijke artilleriefort (ronde torens aan de voet waarvan kanonnen konden worden opgesteld met de loop richting zee) dateert uit 1539 toen Hendrik de Achtste zich bedreigd voelde door de Spaanse Armada. Latere Lord Wardens hebben in het stelsel van torens een eigen onderkomen gerealiseerd dat naar de eisen van de tijd steeds comfortabeler werd. Elke nieuwe Lord Warden handhaafde de inrichting van zijn voorganger, met uitzondering van de opvolger van de Hertog van Wellington, die diens bezittingen elders (in Apsley House) liet opslaan. Nadien is binnen de woonruimte van het kasteel wel het Wellington Museum, compleet met bijbehorende inrichting, totstandgekomen. De kleine salon krijgt nog altijd veel aandacht van het publiek, maar niet zo veel als direct na Wellingtons dood in 1852 het geval was. In twee dagen tijds kreeg de chapelle ardente meer dan 9000 bezoekers.