Candy Dulfer: ‘Jij kan alles’, zei mijn vader altijd tegen me.

De zintuigen vanCandy Dulfer

Candy Dulfer: Ik ben een macho, maar dan met twee staartjes

Candy Dulfer: ‘Jij kan alles’, zei mijn vader altijd tegen me.Beeld Patrick Post

Kijken, horen, voelen, ruiken, proeven, intuïtie: onze zintuigen maken wie we zijn. Deze week: saxofonist Candy Dulfer (53). Vier jaar lang werd ze gevolgd voor de documentaire Candy, die binnenkort te zien is in de bioscoop. ‘Al zit ik in de shit, ik wil mensen een goed gevoel geven’.

Rick Pullens

HOREN - Muziekmaken begint met luisteren

“Ik ben zo’n beetje in een saxofoon geboren. Dat komt natuurlijk door Hans, mijn vader, ook saxofonist. De ­Filippijnse zuster in het Anna Paviljoen, hier in Amsterdam, zei na de bevalling tegen mijn moeder: ‘O, uw man is jazzmuzikant? Dan moet u vanavond meteen een plaat opzetten als u Candy mee naar huis neemt; lekker hard, dan went ze aan het geluid.’

De biljarttafel in ons huis in Broek en Waterland lag ook altijd vol met saxofoons. Overdag verdiende mijn vader geld met de verkoop van auto’s, ’s avonds speelde hij vaak ergens. Er kwamen veel muzikanten over de vloer – ik heb nog op de knie gezeten van Archie Shepp, de Amerikaanse jazzsaxofonist. En ik ging mee naar concerten. Ik werd omringd door muziek.

Candy, de documentaire

Vanaf 15 december draait in de bioscoop de documentaire Candy, een film van regisseur Carin Goeijers over het leven van Nederlands bekendste saxofonist.

Toch ben ik pas op mijn vijfde zelf gaan spelen. En heel eerlijk, die eerste jaren waren vooral een manier om mijn vader te pleasen – die leuke, flitsende vader die zo vaak weg was. Toen ik vroeg of ik het ook eens mocht proberen en heel onbenullig iets speelde, reageerde hij: ‘Wat goed, je weet zelfs hoe je je handen moet houden’. Waarop ik als enig kind dacht: o, dit vindt papa leuk.

Muziekmaken begint voor mij met luisteren. Op het podium reageer ik op wat ik hoor. Dat is wat ik de hele tijd doe. Dat komt doordat ik niet echt geschoold ben én omdat ik vind dat ik daar goed in ben. Ik heb als kind bij de dorpsharmonie gespeeld, maar ik ben nooit naar het conservatorium gegaan, ik heb verder ook nooit les gehad. Thuis speelde ik met platen mee.

Er zijn jaren overheen gegaan voordat ik echt bezeten raakte van de saxofoon en dacht: dit is mijn roeping, mijn calling. Ik was vooral een doorzetter. Met dank aan Hans. Hij kreeg vroeger zelf weinig steun van zijn ouders, ze hadden altijd kritiek op hem en geloofden niet echt in hem, maar tegen mij heeft hij altijd gezegd: ‘Jij kan alles’. Dat vind ik het allermooiste aan hem. ‘Jeee-zus wat was je goed’, hij zegt het nog steeds tegen me.”

null Beeld Patrick Post
Beeld Patrick Post

KIJKEN - Echt gezien worden gebeurt niet vaak

“De documentaire begint met een fragment waarbij ik tijdens een optreden aan het battelen ben met een drummer. Ik probeer net zo lang door te spelen tot ik zie dat hij niet meer kan. Heerlijk, zo’n wedstrijdje. Als ik merk dat zo’n drummer denkt ‘nee, niet nog een rondje’, ga ik juist door.

Zo’n battle is heel moeilijk, het gaat ook niet altijd goed. Je moet echt helemaal dezelfde swing hebben. Als het lukt is dat zo fijn, dan zweef je allebei. Zelfs met een wildvreemde kun je op zo’n moment een symbiose hebben. Op die manier samen spelen heeft voor mij echt een diepere betekenis. Het is eigenlijk wat je wil dat de mensen op aarde doen.

Het grappige is: deze battle doe ik al jaren, met de beste drummers ter wereld – ik heb het afgekeken van oudere saxofonisten – maar de enige die het volhoudt is Sheila E. Mannen denken al snel: het zal me niet gebeuren. Die geven dan net iets te veel gas en hebben niet door dat ik rustig nog zes minuten doorga. Zij weet precies hoe dit spelletje gaat.

Sheila E. schreef ooit na een optreden op een briefje: ‘De wereld heeft maar half door hoe goed jij bent’. Ze bedoelde niet: Candy is de beste saxofonist ter wereld. Dat zegt ze heus niet, er zijn veel betere saxofonisten. Maar zij zag wat ik daar allemaal sta te doen. Zij doet het zelf ook. Ik ben niet alleen de solist, ik houd die hele band bij elkaar, ik kijk naar het publiek. Dat zij dat schreef betekent veel voor mij. Want echt gezien worden wil iedereen. Dat komt maar een paar keer in je leven voor.”

INTUÏTIE - Ik ben (te) vaak rationeel

“Ik heb het kunstje eigenlijk geleerd van een stel macho’s: mijn vader, Prince, Maceo Parker, Dave Stewart. De laatste twee zijn de bazen die je wilt hebben: ze kunnen je zonder boos te worden precies laten doen wat zij willen. Maar ik neigde ook naar Prince. Iedereen boog als een soort knipmes voor hem. Heerlijk leek me dat. Bij mij werkt dat alleen niet. Ik ben veel te lief, maar als het om de muziek gaat soms juist weer te streng. Ik betaal mijn muzikanten zo goed mogelijk, maar vraag ook wel weer veel van ze. Baas zijn is iets wat je moet leren.

Zelf ben ik ook wel macho ja. Mannelijk. Een soort Hans Dulfer, maar dan met twee staartjes. Het erge is: soms weet ik niet goed meer wie ik nou precies zelf ben. Serieus. Ik ben eigenlijk een heel verlegen meisje, heel vrouwelijk, maar om mezelf staande te houden heb ik altijd zo mijn vader nagedaan dat ik nu ook een stuk Hans ben. Of zat dat al in me?

null Beeld Patrick Post
Beeld Patrick Post

Mannelijk, vrouwelijk, ik weet het langzamerhand niet meer. Ik heb als bandleider onderweg vaak flink moeten zijn, in mijn eentje, met veertien man achter me. Dan moest ik cruciale beslissingen nemen: we doen aardig tegen deze agent, we gaan nu weg of worden we boos? Maar dat verlegen meisje is er ook nog, vooral thuis. Dan zit ik wat op mijn telefoon, wil ik leuke kleertjes en doe ik een uur over mijn make-up. Ik heb nu al zes jaar een vriend, Rafaël – hopelijk forever, hij is goud waard; een ultrabeschaafde man, met het lijf van een ­bodybuilder en tatoeages. Hij kan gelukkig goed omgaan met die rare dualiteit.

Omdat ik altijd zo bezig was om als een man te denken, ben ik lang mijn intuïtie kwijt geweest. Ik deed wat in mijn hoofd goed leek, maar in mijn hart? Ik hoor mijn hart ook helemaal niet goed. Soms denk ik alleen maar rationeel. Vaak bel ik dan mijn beste vriendin, die heel intuïtief is, bijna helderziend. Dan vraag ik: weet jij wat ik voel? Dat helpt.”

VOELEN - Muziek moet troost geven

“Wie funk of jazz probeert te spelen moet beseffen waar die muziek vandaan komt: uit Afrika. In de tijden van de slavernij moest het ritme mensen troost bieden en energie geven om door te gaan. Dat meditatieve, een beat die echt klopt en in eenzelfde cadans doorgaat, is dus meer dan ‘leuk’. Je doet het om de ander te helpen. Wees je daar bewust van als je Afro-Amerikaanse muziek speelt, zeker als wit iemand. Ik trek het niet om met mensen te spelen die dat onbelangrijk vinden. Groove en timing, daar gaat het om.

In Prince ontmoette ik een geestverwant. Hij zei ­precies hetzelfde tegen zijn muzikanten. Hij had een van de beste drummers in de wereld, maar dan hoorde ik hem zeggen: ‘Verdorie John, als jij die eerste maat een beetje inzakt, sta ik gelijk met 1-0 achter’. Hij snapte het. Ook qua energie: je geeft tot je erbij neervalt. Je bent zelf kapot, maar je geeft het publiek nog meer.

In veel andere opzichten waren Prince en ik juist tegenpolen. Ik vind het nog steeds ongelooflijk dat ik met hem heb gewerkt – ik was achttien, negentien toen ik voor het eerst mee mocht spelen. Nog steeds kan ik daar in mezelf om grinniken: ik, Candy uit Amsterdam, die geen noot kan lezen; een eigenwijs, raar, mollig kind dat hem constant op zijn vingers keek.”

RUIKEN - Mijn band ruikt en speelt bijzonder fris

“Ik heb ooit mijn neus gebroken toen ik mijn 40 kilo zware koffer uit een bagagerek achter op de tourbus wilde pakken. Ik was weer eens te macho en wilde het alleen doen. Dat ding viel op mijn neus. Daardoor heb ik nu een slechte neus, één neusgaatje is te klein.

Toch vind ik geur belangrijk. Hygiëne. Ook in een band. Vaak moeten wij na het spelen direct de bus in, dan kun je niet douchen. Lenny Kravitz had een bad in zijn bus, dat hebben wij nooit gehad. Dus ja, verdraagzaamheid, daar komt het allemaal weer op neer: zorgen dat je niet tot last bent van anderen. In de bus poetsen we allemaal keurig onze tandjes, het moet. De band die ik nu heb, ruikt én speelt trouwens bijzonder fris.

Mijn moeder was tot voor kort mijn tourmanager, maar ik vond dat het een keer moest stoppen; Inge is inmiddels 81, Hans 82. Soms gaat ze toch weer even mee. Zoals laatst naar Zwitserland. Dan liggen we in de bus samen in het tweepersoonsbed. Onze band is zo hecht. Ook als we niet bij elkaar zijn, zijn we altijd met elkaar bezig. We bellen, bellen, bellen. En we appen.”

VOELEN (2) - Geef nooit op

Ik maak nooit zomaar een plaat, het komt altijd vanuit een bepaald gevoel, maar mijn nieuwe album We Never Stop is wel echt een hartenkreet. Het moest eruit. Toen we aan het schrijven waren, brak corona uit. En thema’s waar ik in mijn hoofd altijd mee bezig was, waren actueel: de multiculturele samenleving, de positie van mensen die niet wit zijn, lhbti+- kwesties. Dat zit allemaal in dit album.

Door de pandemie zat ik opeens thuis. Een verwarrende tijd. Ik had net een nieuwe band, maar kon de jongens niet eens doorbetalen. Ik probeerde sterk te zijn, maar moest dagelijks ‘we never stop’ tegen mijzelf zeggen. Het was ook een mantra voor mezelf. Want ben ik nog muzikant als ik niet live kan spelen? En kan ik mensen vrolijk maken als ik het zelf niet ben?

null Beeld Patrick Post
Beeld Patrick Post

Toch werd juist toen meer dan ooit voor mij duidelijk dat muziek nodig is. Al zit ik in de shit, ik wil mensen een goed gevoel geven – ‘kom op, we gaan door’. Dat is waarvoor ik op de wereld ben. Natuurlijk, ook ik blijf weleens in dingen hangen, maar al snel denk ik: kom op we gaan verder. Dat optimisme heb ik van Inge, mijn moeder. Doorzetten en doorgaan. Geef nooit op.

Zo ga ik met veel dingen om. Ik kan bijvoorbeeld geen kinderen krijgen. Dat is heftig, want ik wilde altijd een gezinnetje. Ik ben tot het uiterste gegaan met ivf. Toch dacht ik: oké, ik ben nu heel verdrietig, dat voel ik, maar ik wil niet mijn hele leven mislukt vinden door één negatief ding. Dat zou ook niet eerlijk zijn naar mijn ouders. Zij hebben zoveel voor mij gedaan, waardoor ik dit topleven heb.

Mijn ouders waren uiteindelijk ook de reden om ja te zeggen tegen de documentaire. Ik hoefde zelf niet met mijn kop in een film, maar ik vond het wel erg dat zij dat ook nooit wilden. Nu is er toch iets van ze op film vastgelegd. Straks zijn ze er niet meer. Ik moet al huilen als ik daaraan denk. Ik vind het eng nu ze oud worden.

Toen ik onlangs het resultaat van vier jaar filmen zag, moest ik lachen. Ik had in mijn hoofd: het wordt een documentaire, dus dan ga ik op een stoel zitten, zeg ik een paar mooie volzinnen die mijn leven en de wereld samenvatten en vervolgens zeggen mensen: ‘Goh, wat is Candy wijs’. Niet dus. Het is een heel ander soort film, meer een portret. Ik denk niet dat iemand zal zeggen: ‘Candy is dé roerganger van deze eeuw, wat een wijze 53-jarige vrouw’. Helaas. Men ziet het niet in mij. Daar leg ik me maar bij neer. Ik doe het gewoon op mijn ­manier: met muziek.”

Dertien albums

Candy Dulfer (1969, Amsterdam) groeide op in Broek en Waterland, samen met haar vader Hans Dulfer, ook bekend jazz-saxofonist en moeder Inge. Ze woont in Amsterdam-Oost met haar vriend en zijn twee zoons. Eerder was ze getrouwd met voetballer Bela Szenasi.

In 1987 speelde Dulfer met haar toenmalige band in het voorprogramma van Madonna, vanaf 1988 werkte ze samen met Prince. Daarna volgden andere artiesten onder wie Van Morrison, Sheila E. en Maceo Parker. Met Dave Stewart scoorde ze in 1989 de hit Lily was here.

Onlangs verscheen Dulfers dertiende studio-album We Never Stop. Haar debuut Saxuality (1990) werd genomineerd voor een Grammy en verkocht meer dan een miljoen exemplaren wereldwijd.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden