Brussel zoekt landsgevoel weer in opera

Nederlanders op bezoek in Brussel staan soms mijmerend te kijken naar de classicistische gevel van de Muntschouwburg. Hier brak dus de opstand naar buiten, op 25 augustus 1830, een dag na 's konings (Willem I) verjaardag. Het was immers een opera die de Belgische natie als eenheid deed samenballen, 'La muette de Portici', De stomme van Portici.

FRANZ STRAATMAN

In 1828 was dit werk van de Franse componist Daniel Auber op tekst van Eugene Scribe in Parijs voor het eerst vertoond, met doorslaand succes. De inhoud was weliswaar door de censuur van de reactionaire regering van koning Charles X afgezwakt, maar de opstandige sfeer (het verhaal speelt zich af in het koninkrijk Napels in een vissersdorpje) werd toch goed begrepen.

In Brussel werd dit werk verboden, maar toch vertoond; op die 25ste augustus sloeg met het duet 'l'Amour sacree de la patrie' uit de tweede acte de vlam in de pan. Op een pittig marsritme klonk: 'l'Amour sacree de la patrie, rends-nous l'audace et la fierte. A mon pays je dois la vie, il me devra sa liberte'.

De uitbarsting gebeurde niet zo maar; het gistte al jaren onder de (hogere) bevolking uit de zuidelijke provincies van het verenigde koninkrijk. Maar nu ging men de straat op, er waren ineens wapens en er werd een voorlopig besturend comite gevormd. Belgie vond zijn eendracht en landsgevoel dank zij de opera.

Dat theater staat er niet meer: het vatte letterlijk vlam in 1854 en brandde totaal af. In 1855 werd op dezelfde plek een aan de buitenkant tamelijk identiek ogende schouwburg in gebruik genomen. Halverwege de jaren tachtig van onze eeuw werd dat gebouw grondig gerenoveerd en met een etage verhoogd. Dat is het object waar Nederlanders mijmerend tegenop kijken.

Nu, in de jaren negentig, lijkt de Munt weer een rol te gaan spelen in het voortbestaan van Belgie. Het theater is het vaste huis van de Nationale Opera. Huis en gezelschap zijn zo met elkaar verweven, dat men de Nationale Opera kortweg aanduidt als De Munt-La Monnaie, of La Monnaie-De Munt.

Die Nationale Opera behoort tot het geringe aantal culturele instellingen die onder de strikte tweetaligheid van de nationale regering vallen. In 1980 voerde de toen benoemde directeur Gerard Mortier (de eerste Vlaming op die post!) de gewoonte in om per seizoen een van de twee landstalen in het drukwerk voorop te zetten. Omdat altijd het Frans voorop stond, begon Mortier met Nederlands in zijn eerste seizoen. Zijn opvolger, de Waal Bernard Foccroulle, zet dit systeem voort; vorig seizoen De Munt-La Monnaie, komend seizoen La Monnaie-De Munt.

Foccroulle ziet die nationale instellingen als de elementen die het uiteenvallende Belgie toch iets gemeenschappelijks moeten geven. Een amour de patrie, een vaderlandsgevoel, gebaseerd op cultuur dat boven het sociaalpolitiek gekibbel uitrijst.

Die strijdlustige houding van Foccroulle wordt in de hand gewerkt door het feit dat de nog steeds bestaande nationale regering alles schijnt te doen om die culturele instellingen financieel kort te houden. Althans: zo ervaart de Nationale Opera het. Want de minister die de financiele budgetten toekent, wordt voorgesteld als een federalistisch gezinde Waal.

Geld heeft de Nationale Opera juist hard nodig, want Gerard Mortier vertrok met achterlating van grote tekorten. Het moet zijn opvolger Foccroulle moeite hebben gekost greep te krijgen op de organisatie, want het eerste semester vertoonde nog 'zorgwekkende overschrijdingen van het budget', zo meldde hij op de persconferentie bij de presentatie van het seizoen 19931994. De bezuinigingen blijken uit het feit dat enkele opera's in concertvorm worden uitgevoerd, er meer voorstellingen van geensceneerde produkties zijn en het aantal co-produkties met andere instituten toeneemt.

Het financieel beheer is nu onder controle; een lening van 300 miljoen frank moet voor een afdoende sanering zorgen. En daar zit de kneep: de nationale overheid moet die lening garanderen. Op die garantie wacht Foccroulle vol ongeduld.

Ondertussen mobiliseert hij alle krachten om het totale uiteenvallen van Belgie te voorkomen. Hij heeft onder meer een medestander gevonden in toneelmaker Franz Marijnen, die vanaf het komende seizoen artistiek directeur is geworden van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel (eigenlijk een Vlaamse aangelegenheid).

Ook de Vlaamse choreografe Anne Teresa de Keersmaeker presenteert zich 'nationaal' door de verbintenis van haar groep Rosas met De Munt te verstevigen. Terwijl Mortier in zijn dagen de dans (met Maurice Bejart aan de top) opvallend buiten zijn opera-circuit hield, heeft Foccroulle de voorstellingen van Rosas in De Munt nu ook opgenomen in de opera-abonnementen.

Niet voor niets wijdde Foccroulle in zijn perspresentatie flink uit over een produktie in samenwerking met onder meer het Holland Festival: 'The Cave' van Steve Reich en Beryl Korot. 'The Cave' behandelt weliswaar de coexistentie tussen Joden en Moslims, maar het stuk kan volgens Foccroulle in overdrachtelijke zin worden gezien door het Belgische publiek: hoe gaan Vlamingen en Walen met elkaar om.

'The Cave' zal overigens niet in de Muntschouwburg, maar op een alternatieve locatie (het Luna-theater) gaan. Dus een nieuwe nationaal gerichte revolutie zal in De Munt niet losbarsten. Dat huis zal speelplaats zijn voor keurige, ongevaarlijke opera's, want Aubers 'La muette' staat niet op het speelplan. Wel 'Fidelio' van Beethoven (premiere 11 september; acht voorstellingen in concertvorm), 'Carmen' van Bizet (premiere 20 oktober; 17 voorstellingen; een werk waar Mortier zijn neus voor optrok, nu eindelijk toch in de Munt in regie van de Vlaamse regisseur Guy Joosten), 'Manfred' van Schumann, 'Inquest of love' van de hedendaagse Engelse componist Jonathan Harvey, 'Otello' van Giuseppe Verdi (in concertvorm, onder andere uitvoering in Amsterdam op 13 februari 1994, met Charlotte Margiono als Desdemona), 'Otello' van Rossini (geensceneerd, in een droombezetting met Chris Merritt als Otello en Lella Cuberli als Desdemona), 'Peter Grimes' van Britten, en 'La Traviata' van Verdi (een herneming van de schitterende enscenering van het echtpaar Herrmann).

Een belangrijke partner in Foccroulle's artistieke beleid is de Engelse chef-dirigent van Italiaanse afkomst, Antonio Pappano. In no-time heeft deze 34jarige musicus zijn stempel gedrukt op het opera-orkest dat onder zijn leiding een bredere klank in de strijkers laat horen en soepeler musiceert dan onder voorganger Sylvain Cambreling. Pappano staat genoteerd voor 'Carmen', Verdi's 'Otello', 'Peter Grimes' en 'La Traviata'.

Gedetailleerde informatie vindt men in de jaarbrochure, aan te vragen bij de Nationale Opera, Leopoldstraat 4, 1000 Brussel. Men kan namelijk beter binnen de uitstekende voorstellingen bekijken, dan voor het gebouw buiten gaan zitten mijmeren.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden