Brongas / Gas uit eigen tuin
Niet iedereen in Nederland die op aardgas kookt, kookt op Gronings aardgas. In de polders van Noord- en Zuid-Holland koken de laatsten der Mohikanen op gas uit hun eigen grond. Zij hebben hun gasfabriekje in de tuin staan.
Nog twee maanden, dan gaat de boerderij van Arjan en Diana Kranenburg tegen de grond. De snelweg tussen Den Haag en Amsterdam, de A4, moet breder worden en hun bedrijf, in Weteringbrug, ligt in de weg. Met die sloop verdwijnt ook een stukje oude techniek: de eigen 'gaswel' waarop ze koken.
,,Er zit niet veel kracht achter. Als je te snel langs het fornuis loopt waait de vlam al uit. En, aan dit gas zit geen geurtje dus je ruikt het niet als de vlam uitfloept'', zegt Diana Kranenburg. Ze wappert met haar hand bij de brandende pit van het fornuis. En inderdaad, daarvan gaat de pit al half uit.
In de zes jaar dat het echtpaar Kranenburg in de boerderij heeft gewoond, heeft ze altijd gekookt op gas uit eigen bodem. Vaak was er ook nog genoeg gas om er twee kachels op te laten branden. Vaak, maar niet altijd. De hoeveelheid gas die uit de bron komt is niet constant. ,,In dit gas zit ook veel meer condens dan in aard- of butagas. In de winter bevriest de leiding dus soms. Dan kunnen we nog net een beetje macaroni koken, maar meer ook niet. Ik heb er eigenlijk wel vaak op gescholden. Maar toch vind ik het leuk dat ik het nog heb meegemaakt.''
Gas uit eigen tuin aanboren is een verdwijnend stukje techniek, dat hier en daar nog voorkomt in de polders van Noord- en Zuid-Holland. Hoeveel bronnen nu nog in Nederland gebruikt worden is onduidelijk, maar van de Beemster staat vast dat daar in 1950 nog 816 gasbronnen waren, en dat het er nu nog 50 zijn. In heel Noord-Holland, maar dat is alweer een schatting, moeten nu nog 150 gasbronnen actief zijn.
Je moet er even oog voor krijgen om het te herkennen. De winning van 'brongas', zoals de officiële benaming luidt, valt te herkennen aan een zwart geteerde ketel, die meestal in de buurt van een sloot staat: dat is makkelijk voor de afwatering. Het zijn altijd oude ketels, want nieuwe installaties worden al sinds decennia niet meer gebouwd. De brongas-installaties die er nu nog zijn, dateren altijd van vóór de Tweede Wereldoorlog.
Een kilometer of vijftig noordelijker dan Weteringbrug, in de Beemster, is aan brongas onlosmakelijk de naam Lankelma verbonden. Jan Lankelma (1853-1927) begon in 1896 brongas-installaties te verkopen. Hoe dat zo kwam, daar weet zijn achterkleinzoon Gerard nog wel een anekdote over. ,,Het verhaal gaat dat mijn overgrootvader jongetjes bij de sloot zag spelen. Het was natuurlijk altijd al bekend dat er gas in de grond zat. Je had namelijk sloten die nooit bevroren, en sloten waarin het water een beetje borrelde. Jan Lankelma zag eens jongetjes bij de sloot spelen met een leeg blikkie: beetje gas opvangen, vlammetje erbij, plof. Dat schijnt hem op het idee te hebben gebracht dat je dat gas kon gebruiken.''
Het gas van de polders zit niet diep: in het grondwater, direct onder de klei. Dat grondwater bovengronds te krijgen is in een polder nooit moeilijk, want een polder ligt per definitie laag. Een boorpijp van 25 tot 30 meter is vaak al genoeg, hier en daar met een uitschieter van 80 meter. Vervolgens is het de truc om het gas uit het water los te maken. Voor dat probleem vond Jan Lankelma de 'separator' uit. Een soort douchekop, waardoor het aangeboorde grondwater, eenmaal bovengronds, met een klap op een sproeiblad valt. Door die klap maakt het gas zich los van het water. Het ontgaste water kan de sloot in, het gas blijft gevangen in de ketel en kan worden gebruikt om te stoken, te koken, of zelfs: om er motoren op te laten lopen -bijvoorbeeld om daar weer elektrische stroom mee op te wekken. Zo ging dat bij de papierfabriek van Van Gelder, de zaadhandel van Sluis, of bij zuivelfabriek Hollandia.
,,Dat afvalwater heeft een constante temperatuur: dat is altijd tussen de 8 en 11 graden'', zegt Gerard Lankelma. ,,Dat kon je op boerderijen dus gebruiken om bijvoorbeeld melk te koelen.'' Daarom zie je op oude foto's naast de gastank vaak koelbakken staan, waar het ontgaste grondwater doorheen werd geleid voor het in de sloot verdween. Is zo'n gasfabriekje in je achtertuin niet uitgesproken link? Welnee, zegt Gerard Lankelma resoluut. Hooguit is er weleens een reparateur in de boom gevlogen wanneer hij de aansluiting van de slang op de ketel probeerde te solderen. ,,Maar daar zijn nooit dooien bij gevallen.''
,,Mijn moeder ging altijd eerst even achter het huis naar de gastank kijken, voor ze besloot hoeveel brood ze ging bakken'', zegt meneer Roodenburg uit Weteringbrug. ,,Zat er veel gas in en kwam de ketel dus ver uit de grond, dan maakte ze meer deeg.'' Maar voor de zeventiger Roodenburg is de brongastank alweer sinds decennia verleden tijd. Op de grens van Noord- en Zuid-Holland verdwenen de meeste tanks al in de jaren vijftig, toen het aquaduct (waar de A4 onderdoor loopt) werd gebouwd. Of het echt zo zit weet Roodenburg niet zeker, maar volgens hem zorgde dat aquaduct ervoor dat de druk op de bodem afnam. Gevolg: het gas wilde niet meer naar boven komen.
In de Beemster heeft de gestage verdwijning van de brongasinstallaties een andere oorzaak: milieu-eisen. Sinds halverwege de jaren zeventig mag afvalwater niet zouter zijn dan 250 mg per liter (niet zouter dan het IJsselmeer). Wie water loost dat zouter is, moet een zoutheffing betalen. Dat betekende de sluiting van de helft van alle gasbronnen die op dat moment nog in werking waren, omdat die te zout afvalwater produceerden. Op sommige plekken in de Beemster is het grondwater zout, op andere is het zoet.
Met die zoutheffing hadden de brongasgebruikers weinig moeite: daarvan konden ze de redelijkheid nog wel inzien. Een kleine twintig jaar later, in 1992, lag dat in een tweede ronde totaal anders. Toen ontvingen de gasbrongebruikers onverwacht wel zeer onaangename post: een bevel om de installaties op te doeken, uiterlijk op 1 januari 1995. En, even later, een belastingaanslag van het Hoogheemraadschap. De hoogte verschilde per bron en bedroeg soms duizenden guldens. ,,We werden nu ook aangeslagen voor het fosfaatgehalte van ons afvalwater. En niet zo zuinig ook. Jarenlang hadden we gratis gas gestookt, en daar had je misschien duizend gulden voordeel per jaar van. Nu moesten we opeens drie-, vierduizend gulden milieubelasting betalen!'', zegt Mart Timmerman met nauwelijks geluwde woede. Hij is vanaf het eerste uur lid van de inderhaast opgerichte 'Vereniging tot behoud van gasbronnen'. Allemaal samen zouden de particuliere gasbronnen 700000 gulden in het belastinglaatje moeten brengen -jaarlijks.
Een langdurige strijd met het Hoogheemraadschap volgde. Dat baseerde zich op een onderzoek dat het Staring Centrum (een instituut van de Landbouwuniversiteit in Wageningen) in hun opdracht had uitgevoerd, en waar in stond dat 50 procent van alle fosfaat die uit de Beemster weggemalen werd, afkomstig zou zijn van de gasbronnen.
,,Wij hadden een ander, ouder onderzoek gevonden'', zegt Douwe Bartstra, bestuurslid en nu bezig om voor het tienjarig bestaan van de vereniging een kroniek van de strijd te schrijven. ,,Dat dateerde al van 1982, en was niet in opdracht uitgevoerd. In die tijd was het milieu op de universiteiten reuze in de mode, en werd er heel wat onderzoek gedaan zonder dat een of andere belanghebbende daar opdracht toe gaf. Het rapport dat wij vonden kwam van de Universiteit van Amsterdam en heette het Kagerrapport, naar de eerste auteur, een of andere student. Daarin stond iets heel anders: op enige afstand van een gasbron bleek het fosfaatgehalte in de sloten juist lager te zijn dan gemiddeld in de sloten. Dat verklaarden die studenten zo: in het grondwater zit niet alleen fosfaat, maar ook ijzer. Daardoor slaat het fosfaat neer. Eigenlijk hetzelfde proces als in waterzuiveringsinstallaties''.
Het kan best zijn dat er veel fosfaten uit de Beemster worden gemalen, maar die komen niet van de gasbronnen, betoogde de vereniging dus. Het Hoogheemraadschap gaf het Staring Centrum een vervolgopdracht. Nu stelden de Wageningse onderzoekers vast dat, inderdaad, in de buurt van de gasbronnen minder fosfaat in het slootwater zat dan gemiddeld. Dat nieuwe feit kwam weliswaar keurig in een nieuw Staring-rapport te staan, maar de conclusie van dat tweede rapport was dezelfde als van het eerste: gasbronnen zijn vervuilend.
,,De vechters in onze vereniging zijn oude mannen'', licht Bartstra (zelf 69) toe, ,,want jonge mensen hebben geen tijd om zo'n strijd te voeren, en de jonge yuppen die in de Beemster zo'n enig boerderijtje kopen, vinden zo'n eigen gasbron maar eng. Die hebben liever makkelijk gas uit Groningen. Dus, telkens wanneer we onze zaak bij het Hoogheemraadschap moesten bepleiten, zag je een vreemd tafereel. Een stel oude mannen versus veel jongere deskundigen, en ambtenaren. Die allerlei trucs uithaalden. Ofwel ons rapport was opeens 'zoekgeraakt', of de steunbetuigingen van Monumentenzorg en de Bond Heemschut bleken niet meegestuurd met de vergaderstukken. De ambtenarij is een verhaal apart, heb ik in die tijd geleerd. Die kwamen op de proppen met het idee dat Monumentenzorg de gederfde belasting-inkomsten dan maar moest betalen. Of ze stelden voor om de belasting niet te schrappen, maar wel te verlagen: dan hoefden we nog maar 3 ton op te brengen. Of ze keken naar onze leeftijd en verzonnen een bizar compromis: zolang je leefde mocht je de gasbron blijven gebruiken, maar daarna moest-ie toch echt dicht. En, tot die tijd moest je wel elk jaar duizenden guldens betalen. Een uitsterf-constructie.''
Sluiting van de bronnen lost niets op, betoogde de vereniging bovendien. Al zou je alle boorgaten dichtmaken, dan borrelt het fosfaathoudende en gassige grondwater wel op een andere plek naar boven: gas wil nu een keer omhoog. Maar volgens het Hoogheemraadschap, opnieuw op basis van onderzoek van het Staring-instituut, zou de helft wel degelijk onder de grond blijven. Volgens contra-expertise dat de weerspannige vereniging door TNO liet doen, borrelt er dan aanzienlijk meer dan de helft naar boven.
De Beemster brongasoorlog is pas uitgewoed toen het Hoogheemraadschap na de verkiezingen van 1999 een nieuwe ploeg hoogheemraden kreeg. Bartstra: ,,Voor hen was het geen gezichtsverlies om te zeggen: laat gewoon maar zitten. Toen hebben we nog even heen en weer moeten praten of de bewoner toestemming kreeg om brongas te blijven gebruiken, of dat die toestemming aan het perceel is gekoppeld. Dat laatste wilden wij. Daarin hebben we in september 2000 onze zin gekregen.''
Bij Bartstra thuis koken en douchen ze dus nog altijd met het gratis gas uit eigen bodem, en ook branden er een paar lampen op. Per dag komt er een kuub of drie de grond uit, schat Bartstra. ,,Dat moet ik eigenlijk eens laten meten. In elk geval is het niet genoeg om ook nog mee te verwarmen.'' Het funderingsbedrijf van Gerard Lankelma, dat al sinds decennia geen gasbronnen meer aanboort, gaat dat binnenkort toch nog een keertje doen. Pal naast het Beemster museum moet een installatie komen. Dan kunnen ook museumbezoekers zien hoe je een lamp kunt laten branden op gas uit de grond waarop je staat.