Boerkini's en badpakken onder de Jordaanse zon
Dit jaar voor mij geen familiebrunch of eieren zoeken; ik vierde de Paasvakantie onder de Jordaanse zon, niet eens zo ver van waar het oorspronkelijke paasverhaal zich ooit had afgespeeld. Drie dagen rust, dat was het plan.
"Helemaal alleen?", vroeg een Zweedse vrouw mij de eerste dag in het zwembad. "Dat je dat durft, als blondine, in je eentje in een Arabisch land. Die kerels hier zijn vervelend hoor!"
Natuurlijk durfde ik dat, niks engs aan. Ik had immers in mijn eentje in hartje Tunis gewoond, net zo blond als nu. Trok er alleen op uit in de Sahara. Stond tijdens de Egyptische revolutie in dikke traangaswolken op het Tahrirplein. Dus een paar dagen baden in luxe aan de Golf van Aqaba? Wie deed me wat?
Al gauw merkte ik dat de Zweedse niks te veel had gezegd. Nog geen kwartier na mijn eerste duik in het zwembad verschenen de eerste gluurders: een groepje in witte gewaden gehulde mannen met baarden, aan hun accent en klederdracht te oordelen afkomstig uit een van de nabij gelegen Golfstaten. Alsof ik niets in de gaten had schuifelden ze rakelings langs mijn ligbed, handen op de rug, pomtiedomtiedom, terwijl ze hun gulzige blik schaamteloos over mijn lichaam lieten gaan.
Het contrast tussen mijn bikini en de boerkini's van mijn buren was wellicht voor sommige hotelgasten wat te groot. Dan maar in een beschaafd badpak, de volgende dag. Maar zelfs toen kon ik nauwelijks voorkomen dat twee puistige pubers een selfie maakten met mij op de achtergrond. "Zijn jullie helemaal gek geworden?", bulderde ik in mijn beste Arabisch. Ze lieten hun telefoon bijna uit hun handen vallen van de schrik. "Ze spreekt Arabisch man!", hoorde ik één van de jongens zeggen terwijl ze zich met rood hoofd uit de voeten maakten. Alsof dát er iets toe deed.
Op dag drie wist ik weer waarom ik ooit weg was gegaan uit Tunesië: mijn eeuwige haat-liefde verhouding met de Arabische wereld. De taal, de poëzie, de muziek, de architectuur: allemaal even prachtig. Maar dat ik als ongehuwde, ongesluierde, ongelovige vrouw volgens sommigen niet meer ben dan mijn lichaam, dat blijft voor mij als feminist lastig te verkroppen. 's Lands wijs, 's lands eer, uiteraard. Maar er zijn grenzen. Moest ik mijzelf in een chique strandhotel bedekken om die tere mannenzieltjes te sparen, terwijl zij zelf in nietsverhullende zwembroeken rondliepen? Niks ervan. In dat toneelstuk speelde ik niet meer mee.
Ik zag twee vrouwen enkele meters achter hun man aansjouwen, zij van top tot teen gehuld in zware zwarte stof, hij met blote bast. En maar gluren, vanachter die dure zonnebril.
"Ach, kijk haar nou toch. Ligt ze daar alweer helemaal alleen, het schaapje tussen de wolven. Je zou bijna medelijden met haar krijgen." "Tja, ze vraagt er natuurlijk wel om, in zo'n ordinair badpak. Schaamteloos! Alsof ze een stuk vlees is. Heeft zeker aandacht nodig." "Nou, het werkt. Moet je die mannen zien!"
Het duurde even voor ik doorhad dat de twee gesluierde dames het over mij hadden. Bijna op hetzelfde moment hadden zij door dat ik hen had verstaan. En toen moesten we alle drie heel hard lachen.
undefined