Boekrecensie 'De stamhouder' van Alexander Münninghoff

MONICA SOETING

Hoe zat het ook alweer? De eerste generatie bouwt een bedrijf op, de tweede breidt het uit en de derde breekt het af? Zo had het bij de familie van journalist en biograaf Alexander Münninghoff kunnen gaan. Maar in zijn geval zorgde de tweede generatie al voor de afbraak van het zakenimperium dat de eerste had opgezet. Bovendien had dat niets te maken met een oude ondernemerswijsheid, maar met de verwikkelingen van de Tweede Wereldoorlog.

In zijn boek 'De stamhouder' vertelt Münninghoff de geschiedenis van zijn grootouders, zijn ouders en zichzelf als erfgenaam van een kapitaal dat hij nooit zou bezitten. Vijftien jaar had hij nodig om alles op te schrijven, vertelde hij onlangs in een interview, en wie het boek leest, zal zich daarover niet verbazen. Want in 'De stamhouder' draait het om ingewikkelde familiebanden, intriges en heel veel geheimen. Voeg daar de chaos uit de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw aan toe en je hebt niet alleen een verhaal over een geteisterde familie, maar ook over de ongelooflijke complexiteit van de Tweede Wereldoorlog.

Hoe vertel je zo'n buitenissig familieverhaal zonder je lezers - en jezelf - in verwarring te brengen? Münninghoff begint zijn vertelling met een pakkende jeugdherinnering. "Mijn eerste aanraking met de geheimen die mijn leven zouden gaan beheersen", schrijft hij, "was de vondst die ik op een verloren namiddag op de zolder van ons huis in Voorburg deed. Achter een paar hermetisch gesloten kisten ontdekte ik in de klerenkast, verscholen achter een dikke haag van zwaar naar mottenballen ruikende uitgehangen winterjassen, nog een kist die - achteraf wonderlijk genoeg - open bleek te kunnen. Er lag, naast wat hemden, broeken en prullaria, een helm in."

Het was 1948, en Münninghoff was vier. Hij zette de helm op en wandelde naar de herenkamer van zijn grootvader.

Even ontstond er paniek onder de daar verzamelde familieleden en vrienden. Want de helm was geen gewone helm, maar een SS-helm, en hoorde niet aan een vreemde, maar aan oudste zoon Frans, Alexanders vader, wiens SS-verleden koste wat het kost geheim moest blijven.

Grootvader nam onmiddellijk het heft in handen. Hij zette de kleine Alexander op zijn schoot en beval Frans de helm te laten verdwijnen. Die liep weliswaar met de helm de kamer uit, maar borg hem meteen weer keurig op. Alsof er niets gebeurd was zette het gezelschap zich vervolgens aan een spelletje canasta - 'het bridge der katholieken' zoals Münninghoff het noemt.

De beslissing om met deze herinnering zijn verhaal te beginnen is een gouden greep van Münninghoff. Het voorval staat niet alleen symbool voor de vele geheimen die zijn familie erop nahield, maar geeft ook meteen de karakters en de posities van de verschillende familieleden weer. Die van de schrijver zelf in de eerste plaats - een klein kind, dat toevallig op een familiegeheim stuit en zijn familieleden daarmee confronteert.

Zijn grootvader laat hij reageren als de potentaat die hij was, en Frans doet hij in diens rol van opstandige en stiekeme zoon schieten. Maar de anekdote laat ook zien wat het voor Münninghoff zo moeilijk maakte om de geheimen van zijn familie openbaar te maken: zijn gehechtheid aan een grootvader die weliswaar liefhebbend en gul met zijn oudste kleinzoon omging, maar die zijn eigen kinderen tiranniseerde en gewetenloos handel dreef, ook met de nazi's.

En hoewel grootvader Münninghoff het verzet hielp, hield hij na de oorlog met hulp van bevriende rooms-katholieke politici zijn zoon, de oud SS'er, uit de gevangenis. Als de familie-eer maar overeind bleef! Nog meer moeite moet het Münninghoff hebben gekost over zijn vader te vertellen die, zoals de zoon het uitdrukt, 'zelfzuchtig en kwaadaardig' was, na de oorlog de ene zwendel na de andere opzette en de erfenis van zijn zoon opsoupeerde.

In de eerste twee delen van zijn boek probeert Münninghoff dan ook zoveel mogelijk afstand te nemen van zijn familieleden door zich op hun geschiedenis te concentreren. Op licht ironische wijze verhaalt hij hoe zijn grootvader in 1916 vanuit Nederland naar Riga trok, trouwde met een Russische van adellijke komaf, daar een handelsimperium opzette en in 1939 met zijn gezin naar Nederland vluchtte.

Op dezelfde wijze vertelt hij hoe zijn vader bij de SS ging en in 1944 zijn mooie, maar passieve Duits-Deens-Russische vriendin Wera in Posen trouwde, waar hijzelf werd geboren.

De moeilijkste aspecten van het verhaal, zoals zijn loyaliteitsconflicten, verpakt Münninghoff heel ingenieus in fictieve dialogen en gedachtengangen. Zo laat hij het aan zijn moeder over om te vertellen dat we zijn SS-vader niet als een nazi mogen beschouwen.

"Dat is iets waar de mensen hier in Nederland toch nooit begrip voor zullen hebben", laat hij haar zeggen. "Ze zullen je vader een nazi gaan noemen, maar dat was hij niet. Hij was een soldaat die wilde vechten om alles wat de familie aan de bolsjewieken was kwijtgeraakt weer terug te krijgen."

Münninghoffs eigen geschiedenis beslaat het derde en laatste deel van dit familieverhaal. Hier vertelt hij hoe zijn moeder in de jaren vijftig door zijn vader werd verstoten, en hoe zijn vader dankzij de bemoeienis van grootvader Münninghoff het zorgrecht voor zijn zoon kreeg. Wera vluchtte daarop met Alexander naar Duitsland. Niet dat het hielp: grootvader Münninghoff liet zijn kleinzoon - de stamhouder immers - simpelweg ontvoeren.

Achttien jaar lang ontbrak elk contact tussen Wera en haar zoon, en toen Alexander haar bij toeval weer zag, bleek ze met een weerzinwekkende man in een achterbuurt van Würzburg te wonen. In dit deel ontbreekt alle ironie en wordt het verhaal zelfs een beetje brokkelig - het ietwat gladde, journalistieke elan waarmee Münninghoff in de eerste twee delen de geschiedenis van zijn familie vertelt, maakt hier plaats voor een emotionelere toon.

En gelukkig maar. Want zo lukt het Münninghoff niet alleen het algemene met het persoonlijke te verbinden, maar laat hij ook zien dat oorlog niet draait om zwart, wit, grijs of welke kleur dan ook, maar om winstbejag en de honger naar macht, en dat de gruwelijke gevolgen daarvan nog minstens tot in de derde generatie doorwerken.

Alexander Münninghoff: De stamhouder.

Prometheus / Bert Bakker; 330 blz. euro 19,95

Als Alexander (4) de kamer inkomt met een SS-helm op, is de consternatie groot. Het begin van een verbijsterende familiegeschiedenis.

In de maalstroom van het verleden

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden