Bloemaert maakte geen school

Het Utrechtse Centraal Museum probeert de zeventiende-eeuwse schilder Abraham Bloemaert op gelijke hoogte met Rembrandt en Vermeer te plaatsen. Dat is te hoog gegrepen.

FRANK KOOLS

Bezoekers van de eerste overzichtsexpositie ooit van de schilder Abraham Bloemaert (1566-1651) in het Utrechtse Centraal Museum wordt direct bij het begin via een groot bord verteld: "Deze tentoonstelling zal naar verwachting het bestaande beeld over de Gouden Eeuw bijstellen."

Voortaan denken mensen bij de allergrootste Hollandse meesters niet meer alleen aan Rembrandt, Hals en Vermeer, meldt het museum elders. Door de expositie 'zal de naam Bloemaert aan dit rijtje worden toegevoegd'. Werkelijk? Een gang langs Bloemaerts werken in de Stallen van het museum rechtvaardigt zulke ronkende zinnen niet.

De samenstellers lijken ze zelf ook niet te geloven. Want ze hebben de expositie 'Het Bloemaert-effect' gedoopt. Ze geven daarmee aan dat het belang van de in Gorinchem geboren kunstenaar niet zozeer in zijn eigen oeuvre zit, maar vooral in zijn rol als leermeester en stichter van de Utrechtse Schilderschool. Die bracht grootheden voort als Hendrick ter Brugghen, Gerard van Honthorst en Jan van Bijlert, die stuk voor stuk in Bloemaerts atelier in de Domstad de kunst kwamen afkijken.

Het leraarschap was voor Bloemaert een roeping. Als jonge kunstenaar had hij meerdere leermeesters en mocht hij ook in Parijs studeren, maar al zijn docenten zouden er met de pet naar hebben gegooid. Zodat Bloemaert het, verklaarde hijzelf later, 'met weynigh oft gheen onderwijs moest stellen'. Als reactie werd hij een gedreven, genereus docent die zeventig tot honderd volleerde kunstenaars heeft afgeleverd.

Bovendien ligt op een tafel in de eerste zaal van de expositie een exemplaar van 'Het Tekenboek', een tot in de negentiende eeuw gebruikt boek bij tekenlessen. Bloemaert zelf gaf nog de aanzet tot dat werk, dat na zijn dood is uitgegeven door zijn zoons. Het Tekenboek bevat 140 kopergravures van bustes, dieren, naakten en lichaamsdelen, die studenten als voorbeelden gebruikten. Als leermeester en maker van dat voorbeeldenboek heeft Bloemaert beslist invloed gehad op de Gouden Eeuw en daarna.

Maar hoe diepgaand? Rembrandt had zo'n greep op zijn leerlingen, dat velen van hen zijn stijl precies navolgden en er een Rembrandt School ontstond. Maar een Bloemaert School of Bloemaert-stijl bestaat niet. Ook naar imitaties van Bloemaert is het zoeken. Terwijl de Utrechter toch drommen leerlingen om zich heen verzamelde. Zijn leerlingen zijn na hun opleiding allemaal een eigen weg ingeslagen.

Dat kan er mee te maken hebben dat Bloemaert leerlingen adviseerde om na hun opleiding in Utrecht naar Rome te reizen en zich daar te verdiepen in de nieuwste trends. De stijl van menig schilder is door zo'n Rome-reis ingrijpend veranderd. Of wilde Bloemaert als docent juist dat zijn leerlingen hun eigen stijl vonden en wilde hij geen stempel op hen drukken?

Het kan allemaal waar zijn, maar de expositie maakt ook duidelijk dat er geen Bloemaert-stijl bestond, waarmee school viel te maken. In het begin van zijn carrière was hij een maniërist. Dat betekent dat hij menselijke figuren onnatuurlijk verlengde en verdraaide om hun elegantie te vergroten. Later waagt hij zich aan het spel van licht en donker in caravaggistisch werk, werkte vervolgens meer classicistisch en draaide zijn hand ook niet om voor realistische studies.

Ook qua onderwerp was Bloemaert van vele markten thuis. Als overtuigd katholiek maakte hij talloze altaarstukken, zoals het imposante, vier meter hoge 'De Aanbidding van de Drie Koningen' dat Utrecht van een museum in Grenoble mag lenen. Er zijn mythologische werken, landschappen, een vanitas en genrestukken, zoals 'Allegorie van de Winter' uit het Louvre in Parijs. Op dat schilderij warmt een oude man zich aan een vuurpot, terwijl hij tegen een kastanje blaast die hij met een tang uit het vuur heeft gehaald.

Bloemaert had succes met zijn eigen werk. Hij had kerkelijke opdrachtgevers uit binnen- en buitenland en werkte voor vorstelijke hoven, zoals dat van de Heilig Roomse Keizer Rudolf II en dat van de Oranjes. Zijn oeuvre verdient het in zijn breedte en veelzijdigheid getoond te worden, maar een argeloze bezoeker zou gemakkelijk kunnen denken dat de expositie werk bevat van meerdere kunstenaars.

Bloemaerts succesvolste werk, 'De fluitspeler' uit 1621, hangt aan het begin van de expositie. Daarin laat de schilder een niet zichtbare kaars een spel van licht en donker spelen op de figuur van een jongeman die is verkleed als stadsmuzikant. Daarmee volgt Bloemaert de stijl van de Italiaan Caravaggio na, de meester van dramatische contrasten van licht en schaduw. Die stijl moet Bloemaert geleerd hebben van oud-leerlingen zoals Hendrik ter Brugghen, die in Rome Caravaggio's werk hadden gezien.

Het zegt veel over Bloemaert dat hij als 55-jarige succesvolle meester zich niet te groot voelde om les te nemen bij oud-studenten en om hun stijl na te volgen. Tegelijkertijd bewijst De Fluitspeler dat Bloemaert lang niet zo'n voortrekker was als Rembrandt.

De tentoonstelling 'Het Bloemaert-effect. Kleur en compositie in de Gouden Eeuw' is t/m 5 februari te zien in het Centraal Museum in Utrecht. Meer info: www.centraalmuseum.nl

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden