Blijven we aardappels poten, of gaan we ze zaaien?
Iets nieuws bedenken kan iedereen. Er een succesvolle innovatie van maken, dat is pas moeilijk. Zeker als dat een verantwoorde innovatie moet zijn, zoals op het gebied van de aardappelteelt.
We hebben fantastische aardappels, voedzaam en smakelijk. Maar het heeft eeuwen gekost om Solanum tuberosum, want zo heet de plant, op dit niveau te krijgen. Eindeloos kruisen van verschillende varianten heeft uiteindelijk de rassen opgeleverd die nu bij de groenteboer liggen en op ons bord. Die veredeling kan veel sneller, niet door te grijpen naar genetische modificatie, maar door zuivere ouderlijnen tot voortplanting te brengen. Dat kan de huidige aardappel nog beter maken en enorm helpen in de strijd tegen aardappelziekten.
Het klassieke kruisen van soorten levert bij de aardappel een gigantische verscheidenheid aan nakomelingen op, omdat de aardappel genetisch ingewikkeld in elkaar steekt. Terwijl het bij de mens en in het dierenrijk normaal is dat de dragers van erfelijke eigenschappen in tweevoud aanwezig zijn, heeft de aardappel al zijn chromosomen in viervoud. Als je twee soorten gaat kruisen kan een eigenschap van tweemaal vier = acht chromosomen afkomstig zijn. En de verscheidenheid op die chromosomen is vele malen groter dan, bijvoorbeeld, de genetische verschillen tussen mens en chimpansee. Voor je gewenste eigenschappen in een aardappelras hebt, ben je vele jaren bezig.
Dat kan veel sneller met zogenoemde hybride veredeling. Daarbij maak je eerst ouderlijnen die iedere genetische eigenschap in slechts één variant hebben, ze zijn homozygoot. Die hybride veredeling heeft in de afgelopen halve eeuw al voor spectaculaire verbeteringen gezorgd in rijst en maïs, de nummers 1 en 2 op de menukaart van de wereldbevolking. Aardappel is nummer 3 op de ranglijst van voedingsgewassen voor de mens. Hybride veredeling van aardappel is vaak geprobeerd, en vaak mislukt. Tot nu. De jonge onderneming Solynta, in Wageningen, is erin geslaagd uit homozygote aardappellijnen hybride varianten te maken.
Pim Lindhout, onderzoeksdirecteur van Solynta, schetst hoeveel voeten dat in de aarde heeft gehad: "We hebben, niet via genetische modificatie maar met klassieke technieken, een aardappel gekweekt die niet vier maar slechts twee chromosomen heeft. Dat is genetisch al een stuk simpeler. Via inteelt kun je daarmee een homozygote lijn maken, in principe. Maar probleem is dat die aardappel met maar twee chromosomen zichzelf niet kan bevruchten. Dat hebben we opgelost door een genetische eigenschap in te kruisen die zelfbevruchting en dus inteelt mogelijk maakt."
Tekst loopt door onder de afbeelding
Aardappelveredeling
Nu heeft inteelt de naam zwakke nakomelingen op te leveren. En dat bleek bij de aardappel ook het geval. Solynta is daarom jaren bezig geweest om met een afwisseling van klassiek kruisen en inteelt, een aardappel te krijgen die genetisch eenvoudiger was én ook na inteelt sterk genoeg om op het veld te staan.
Daarmee was de beoogde versnelling van de aardappelveredeling bereikt. De Wageningse onderneming kon enkele maanden geleden laten zien dat langs deze weg aardappel resistent gemaakt kan worden tegen Phytophtera, een gevreesde aardappelziekte. Er is nog een ander voordeel: de methode van Solynta levert aardappelzaad op. Nu begint de aardappelproductie met pootaardappelen, die het resultaat zijn van een vegetatieve vermeerdering van de ouderplant, oftewel de aanmaak van nieuwe knollen onder de grond. De productie van hybride lijnen levert bij Solynta geen pootaardappelen op, maar zaad. Dat scheelt een stuk in gewicht en kosten van transport.
Prachtig. Waar wachten we nog op? Solynta wordt door de ministerie van economische zaken al jaren op het schild gehesen als nationaal icoon van innovatie. Maar het bedrijf heeft nog geen product op de markt. Wanneer gaan we aardappels zaaien in plaats van poten?
Onderzoek
Dat is een van de vragen in een onderzoeksproject (van de universiteiten van Groningen, Wageningen en Utrecht en het Rathenau Instituut) naar de toekomst van deze innovatie in aardappelland. Dat project is onderdeel van het onderzoeksprogramma: Maatschappelijk Verantwoord Innoveren (zie kader). Achterliggend idee is dat niet een nieuwe vinding op de markt wordt gegooid, maar dat maatschappelijke partijen worden betrokken in ontwerp en ontwikkeling. En in de aardappelsector zijn dat er nogal wat. Tussen de onderneming die de technologie ontwikkelde en de consument die de nieuwe aardappel wellicht op zijn bord zal krijgen, zit de kweker van pootaardappelen, de akkerbouwer, de aardappelhandel en de supermarkt, en dan zijn er ook nog grote aardappelverwerkers zoals patatmakers en zetmeelproducenten, inspectiediensten, overheden, milieuorganisaties, et cetera et cetera.
Verschillende betrokkenen met verschillende belangen. En wat de hybride aardappel met hen zal doen, is niet altijd duidelijk. In het onderzoeksproject zijn die betrokkenen ondervraagd over de toekomst die ze zien, voor deze technologische vernieuwing en voor hun eigen rol in het veld. Want hun kijk op de toekomst bepaalt hun handelen in het heden, zegt Koen Beumer, die in Groningen aan dit project begon en die nu verbonden is aan de Universiteit Utrecht.
Tekst loopt door onder de afbeelding
Om één kwestie te noemen: zaad maakt je afhankelijk van de zaadhandelaar. Dat heeft bij rijst en maïs enorme strijd gegeven, want het maakt nogal uit of op dat zaad een patent rust dat in handen van een multinational, of dat de rechten op het zaad vrij zijn. Het lot van de aardappel is nu vooral in handen van de pootgoedsector die groot en sterk is. De pootgoedbedrijven keken aanvankelijk met veel argwaan naar het aardappelzaad dat uit de hybride veredeling zou komen. Maar inmiddels zien ze ook kansen in de nieuwe technologie.
Het onderzoek naar dit innovatietraject is voor Solynta heel belangrijk, zegt Lindhout: "We hebben zelf het initiatief genomen voor dit project. Dit is een technologie die veel kan veranderen, niet alleen in Nederland, maar ook in ontwikkelingslanden. Aardappel is het derde voedingsgewas ter wereld. En de opbrengst zal verder verhoogd moeten worden, want er sterven nog altijd 30.000 mensen per dag van de honger."
Dat verander je niet door een nieuwe veredelingstechnologie over de schutting te gooien, zegt Lindhout: "Kijk naar de pulsvisserij. Dat is misschien best een goede technologie, maar hij is zo slecht gelanceerd dat alle kansen worden vergooid. Een disruptieve technologie vraagt om zorgvuldige afweging en goede communicatie met alle betrokkenen. Wij werden in het begin weggekeken door pootgoedbedrijven. Maar nu zijn ook grote bedrijven in die sector bezig met deze technologie en hebben we een wachtlijst van mensen die met ons willen samenwerken. Dat is goed; we zijn niet meer alleen."
En wat verwacht Lindhout, zullen we over twintig jaar geen aardappels meer poten, maar aardappels zaaien?
"Ik denk dat over twintig jaar bijna alle aardappels uit zaad zullen komen. Maar dat zaad zal niet in alle gevallen direct de akker in gaan. Je kunt zaad prima combineren met de productie van pootgoed. Dat is in Nederland een goed georganiseerde sector. En je kunt ook met die combinatie de verbetering van aardappelrassen enorm versnellen."
Maatschappelijk Verantwoord Innoveren
Het programma Maatschappelijk Verantwoord Innoveren (MVI) werd tien jaar geleden gestart door onderzoeksfinancier NWO, in samenwerking met zes departementen variërend van Defensie tot Volksgezondheid. Er is in die tien jaar 26 miljoen euro geïnvesteerd in 62 projecten, waarvan iets minder dan de helft nog loopt. Deelnemers aan het programma kwamen vorige week bijeen in Utrecht om ervaringen uit te wisselen.
Het gaat in de MVI-projecten vaak over energie, bijvoorbeeld een verantwoorde toekomst voor de gaswinning in Nederland, windenergie op zee, kleinschalige, lokale energieopwekking. Andere projecten gaan over veiligheid, bijvoorbeeld een verantwoord gebruik van drones voor oorlogvoering en gebruik van camera's voor controle op het uitgaansleven. Gezondheid is een belangrijke poot, met onderzoek naar palliatieve zorg aan huis via tablet of smartphone, en naar veilige medicijnen. En er zijn projecten voor land- en tuinbouw, zoals de aardappelveredeling, die in het verhaal hiernaast aan de orde komt.
Allemaal maatschappelijke kwesties, niet zozeer brandende vragen in de wetenschap zelf. Dat is tekenend voor de overheidsfinanciering van wetenschappelijk onderzoek: een steeds groter deel van de overheidsmiddelen gaat naar onderzoek naar de grote maatschappelijke uitdagingen, zoals duurzame energie, klimaat en gezondheid en voeding. Daarbij komt de eis dat de wetenschap samenwerkt met private partners, doorgaans bedrijven. Het levert de wetenschappers geregeld wantrouwen op, ze worden er snel van verdacht commerciële belangen te dienen, vertelden deelnemers aan het congres in Utrecht. Maar die publiek-private samenwerking is een vereiste: een universitair onderzoeker krijgt in MVI geen subsidie als hij geen private partner aan boord heeft. Reden is dat belangrijke maatschappelijke kwesties niet kunnen worden opgelost zónder samenwerking tussen academische onderzoekers en bedrijven. Je kunt op de universiteit wel een toekomst voor de gaswinning schetsen, maar die komt zonder de Nam niet van de tekentafel.
De publiek-private samenwerking is regel geworden in tal van onderzoeksprogramma's die door de overheid worden gefinancierd. Wat daar in MVI bij komt zijn de belanghebbenden, van individuele burgers tot maatschappelijke organisaties. Die zijn vertegenwoordigd in het zogenaamde valorisatiepanel dat ieder MVI-project moet hebben.
Achterliggende gedachte is dat maatschappelijk verantwoorde innovatie alleen gerealiseerd kan worden als betrokken maatschappelijke partijen worden meegenomen bij opzet, uitvoering en implementatie van het onderzoek. De wetenschappers die vorige week in Utrecht hun ervaringen uitwisselden, waren positief daarover; de valorisatiepanels zijn een toegevoegde waarde voor de onderzoeksprojecten. Wel is het zaak, constateerden ze, dat de maatschappelijke organisaties voldoende gewicht krijgen, En dat gaat niet vanzelf, want ze praten wel mee maar betálen niet mee. Betalen doen de projectpartners, universiteiten en bedrijven, en die betalende partners leggen al gauw meer gewicht in de schaal.
Lees ook: De grootste vijand van de aardappelboer wordt eindelijk verslagen