Column
Besturen liefst zonder burgers
Ik vind het leuk om in de provincie Utrecht te wonen. Allerlei boeken heb ik gelezen over de stadjes in de provincie en over de geschiedenis van de regio. Ik heb genoten van de wandelingen en de fietstochten die ik er heb gemaakt. Ik mocht zelfs een keer actief meedenken over de wijze waarop de provinciale overheid meer verbinding zou kunnen leggen met de eigen bevolking.
Maar in 2015 zal ik, door een dictaat van de regering, niet meer wonen in de provincie Utrecht, zelfs als ik niet verhuis uit Amersfoort. Ik zal in een superprovincie wonen, zonder geschiedenis en met een overheid die nog verder op afstand staat. En dit alles gebeurt zonder door de overheid geconsulteerd te zijn, zonder steun of draagvlak bij de bevolking. Hoewel de meerderheid van de bevolking in de provincie tegen deze plannen is, moeten we deze bestuurlijke vernieuwing gewoon maar slikken.
Dit plan van het huidige kabinet om Noord-Holland, Utrecht en Flevoland tot één grote provincie te maken, laat een aantal onaantrekkelijke kanten van het Nederlandse politieke bestel zien. In de eerste plaats is dit een voortzetting van de sterke neiging in de Nederlandse geschiedenis om gewone burgers geen zeggenschap te geven in de politiek en het bestuur. Het Rijk geeft en het Rijk neemt.
Je zou wellicht hebben verwacht dat de houding van de rijksoverheid veranderd was door de democratiseringsbeweging van de twintigste eeuw, maar dat is niet echt het geval. Daar is de overheid snel op teruggekomen. Haar korte ervaring met democratisering was ook niet positief. In de jaren negentig stemde 90 procent van de bevolking van Rotterdam tegen de plannen van Bram Peper om een stadsprovincie te vormen. Ook het referendum over de Europese Grondwet was in 2005 een gevoelige nederlaag voor de overheid. De les die de overheid lijkt te hebben geleerd, is dat het beter is om de mening van de bevolking niet te vragen als je haar politieke of bestuurlijke structuren grondig wilt herinrichten.
Nederlandse gemeenten geven iets meer ruimte voor inbreng en initiatieven van de eigen bevolking, maar dat is niet het geval bij de rijksoverheid. Dat zie je ook bij andere plannen. Gemeenten moeten fuseren, ze hebben geen recht op zelfstandig bestaan als ze minder dan 100.000 inwoners hebben. Het aantal burgemeesters, wethouders en gemeenteraadsleden moet verminderen. Maar de parlementsleden blijven buiten schot. In al deze bestuurlijke hervormingen krijgt de bevolking geen zeggenschap.
Dit brengt mij bij de tweede onaantrekkelijke kant van het Nederlandse politieke leven: de grote waarde die wordt gehecht aan bestuurlijke hervorming. Allerlei politieke problemen zouden opgelost kunnen worden als je top-down hervormingen doordrukt. Sturing van boven zou per definitie leiden tot meer efficiency en betere resultaten. Deze mentaliteit is op de opniesite Joop.nl trefzeker verwoord door Han van der Horst, in zijn artikel 'Plasterk schept een bestuurlijk gedrocht'. In deze bestuursmentaliteit is 'de maatschappij als een machine met knoppen waaraan je kunt draaien. Dan levert die machine in de opgegeven hoeveelheid tijd het vastgestelde aantal producten af. In die visie past niet een bestuur dat zich dicht bij de burgers bevindt.'
Natuurlijk kunnen er redenen zijn waarom bestuurlijke hervormingen een goed idee zijn. Misschien zijn er te veel ambtenaren, zoals het kabinet beweert. Misschien leidt een grotere schaal tot meer efficiency. Maar deze mogelijke voordelen zijn niet vanzelfsprekend en moeten wel met de bevolking worden besproken.
Volgende maand gaat Steven Spielbergs film over Abraham Lincoln in Nederland in première. Een van Lincolns bekendste uitspraken was zijn definitie van de democratie als 'van het volk, door het volk en voor het volk'. Misschien moeten Plasterk en Rutte die film samen bekijken.