Bergschoenen, palmen en espresso
Wie de afslag Lugano of Locarno neemt, ontdekt een wereld waar bergschoenen en Vuittons het prima met elkaar kunnen vinden. In de herfst is het er op z'n mooist.
De vroegste zondagochtendwandelaars hebben hun rondje er al op zitten. Vanaf het terras van Albergo del Batello kijken ze uit over het kalme Lago di Lugano. Aan de overkant ligt de heuvel Collina d'Oro met het dorpje Montagnola, waar de Duitse schrijver, schilder en Nobelprijswinnaar Hermann Hesse meer dan veertig jaar woonde. Hij had een en ander van de wereld gezien maar, zo schreef hij, nergens woonde hij zo mooi als in Ticino.
Wij noorderlingen kennen Zwitserlands zuidelijke kanton vooral van de snelweg tussen Gotthardtunnel en grensplaats Chiasso. We racen er in een dik uur door, want Italië wacht. Té zonde. Helemaal voor Italië-adepten is Ticino een must: het klimaat is mediterraan, de taal Italiaans en de espresso smaakt er als in Rome.
De band met de rest van Zwitserland was lang losjes. Het kanton sloot zich pas in 1848 bij de Confederatie aan en de ontoegankelijke Alpen nodigden niet uit tot frequent contact. Al is Lugano met zijn meer dan honderd banken de derde belangrijkste financiële stad van het land en ademt alles er Zwitserse proper- en degelijkheid, de flair is en blijft die van de zuiderburen. Maar dan met meer geld. In Lugano's Via Nassa, één huizenrij verwijderd van het Lago di Lugano, wordt de toon gezet door Prada, Bulgari en Louis Vuitton. De vrouwen die twintig kilometer verderop in zilvergrijze convertibles over de boulevard van Ascona rijden zijn té blond. Op de hellingen rond dit dorp aan het Lago Maggiore heeft heel Duits-Zwitserland dat nooit meer hoeft te werken zich verzameld. De villa's gaan vergezeld van zwembaden, tennisbanen en flink overbemeten tuinen met palmen, olijven en soms een bananenboom. En dat úitzicht! Als twee groene vlekken liggen in de diepte de Isole di Brissago, twee eilandjes waar de Russische barones Antoinette Saint-Léger een exotische tuin componeerde die bedoeld was als aards paradijs. Ik kan me vergissen, maar ik geloof niet dat ze er ver naast zat.
Een rondje Caslano, te beginnen bij Albergo del Batello, is de favoriete zondagwandeling van veel inwoners van Lugano en omgeving. Het kost een uurtje om de berg aan het eind van een schiereiland te ronden, de wandeling is vrijwel vlak, de uitzichten op meer en bergen zijn elke zondag weer mooi. En na afloop wacht het terras onder de platanen. Ik zie het ommetje als kleine appetizer voor mijn verdere verkenning van de streek. Het blijkt nog niet makkelijk om te kiezen. Werkelijk overal lonken gele wandelwegwijzers: ze zetten je op het spoor van een vlak loopje pal langs het water, van een pittiger wandeling in de bergen of een meerdaagse tocht, nog verder, nog hoger.
Met 195 meter boven zeeniveau is Locarno 's lands laagste stad. Eerst maar wat hoogte winnen. Met het tandradbaantje naar Orselina gaat het rap omhoog. In Orselina volgt de kabelbaan (strak, veel glas, ontworpen door ster-architect Mario Botta) naar de 1340 meter hoge top van de Cardada. Daar wacht een stoeltjeslift om me nog eens 300 meter hoger te brengen. Maar die laat ik graag aan de mannen die enorme zakken met zich meezeulen. In een klein uurtje loop ik naar een andere wereld, naar de top van de Cimetta. Om daar dezelfde mannen tegen te komen, nu hangend aan paragliders. Als ik me sta te verwonderen over het 360 graden-zicht op Lago Maggiore en Alpentoppen, wijst een man in serieuze wandeloutfit me op de Brissago-eilanden én op een spits in het westen. "Wist u dat u hier het laagste én het hoogste punt van Zwitserland ziet? Die top is de Dufourspitze bij Zermatt, meer dan 4600 meter hoog." Walter Hehli uit het noordoostelijke Sankt Gallen wandelt vaker in Ticino. En het liefst in de herfst. Hij draait zich om. "Hebt u de kerk van Botta gezien?" Op de Tamaro, die boven de laagvlakte tussen Locarno en Lugano uittorent, liet de architect in de jaren negentig, als ik mijn wandelgenoot mag geloven, een wondertje van moderne architectuur bouwen. "Dat doen ze vaker hier in het zuiden, kerken boven op de berg zetten. Dan zijn ze dichter bij God hè?" In ruim drie uur tijd daal ik, honderden kastanjes voor me uit schoppend, weer af naar het aardse bestaan van Locarno.
Een van de attracties op mijn wandeling van de volgende dag is ook een bergkerk. De oudste delen van de San Bernardo boven Monte Carasso staan er sinds de 11de eeuw, kenners van religieuze kunst jubelen over de 15de-eeuwse fresco's. Maar sinds dit voorjaar wordt San Bernardo overklast door een ander succesnummer. The talk of the town of, zoals ze hier zeggen la favola della città, is de gloednieuwe Tibetaanse brug over het rivierdal van de Sementina: 270 meter lang, 130 meter boven het diepste punt van het dal. Én wiebelig, merk ik. In opdracht van de gemeente turft Augusta Monteiro de wandelaars die gebruikmaken van de nieuwe wandelmogelijkheden dankzij de brug. Tussen eind mei en half oktober telde ze er 50.000. Met een "U wilt de fresco's toch wel zien?" lokt ze me het kerkje binnen om vervolgens bijna een half uur, van enthousiasme over haar woorden struikelend, de ouderdom en symboliek van alle muurschilderingen uit de doeken te doen. Tollend van alle informatie loop ik het kerkje uit, naar de idylle Curzutt: een handvol grijsgranieten huizen en kastanjes op de alpenweide. Paadjes tussen keienmuren voeren verder, de bergen in.
Paradiso heet de plaats waar ik, weer een dag later, het tandradbaantje naar de San Salvatore neem. Vanaf de top (912 m) voeren vele paden over de Collina d'Oro naar Morcote, dat zich op het niveau van het meer tegen de heuvels heeft genesteld. De Gouden Heuvel met het Montagnola van Hesse doet zijn naam nog geen eer aan. Diep in oktober is hier nog maar een enkel groepje bomen goudgeel. Maar misplaatst is de naam van de heuvel niet. Steeds als het bospad de top van de heuvelrug bereikt en de bomen wijken, ontvouwt zich een droomdecor. De verre, witte Alpentoppen glinsteren, passagiersboten trekken lange V-vormen in het intense blauw van het meer. Noem dit maar eens níet een gouden plekje. Hesse wist het als geen ander toen hij schreef: 'Nie habe ich so schön gewohnt wie im Tessin'.
undefined
Utrecht-Lugano
De afstand Utrecht-Lugano bedraagt 960 km.
In Montagnola (aan de voet van Lugano's huisberg San Salvatore) is in het vroegere woonhuis van Hesse het kleine maar fijne Museo Hermann Hesse. Zijn schrijfmachine staat nog voor het raam onder de platanen, aan de muren hangt een selectie van de duizenden kleurrijke Ticinese landschappen die hij schilderde. www.hessemontagnola.ch
Algemene informatie: www.ticino.ch www.myswitzerland.com
undefined