Beloon de uitblinkers

Het oude Athene daagde zijn burgers steeds uit om de beste te zijn. Dat verdient navolging, vindt Denker des Vaderlands Hans Achterhuis.

HANS ACHTERHUIS

Iets van de geest van Athene en Florence heb ik altijd in mijn onderwijs geprobeerd uit te dragen. Die schat aan literatuur, schilder- en beeldhouwkunst, architectuur en filosofie kwam in een korte bloeiperiode tot stand. Hoe konden in deze kleine stadstaten de drie klassieke tragediedichters, een beeldhouwer als Phidias, de wijsgeren Socrates en Plato, de veelzijdige genieën van Leonardo da Vinci en Michelangelo en een politieke denker als Machiavelli zich manifesteren?

De filosofe Hannah Arendt verklaart dit in de geschiedenis unieke fenomeen vanuit 'de agonale mentaliteit', de geest van wedijver, die de burgers van beide republieken bezielde. Het gaat om 'een hartstochtelijke aandrift om te laten zien wie men was, om zich te meten met anderen'. 'De ongelooflijke vlucht die de ontwikkeling van talent en genie in Athene nam' had alles te maken met de organisatie van de polis, de stadstaat. Deze daagde haar burgers voortdurend uit om de beste te zijn, om elkaar in een vreedzame competitie te overtreffen.

Ik was altijd teleurgesteld als studenten er de kantjes van afliepen door tevreden te zijn met een magere voldoende. Hoe heerlijk was het om toch af en toe studenten tegen te komen die er niet voor terugschrokken om uit te blinken, die ervan genoten om hun prestaties en interesses te tonen. Tegelijkertijd besefte ik steeds bitter dat dit laatste bij ons niet in hoog aanzien staat. Doe maar gewoon, steek je hoofd niet boven het maaiveld uit.

Het ideaal van het klassieke Athene en het Florence van de Renaissance kun je als een meritocratie omschrijven. De uitblinkers komen bovendrijven.

Zij oogsten bewondering, krijgen macht, prestige en gezag. Juist omdat ik dit ideaal van de meritocratie omhels, intrigeert het mij mateloos dat Evelien Tonkens en Tsjalling Swierstra, twee collega's met wie ik mij in veel opzichten verwant voel, een ware kruistocht tegen de meritocratie aan het voeren zijn; men leze hun bijdrage op pagina 18 en 19.

Hoe ik er ook mijn best voor doe, het grootste deel van hun kritiek begrijp ik niet. Sterker nog, ik betreur het, omdat het kan leiden tot een geest van nivellering, middelmaat en gemakzucht. Dat kan toch nooit hun bedoeling zijn, lijkt me.

Ik heb drie bezwaren tegen hun ideeën. In de eerste plaats wordt niet duidelijk in hoeverre de meritocratie in Nederland gerealiseerd is. Ze richten zich tegen het schrikbeeld van een toekomst, waarin de utopie van de meritocratische concurrentie verstard is in een dystopie van de besten die de grote meerderheid van mensen die het niet gehaald hebben, onderdrukken. Zover is het volgens mij nog lang niet en ik denk dat het ook nooit zover zal komen. Voorlopig lijkt het mij nog steeds van groot belang om een samenleving na te streven waarin iedereen een gelijke kans krijgt om talenten te ontwikkelen.

Daar zijn we nog mijlenver van verwijderd. Trouw van 17 december kopt op de voorpagina: 'Acteurs tonen discriminatie aan'. Het Sociaal en Cultureel Planbureau stuurde twintig acteurs van verschillende afkomst naar uitzendbureaus met exact hetzelfde cv. Uitkomst: uitzendbureaus negeren vooral Turkse, Surinaamse en Antilliaanse werkzoekenden. En wie de top-200 van invloedrijkste Nederlanders, die de Volkskrant onlangs weer publiceerde, bekijkt, ziet dat die nog steeds uit een old boys' network van blanke mannen bestaat. Het lijkt me sterk dat vrouwen en allochtonen allemaal in een eerlijke meritocratische competitie zouden zijn afgevallen. Ze hebben eenvoudigweg geen gelijke kansen gekregen en er is juist meer in plaats van minder meritocratie nodig om hun die wel te geven.

Mijn tweede bezwaar is dat critici van de meritocratie deze vaak gelijkstellen aan de huidige neoliberale context waarin deze zich presenteert. Een mooi voorbeeld hiervan zien we bij de Gentse psycholoog Paul Verhaeghe, die in zijn boek 'Identiteit' (zie Letter&Geest, 8 december) de meritocratische ratrace in bedrijven en organisaties fel bekritiseert.

Een interviewer vroeg hem naar de goede kanten van de meritocratie. Onomwonden gaf Verhaeghe toe dat hij er zelf een product van was. "Ik ben opgegroeid in een arbeidersgezin, maar mijn afkomst heeft mij niet verhinderd een loopbaan uit te bouwen aan de universiteit." Het probleem is volgens Verhaeghe 'de koppeling met het neoliberale model dat overal een op het randje af dodelijke competitie installeert'.

Dat laatste klopt. Niet de meritocratie is verwerpelijk, maar de beperkte economische context waarbinnen zij gepropageerd wordt. Het verzet zou zich daarom niet tegen de meritocratie moeten richten, maar tegen de ideologie die haar tegenwoordig kleurt.

Mijn derde bezwaar ligt in het verlengde van het tweede. In de economische context van een moderne marktsamenleving verschraalt de meritocratie, doordat zij grotendeels in geld wordt uitgedrukt. Wie het meeste verdient, is kennelijk de beste. Dat leidt inderdaad tot een soms onmenselijke concurrentieslag waarin de losers het aan zichzelf zouden moeten verwijten als ze niet meer verdienen. Als alleen de economie kan uitdrukken wie de besten zijn, leidt dat onvermijdelijk tot sterke afgunst en diepe frustratie.

Ik wil het niet te mooi maken door te suggereren dat dergelijke emoties in Athene of Florence niet bestonden. Maar belangrijker waren hier de gevoelens van bewondering voor en trots over grootse prestaties. Beide steden waren de belangrijkste handels- en financiële centra uit hun tijd, maar dat betekende allerminst dat elke uitzonderlijke prestatie van burgers in geld moest worden vertaald.

Onze neiging om dit wel te doen, leidt tot wanhopige pogingen om elke inspanning (ook in de zorg waar dit nauwelijks passend is) te meten en een score te geven. Dit uitdijende complex van weten en meten heeft weinig met de meritocratie te maken.

Om mij maar even te beperken tot mijn vroegere werk, de universitaire rankings waarin elke publicatie netjes met punten wordt gewogen en beloond, verschilt hemelsbreed van de uitzonderlijke reputatie die grote geleerden traditioneel hadden.

Zijn deze universitaire ranglijsten nu een uiting van meritocratie? Integendeel. Een echte meritocratie leeft in de verhalen over uitzonderlijke prestaties die maatschappelijke erkenning uitdrukken; een samenleving die bang is voor de uitblinkers, kiest juist voor een meetlat die elke prestatie normaliseert en het uitzonderlijke buitensluit.

Tegendenkers
Je wordt slimmer als je mensen ontmoet die het niet met je eens zijn. Daarom gaat Denker des Vaderlands Hans Achterhuis in een reeks gesprekken in debat met Tegendenkers. Het debat waarvan de lezingen hier staan afgedrukt, vond vorige week plaats in Utrecht en ging over meritocratie.

Het volgende debat is op 21 januari, om 20 uur in de aula van het Academiegebouw, Domplein, Utrecht: Als de dood voor de dood / Een goede dood, met dr. Ton Vink en prof. dr. Hans Achterhuis.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden