Belgische hegemonie fnuikend voor het veldrijden
Er moet ergens in een Vlaams boerendorp een loods staan, gevuld met blikken jonge veldrijders. Het reservoir talent is onuitputtelijk. Belgen heersen op alle fronten. Met name in het voorprogramma van de mondiale titelstrijd voor de profs nam de hegemonie van de zuiderburen griezelige vormen aan.
Zaterdag mocht Bart Wellens zijn regenboogtrui bij de neo-amateurs behouden, sinds gisterochtend is Bart Aernouts 's werelds beste junior. Statistisch gezien kwam dat laatste wapenfeit zomaar uit de lucht vallen. Aernouts' voorganger was in 1987 Marc Janssens. Bij de neo's dulden de Vlamingen daarentegen al vier jaar geen tegenspraak. Vóór Wellens was Sven Nijs twee seizoenen de grootste belofte, met telkens de huidige ongekroonde koning als runner-up.
Wellens stapt binnenkort over naar de beroepsrenners. Andere landen koesteren echter nauwelijks illusies in het gat te kunnen duiken dat de onoverwinnelijke crosser uit Vorselaar openlaat. Achter Wellens eindigde Tom Vannoppen als tweede en Davy Commeyne als derde. Zelfs in een kleine sport als veldrijden is een één-dimensionaal podium geen alledaags gegeven. De Belgen moesten er 29 jaar op wachten. In 1971 werd de huidige bondscoach Eric de Vlaeminck bij de profs geflankeerd door twee landgenoten. Daarna kwam het één keer voor (in 1976 met drie Zwitsers), daarvoor vier maal.
Zo beschouwd ziet de toekomst van het veldrijden er slecht uit. Een sport geniet internationaal amper aanzien wanneer de vedetten ook buiten de koers dezelfde taal spreken. In het land van de kampioenen schrijdt de ontwikkeling voort, terwijl de chronische verliezers op steeds minder steun van bonden en sponsors kunnen rekenen. Zwitserland, ooit een bakermat van het cyclocross, is door geldgebrek volgend seizoen niet in staat een wereldbekerwedstrijd te organiseren. Italië en Tsjechië teren al decennia, zo lijkt het, op een gedreven enkeling (Pantani, Simunek).
In Nederland wordt het rijtje toppers na het afscheid van Adri van der Poel (20 februari in Hoogerheide) gehalveerd. De veteraan voelt zich meer Belg en Fransman dan Nederlander, maar is als crosser wel bereid de oranjeleeuw te laten brullen. Aanwas van betekenis diende zich tijdens de tweedaagse in Sint-Michielsgestel niet aan.
In landen waar het crossen nóg minder leeft, slorpt het olympisch erkende mountainbike steeds meer beoefenaars op. Het in de strijd gooien van moderniseringsmechanismes ten spijt, blijft het in veldrijden ploeteren en aanmodderen, waar mountainbike een MTV-achtige allure uitstraalt.
In die zin is zelfs Eric de Vlaeminck niet gerust op de toekomst op lange termijn. Junior Aernouts verdeelt zijn aandacht tussen veldrijden en mountainbike. Tot voor kort was dat in België vloeken in de kerk. De bondscoach constateert dat de jeugd niet bereid is onvoorwaardelijk in het crossen te investeren. Trainingsstages krijgt hij niet meer volgeboekt, omdat de talenten door hun overladen programma geen tijd meer hebben voor scholing.
Meedeinend op de golven van de euforie etaleert De Vlaeminck toch ook enig relativerend vermogen. ,,Het kan geen kwaad om temidden van alle successen nederig te blijven. Ik herinner me dat we vijf jaar geleden ook huilend langs de weg stonden, maar dan op een andere manier.'' Van de zevenvoudig wereldkampioen kan uiteraard moeilijk worden verwacht dat hij zijn pupillen niet opzweept tot grootse prestaties. ,,We moeten over de tegenstanders heen blijven walsen. Zoveel mogelijk als kan. Maar ik erken ook dat de toekomst er niet zonnig uitziet. Zolang het geen olympische discipline wordt, blijft het een heel klein wereldje.''
De duizenden supporters van Wellens en Nijs zal het een zorg zijn. De twee Belgen maken, naar het zich laat uitzien, de komende jaren internationaal de dienst uit; met wereldkampioen Groenendaal steeds meer in een outsidersrol. In Wellens, die deze winter al een wereldbekerwedstrijd bij de senioren won, krijgt het elitewereldje er in ieder geval een spraakmakende aanwinst bij. Iemand met een heel eigen wil, mediageniek (,,in de laatste ronde denk ik altijd: Met welke leuke uitspraken zal ik nu eens de krant halen?'') en dankzij zijn zakelijk ingestelde (Nederlandse) schoonvader een keihard onderhandelaar.
Het grote Mapei en het kleinere Palmans hengelden vergeefs naar zijn diensten. De laatste zou hem, volgens Wellens althans, hebben voorgesteld één-derde van het contract wit uit te betalen en de rest zwart. Daarop kwam schoonpapa met pittige aanvullende eisen. Het verhaal gaat dat er nu een sponsor is opgestaan om een ploeg rond de nieuwe vedette te formeren. De persoon in kwestie haalt de schouders op: ,,Als ge zelf niets weet, kunt ge onmogelijk Uw mond voorbij praten.''
Hoelang blijft het veldrijden nog leuk, ook in België? Hoog oplaaiende rivaliteit tussen Nijs en Wellens zou de beste oplossing zijn. Maar volgens een Vlaamse collega zit dat er niet in: ,,Daarvoor zijn het te goede vrienden.''