BELASTINGEN EN PREMIES IN 2002
Formeel verandert er weinig op het gebied van belastingen en premies op 1 januari. Zeker voor wie de spaarzame wijzigingen, zoals de introductie van de 'toetrederskorting' voor nieuwe werknemers, afzet tegen het compleet nieuwe belastingstelsel dat vorig jaar werd ingevoerd.
Maar in de praktijk zal de belastingbetaler vooral in 2002 met dat nieuwe stelsel worden geconfronteerd, via de eindafrekening over 2001. Dan pas worden de consequenties van nieuwigheidjes als de 'vermogensrendementsheffing' echt duidelijk. En voor het eerst vindt die eindafrekening voor iedereen plaats in euro's.
WETTELIJK MINIMUMLOON
Vanaf 23 jaar geldt in Nederland het minimumloon voor volwassen werknemers. Volgend jaar stijgt het bedrag met 2,22 procent:
Minimumloon:
per maand per week per dag
a 1206,60 a 278,40 a 55,68
Het minimumjeugdloon is een percentage van het minimumloon voor volwassenen. Per 1 januari gelden de volgende bedragen:
Leeftijd percentage per maand per week per dag
22 jaar 85% a 1025,60 a 236,70 a 47,34
21 jaar 72.5% a 874,80 a 201,90 a 40,38
20 jaar 61.5% a 742,10 a 171,30 a 34,26
19 jaar 52.5% a 633,50 a 146,20 a 29,24
18 jaar 45.5% a 549,00 a 126,70 a 25,34
17 jaar 39.5% a 476,60 a 110,00 a 22,00
16 jaar 34.5% a 416,30 a 96,10 a 19,22
15 jaar 30% a 362,00 a 83,50 a 16,70
BIJSTANDSUITKERINGEN
Door de jaarlijkse koppeling aan het wettelijk minimumloon gaan ook de bijstandsuitkeringen per 1 januari omhoog. Volgens de berekening van het ministerie van sociale zaken stijgt de netto-uitkering van gehuwden of ongehuwd samenwonenden met a 32,15 per maand. De bijstandswet kent drie normbedragen. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van de leefomstandigheden. Gehuwden en ongehuwd samenwonenden hebben recht op een uitkering die gelijk is aan het netto-minimumloon (dat is een uitkering van honderd procent). Voor alleenstaande ouders is de norm zeventig procent van het minimumloon en voor alleenstaanden vijftig procent. Kan een alleenstaande aantonen dat de huisvestingskosten redelijkerwijs niet met een ander gedeeld kunnen worden, dan komt daar een toeslag op van twintig procent van het minimumloon. Sommige bijstandsgerechtigden krijgen een deel van hun inkomen van de Belastingdienst, de zogeheten voorlopige teruggaaf van de belasting. Voor datzelfde bedrag gaat de uitkering van de gemeente omlaag. De teruggaaf moet zelf bij de belastingdienst worden aangevraagd.
Normbedragen voor mensen van 21 jaar tot 65 jaar:
vakantie-
per maand uitkering totaal
Gehuwden of
ongehuwd samenwonenden a 1047,02 a 52,79 a 1099,81
Alleenstaande ouders a 732,92 a 36,95 a 769,87
Alleenstaanden a 523,51 a 26,40 a 549,91
Maximale toeslag voor mensen van 21 jaar tot 65 jaar:
vakantie-
per maand uitkering totaal
Alleenstaande ouders
en alleenstaanden a 209,40 a 10,56 a 219,96
Voor jongeren (jonger dan 21 jaar) geldt dat de bijstandsuitkering niet is afgeleid van het netto-minimumloon, maar van de kinderbijslag:
vakantie-
per maand uitkering totaal
(Echt)paren,
beiden jonger dan 21 jaar a 361,84 a 18,24 a 380,08
(Echt)paren, waarvan
een jonger dan 21 jaar a 704,43 a 35,52 a 739,95
Hebben dezelfde jongeren kinderen, dan gelden hogere bedragen:
vakantie-
per maand uitkering totaal
(Echt)paren,
beiden jonger dan 21 jaar a 571,24 a 28,80 a 600,04
(Echt)paren, waarvan
een jonger dan 21 jaar a 913,83 a 46,08 a 959,91
Alleenstaande ouders a 390,32 a 19,68 a 410,00
EIGEN VERMOGEN
In de bijstand geldt een zogenoemde vermogenstoets: het gespaarde geld dient te worden aangesproken, voordat er recht op een uitkering ontstaat. Daarbij geldt echter wel weer een vrijstelling. Het vrij te laten vermogen is voor gezinnen e9640 en voor alleenstaanden e4820. Heeft iemand een eigen huis, dan geldt nog eens een extra vrijstelling van e6807 plus de helft van het meerdere boven die e6807. De totale vermogensvrijlating is begrensd tot e36.867,00 voor gezinnen en tot a32.047,00 voor alleenstaanden.
AOW
Net als de bijstand is de AOW-uitkering gerelateerd aan het minimumloon. Het netto AOW-inkomen stijgt met netto e40 als gevolg van de koppeling van het minimumloon aan de gemiddelde loonstijging voor partners die beiden alleen een AOW-uitkering hebben. De totale netto uitkering voor een echtpaar komt daarmee op ruim a 1.095 (exclusief vakantietoeslag) per maand. Iedere partner ontvangt vijftig procent van dit bedrag. Alleenstaande AOW'ers gaan er ruim a 26 netto op vooruit. Bij deze bedragen is uiteraard geen rekening gehouden met de wijze van ziektekostenverzekering of een eventueel aanvullend pensioen. De AOW is een geïndividualiseerde uitkering: iedereen ouder dan 65 jaar krijgt sowieso vijftig procent van het minimumloon. Echtparen of samenwonende partners, die allebei recht op een AOW hebben, ontvangen daardoor honderd procent van het netto-minimumloon. Alleenstaanden krijgen op hun basisuitkering van vijftig procent een toeslag van twintig procent. Ook een AOW'er met een jongere partner die nog geen AOW ontvangt, krijgt die toeslag afhankelijk van het inkomen van die partner. De onderstaande bedragen zijn bruto.
vakantie-uitkering
per maand (per maand)
Gehuwden a 598,07 a 31,04
Gehuwden met maximale toeslag
(partner jonger dan 65 jaar) a1196,14 a 62,08
Maximale toeslag a 598,07
Ongehuwden a 869,24 a 43,45
Ongehuwd met kind tot 18 jaar a 1077,54 a 55,87
Netto AOW-uitkering voor gehuwden (twee maal vijftig procent, beiden verzekerd via het ziekenfonds per maand)
1-7-2001 1-1-2002 verschil
per maand a 527,51 a 547,81 a 20,30
vakantietoeslag a 26,01 a 26,56 a 0,55
Totaal a 553,52 a 574,37 a 20,85
Voor een echtpaar zijn de bedragen twee maal zo hoog.
Netto AOW voor alleenstaanden
1-7-2001 1-1-2002 verschil
per maand a 751,30 a 778,11 a 26,81
vakantietoeslag a 36,41 a 37,18 a 0,77
Totaal a 787,71 a 815, a 27,58
ANW
De uitkering voor weduwen en weduwnaars op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) is maximaal zeventig procent van het minimumloon. Nabestaanden die kinderen onder de 18 jaar hebben, krijgen een toeslag van twintig procent van het netto minimumloon. De ANW is inkomensafhankelijk. Een andere uitkering wordt volledig van de ANW afgetrokken. Van inkomen uit arbeid blijft een deel buiten beschouwing.
Bruto Bruto vakantie-
uitkering uitkering
per maand per maand
Nabestaandenuitkering a 932,38 a 54,95
Halfwezenuitkering a 213,23 a 15,69
Wezenuitkering tot 10 jaar a 298,36 a 17,58
Wezenuitkering van 10 tot 16 jaar a 447,54 a 26,38
Wezenuitkering van 16 tot 21/27 jaar a 596,72 a 35,17
KINDERBIJSLAG
De kinderbijslagbedragen wordt elk half jaar aangepast aan de prijsstijging. Het basisbedrag per kind is per 1 januari a 241,25 per kwartaal. Wel moet nog steeds rekening worden gehouden met de bezuinigingsmaatregelen op de kinderbijslag van het vorige kabinet, waardoor de uitkering voor kinderen die op of na 1 januari 1995 alleen nog afhankelijk is gemaakt van de leeftijd van het kind. Wel is er een overgangsregeling voor kinderen die tussen 2 oktober 1994 en 1 januari 1995 zijn geboren.
Vanaf 1 januari 2002 gelden in de kinderbijslag de volgende bedragen per kind per kwartaal.
Kinderen geboren vóór 1 januari 1995 die na 1 oktober 1994
6 of 12 jaar zijn geworden:
6 t/m 11 jaar 12 t/m 17 jaar
Gezinnen met:
1 kind a 205,06 a 241,25
2 kinderen a 231,63 a 272,51
3 kinderen a 240,49 a 282,93
4 kinderen a 259,96 a 305,84
5 kinderen a 271,64 a 319,58
6 kinderen a 279,43 a 328,74
Kinderen geboren op of na 1 januari 1995:
0-6 jaar a 168,88
6-12 jaar a 205,06
12-18 jaar a 241,25
Deze bedragen blijven gelijk, ongeacht de gezinsgrootte.
WAZ/WAJONG
De inkomenspositie van jonggehandicapten (WAJONG) en arbeidsongeschikte zelfstandigen (WAZ) gaat omhoog. Ook de grondslagen voor WAZ/WAJONG-gerechtigden beneden de 23 jaar, die worden afgeleid van de minimumjeugdlonen, worden op die datum aangepast. Als de grondslagen lager uitvallen dan de hieronder genoemde bedragen, dan volgt alsnog een stijging van 2,22 procent.
Per 1 januari 2002 zijn deze grondslagen
(exclusief vakantietoeslag) per dag:
vanaf 23 jaar ten hoogste a 55,48
22 jaar ten hoogste a 47,15
21 jaar ten hoogste a 40,22
20 jaar ten hoogste a 34,12
19 jaar ten hoogste a 29,13
18 jaar ten hoogste a 25,24
SOCIALE PREMIES
In de hoogte van de premies voor de verschillende sociale zekerheidswetten verandert per 1 januari niet al te veel. Door de daling van de werkloosheid in Nederland gaat de WW-premie omlaag. De WAO-premie wijzigt iets. Doordat het kabinet werkgevers elk jaar meer in de eigen portemonnee wil laten voelen wat het effect is van het uitstoten van werknemers naar de WAO, is er een gemiddelde rekenpremie van 2,11 procent. Een werkgever die een goed preventiebeleid voert, merkt dat door een lagere WAO-premie.
Sociale premies per 1 januari:
werkgever werknemer totaal
AOW - a 17,90 a 17,90
Anw - a 1,25 a 1,25
AWBZ - a 10,25 a 10,25
WAO-basis (1) a 5,85 a 0,00 a 5,85
WAO-rekenpremie (1) a 2,11 a 0,00 a 2,11
WAZ (2) a 8,80 a 0,00 a 8,80
Wachtgeldverzekering (3) a 0,85 a 0,00 a 0,85
Werkl.heidsverzekering (4) a 3,60 a 4,95 a 8,55
ZFW (5) a 6,25 a 1,70 a 7,95
1) Geen franchise.
2) Met een franchise van a 13.160,- per jaar.
3) Gemiddelde voor bedrijven op basis van de Macro Economische Verkenning 2002; voor uitkeringsgerechtigden 0,72%.
4) Marginale premiepercentage Awf vanaf franchise van a 55,- per dag
5) De loongrens bedraagt a 30.700,- voor mensen jonger dan 65 jaar en a 19.550,- voor 65-plussers. Verder is een nominale premie ZFW verschuldigd. De hoogte hiervan wordt door de ziekenfondsen zelfstandig vastgesteld. De gemiddelde nominale rekenpremie ZFW bedraagt a 155,40 per jaar per volwassene. Voor meeverzekerde kinderen is geen premie verschuldigd. De premie ZFW over AOW-uitkeringen bedraagt 7,95% en over aanvullend pensioen 5,95%.
INKOMSTENBELASTING
De tarieven in box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning)
Tariefpercentage Totaal Totaal
toe te passen inkomens- oplopende
op de belastbare som schijven heffing
32,35 procent over eerste a 15.331 a 15.331 a 4.959
37,85 procent over volgende a 12.516 a 27.847 a 9.696
42 procent over volgende a 19.898 a 47.745 a 18.053
52 procent over rest
Over de eerste twee inkomensschijven wordt belasting en premie volksverzekeringen (AOW, ANW en AWBZ) gecombineerd geheven. In de eerste schijf gaat het om 2,95 procent belasting en 29,4 procent premies volksverzekeringen. In de tweede schijf is de verhouding respectievelijk 8,20 en 29,40 procent. Voor 65-plussers geldt er in de eerste schijf een tarief van 14,45 procent (2,95 procent belasting en 11,5 procent) en in de tweede schijf een tarief van 19,7 procent (8,20 procent belasting en 11,5 procent premie).
Het tarief in box 2 De belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang bedraagt 25 procent.
Het tarief in box 3 De belasting op het belastbare inkomen uit sparen en beleggen bedraagt 30 procent over een fictief rendement van 4 procent. Effectief is de belasting dus 1,2 procent. Bij deze vermogensrendementsheffing geldt een vrijstelling van a18.146 voor iedere belastingplichtige. Onder voorwaarden kan dit bedrag worden overgedragen aan de partner.
HEFFINGSKORTINGEN
Bedragen heffingskortingen
Personen jonger Personen
Heffingskorting 2002 dan 65 jaar vanaf 65 jaar
Algemene heffingskorting a 1.647 a 737
Arbeidskorting (maximaal)
- tot 57 jaar a 949
- 57, 58 of 59 jaar a 1.119
- 60 of 61 jaar a 1.289
- 62 jaar of ouder a 1.460 a 654
Kinderkorting a 40 a 19
Aanvullende kinderkorting
- inkomen lager dan a 25.704 a 428 a 193
- verhoging bij drie of meer kinderen a 30 a 14
- inkomen lager dan a 28.096 a 341 a 154
Combinatiekorting a 190 a 86
Alleenstaande-ouderkorting a 1.301 a 582
Aanvullende alleenstaande
ouderkorting (maximaal) a 1.301 a 582
Jonggehandicaptenkorting a 500
Ouderenkorting a 289
Aanvullende ouderenkorting a 256
Toetrederskorting
- 1e jaar a 1.361
- 2e jaar en 3e jaar a 454
Korting maatschappelijke beleggingen 1,3% 1,3%
Algemene heffingskorting Iedere belastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting. Partners krijgen die ieder zelfstandig. Zij kunnen deze korting niet overdragen aan hun partner. Als één van de partners geen of weinig inkomsten heeft en dus zijn eigen heffingskorting niet (helemaal) gebruikt, kan hij onder bepaalde voorwaarden (een deel van) het bedrag rechtstreeks uitbetaald krijgen door de Belastingdienst. Weinig inkomen betekent hier: het totaalbedrag van salaris, uitkering of pensioen is lager dan ongeveer a 5.100 en er is geen ander inkomen. Voorwaarde voor uitkering is dat de partner van belastingplichtige voldoende inkomen heeft en voldoende belasting betaalt.
Arbeidskorting Een belastingplichtige heeft recht op arbeidskorting als hij één van de volgende soorten inkomsten heeft: loon of salaris, winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. Het moet gaan om inkomsten uit tegenwoordige arbeid. De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van het gezamenlijk bedrag van de hiervoor bedoelde inkomsten uit tegenwoordige arbeid (de arbeidskortingsgrondslag). Nieuw is dat voor ouderen vanaf 57 jaar een hogere arbeidskorting geldt. Deze wijziging gaat in per 1 april 2002.
Kinderkorting Een belastingplichtige heeft recht op kinderkorting als aan de onderstaande voorwaarden wordt voldaan: Er behoort in 2002 meer dan zes maanden een kind tot het huishouden van de belastingplichtige en dit kind is op 1 januari 2002 jonger dan 16 jaar. De leeftijdsgrens van het kind wordt met ingang van 1 juli 2002 verhoogd van 16 naar 18 jaar. Dit kind is tijdens die periode op het woonadres van belastingplichtige of dat van zijn partner ingeschreven en wordt door één van beide in belangrijke mate onderhouden. Bovendien mag het gezamenlijke inkomen van de belastingplichtige en zijn partner niet hoger zijn dan a 56.191.
Aanvullende kinderkorting Een belastingplichtige heeft recht op een aanvullende kinderkorting van a 341 als aan de voorwaarden voor de kinderkorting is voldaan en het gezamenlijke inkomen van hem en zijn partner niet hoger is dan a 28.096. Per 1 juli 2002 wordt bij een gezamenlijk verzamelinkomen dat niet hoger is dan a 25.704 de aanvullende kinderkorting verhoogd tot a 428. Daarnaast wordt deze aanvullende kinderkorting nog extra verhoogd met a 30 als er in het huishouden drie of meer kinderen zijn.
Combinatiekorting Een belastingplichtige heeft recht op de combinatiekorting als hij betaald werk heeft waarvoor hij meer dan a 4.060 ontvangt, of als hij in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek voor ondernemers. Er moet bovendien meer dan zes maanden een kind tot zijn huishouding behoren dat nog geen 12 jaar is. Als beide ouders aan de voorwaarde hebben voldaan, hebben ze allebei recht op deze korting.
Alleenstaande-ouderkorting Een belastingplichtige heeft recht op de alleenstaande-ouderkorting als hij meer dan zes maanden geen partner heeft en een huishouding voert met een kind dat hij in belangrijke mate onderhoudt en dat op hetzelfde adres woont. De kinderen moeten op 1 januari jonger zijn dan 27 jaar.
Aanvullende alleenstaande-ouderkorting Een belastingplichtige heeft recht op de aanvullende alleenstaande-ouderkorting als hij recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting, tegenwoordige arbeid verricht en er gedurende meer dan zes maanden een kind tot zijn huishouden behoort dat op 1 januari jonger is dan 12 jaar. De hoogte van de aanvullende korting bedraagt 4,3% van de inkomsten uit werkzaamheden buiten de huishouding, maar maximaal a 1.301.
Jonggehandicaptenkorting De jonggehandicaptenkorting geldt voor de belastingplichtige die een uitkering heeft op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), tenzij voor hem de ouderenkorting geldt.
Ouderenkorting Een belastingplichtige heeft recht op de ouderenkorting als hij op 31 december 2002 65 jaar of ouder is en een verzamelinkomen heeft van nietmeer dan a 28.563.
Aanvullende ouderenkorting Een belastingplichtige heeft recht op de aanvullende ouderenkorting als hij recht heeft op de ouderenkorting als ook een AOW-uitkering voor alleenstaanden.
Toetrederskorting Als men een uitkering (zoals bijstand of WAO, WAZ en Wajong) heeft of gesubsidieerd werk verricht en men niet-gesubsidieerd werk gaat verrichten, heeft men vanaf 2002 recht op een toetrederskorting van a 2.269. Dat bedrag wordt uitgekeerd verspreid over drie jaren (a 1.361 in het eerste jaar en a 454 in het tweede en derde jaar). Daarvoor moet worden voldaan aan de eis dat tenminste een half jaar aaneengesloten tegen op zijn minst het wettelijk minimumloon is gewerkt. En er moet in de periode daarvoor minimaal 12 van de laatste 18 maanden een bijstandsuitkering, een uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid zijn ontvangen of gesubsidieerd werk zijn verricht. Bovendien moet de uitkering zijn gestopt vanaf het moment dat men is gaan werken. Bij de WAO, WAZ en Wajong geldt de eis dat de uitkering moet zijn gestopt niet. De toetrederskorting kan via de voorlopige teruggaaf worden verkregen vanaf april 2002. Vanaf maart zijn de formulieren beschikbaar.
Korting voor maatschappelijke beleggingen Deze korting geldt voor de belastingplichtige die belegt in maatschappelijke beleggingen (groene beleggingen en sociaal-ethische beleggingen) en bedraagt 1,3% van het bedrag dat daarvoor gemiddeld is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3.
Aanslaggrens voor de inkomstenbelasting Hierbij geldt het volgende criterium: als het verschil tussen de verschuldigde inkomstenbelasting en het saldo van de gezamenlijke voorheffingen en de voorlopige teruggaven meer bedraagt dan a 203 volgt een aanslag.
Teruggaafgrens loonbelasting en premie volksverzekeringen (T-biljet) De grens voor teruggaaf op verzoek, op grond van teveel ingehouden loonbelasting en premie volksverzekering over het belastingjaar 2002 is a 12.
WERKNEMERSAFTREK
Fietsaftrek Voor het regelmatig woon-werkverkeer per fiets met een enkele reisafstand van meer dan 10 kilometer geldt een fietsaftrek van a 362. Voorwaarde is dat de belastingplichtige ten minste drie dagen per week naar en van zijn werk fietst en voor meer dan 70 procent van het aantal reizen de fiets pakt. Verder moet de werkgever een fietsverklaring hebben afgegeven.
Reisaftrek Bij het regelmatig woon-werkverkeer met het openbaar vervoer kan de reisaftrek gelden. Voorwaarden zijn dat de belastingplichtige moet beschikken over een openbaar-vervoerverklaring (of een reisverklaring) en de enkele reisafstand meer dan 10 kilometer bedraagt. Bovendien moet hij minimaal één keer per week of minimaal 40 dagen in 2002 tussen zijn woning en zijn werkplek per openbaar vervoer heen en weer reizen.
Reiskosten openbaar vervoer:
Enkele reisafstand
woon-werkverkeer aftrekbedrag in 2002
0-10 km - -
10-15 km a 362
15-20 km a 485
20-30 km a 816
30-40 km a 1.012
40-50 km a 1.323
50-60 km a 1.471
60-70 km a 1.632
70-80 km a 1.688
meer dan 80 km a 1.711
Wie niet meer dan een dag per openbaar vervoer naar zijn werk reist, krijgt een kwart van de bovenstaande bedragen, bij twee dagen de helft en bij drie dagen driekwart.
EIGENWONINGFORFAIT
Sinds vorig jaar is het huurwaardeforfait - de fictieve inkomsten uit het eigen huis die bij het inkomen moeten worden opgeteld - vervangen voor een eigenwoningforfait. Het maximumbedrag gaat naar a 8.000.
KINDEROPVANG
Wie zelf de kosten voor kinderopvang draagt, kan de uitgaven boven een bepaalde drempel aftrekken. De belastingplichtige en zijn eventuele partner moeten dan wel betaald werk hebben en daaruit per persoon meer dan a 3. 494 euro halen.
Drempel voor kosten kinderopvang in 2002
Eén kind, bij meer kinderen gelden hogere bedragen
Inkomen Doch niet Niet aftrekbaar Niet aftrekbaar Naschoolse
meer dan meer dan meer dan vijf minder dan vijf opvang
uur per dag uur per dag
- a 24.650 a 47 a 31 a 24
a 24.650 a 27.900 a 413 a 275 a 207
a 27.900 a 31.200 a 777 a 518 a 389
a 31.200 a 34.450 a 1.143 a 762 a 572
a 34.450 a 37.750 a 1.508 a 1.005 a 754
a 37.750 a 41.000 a 1.873 a 1.249 a 937
a 41.000 a 44.250 a 2.238 a 1.492 a 1.119
a 44.250 a 47.500 a 2.603 a 1.735 a 1.302
a 47.500 a 50.650 a 2.969 a 1.979 a 1.485
a 50.650 a 53.750 a 3.334 a 2.223 a 1.667
a 53.750 a 56.900 a 3.881 a 2.587 a 1.941
a 56.900 a 60.050 a 4.429 a 2.953 a 2.215
a 60.050 a 63.200 a 4.976 a 3.317 a 2.488
a 63.200 a 66.350 a 5.525 a 3.683 a 2.763
a 66.350 a 69.500 a 6.072 a 4.048 a 3.036
a 69.500 En hoger a 6.612 a 4.368 a 3.312
AFTREK LIJFRENTEPREMIE
Premies voor lijfrenten zijn onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar. Er is voor iedereen een basisbedrag van a 1.069 in elk geval aftrekbaar. Als een werknemersspaarrekening is gedeblokkeerd voor de betaling van vrijwillige premies voor een pensioenregeling, moet de basisruimte met dit bedrag worden verminderd. Om meer te mogen aftrekken geldt de eis dat er aantoonbaar sprake moet zijn van een pensioentekort en iemand moet jonger zijn dan 65 jaar. De jaarruimte is a 23.271.
MILIEUBELASTINGEN
Regulerende energiebelasting ('ecotax') De afgelopen jaren zijn in Nederland de marktomstandigheden voor installatie voor warmte-krachtkoppeling (WKK) verslechterd. Om een afname van het gebruik van deze technologie te voorkomen is de vermindering van de regulerende energiebelasting voor elektriciteit die met deze techniek is opgewekt, verhoogd van a 0,002 per kWh naar a 0,0057 per kWh. Voor het overige zijn de tarieven van de milieubelastingen omgezet in euro's en, waar nodig aangepast aan de inflatie. Dit leidt tot onderstaande tarieven in eurocenten (exclusief btw):
Aardgas (m3) 2002 2001
minder dan 5.000 12,40 12,03
5.000 - 170.000 5,79 5,62
170.000 - 1 mln. 1,07 1,04
meer dan 1 mln. - - - -
Elektriciteit (kWh)
minder dan 10.000 6,01 5,83
10.000 - 50.000 2,00 1,94
50.000 - 10 mln. 0,61 0,59
meer dan 10 mln. - - - -
Op de aan de hand van deze tarieven berekende belasting wordt vervolgens een belastingvermindering van a142 toegepast.
AUTOBELASTINGEN
Verlaging motorrijtuigenbelasting De motorrijtuigenbelasting voor personenauto's wordt met ingang van 1 januari 2002 verlaagd. De verlaging bedraagt 10% van de zogenoemde hoofdsom. Voor een benzine- of LPG-auto van 1.000 kg houdt dit in dat de motorrijtuigenbelasting met ongeveer a 19,50 per jaar wordt verlaagd. Voor de dieselpersonenauto is de verlaging van de motorrijtuigenbelasting beperkt in verband met het feit dat met ingang van 1 januari 2002 de accijns op diesel eveneens wordt verlaagd. Voor deze categorie bedraagt de verlaging 3,5% van de hoofdsom, hetgeen inhoudt een verlaging van ongeveer a6,80 per jaar voor een personenauto van 1.000 kg.