Beker

“Ik ben eigenlijk niet gelovig opgevoed. Ik zat wel op een nonnenschooltje, maar veel heb ik er niet van onthouden. Bijbelverhalen ken ik niet of nauwelijks. Er is eigenlijk maar één verhaal dat ik mij herinner. Het ging over een beker, een zilveren beker. De rest ben ik vergeten. Behalve dan dat ik het zo'n mooi verhaal vond.” Een jonge vader in een gespreksgroep over geloofsoverdracht.

NICO TER LINDEN

Ik had hem en de andere jonge vaders en moeders gevraagd naar hun prilste geloofsherinneringen, dat levert altijd ontroerende en leerzame verhalen op. “Kent u een bijbelverhaal over een zilveren beker?” vroeg hij. Ik moest even nadenken. “Ging het soms over Jozef en Benjamin?” “Ik zou het niet weten”, zei hij.

“Jozef was door zijn broers in een put gegooid en daarna verkocht aan een langstrekkende karavaan. Zo kwam hij als slaaf in Egypte terecht. Na veel avonturen bracht hij het daar tot onderkoning. Toen brak er hongersnood uit in Kanaün, en Jozefs broers trokken naar Egypte om daar graan te kopen. Jozef was belast met de distributie van het koren, maar zijn broers herkenden hem niet.” De jonge vader kon zich vagelijk iets herinneren. “Dat zou het wel eens kunnen zijn. Hoe ging het verder?” “Benjamin was ook meegekomen, de jongste, Jozefs lievelingsbroer. Maar ook aan hem maakte Jozef zich niet bekend. Beladen met zakken graan aanvaardden de broers de terugreis, niet wetend dat Jozef zijn zilveren beker in Benjamins bagage had laten verstoppen. Nog voor zij de grens van Egypte hadden bereikt werden zij achterhaald door de soldaten van het hof. 'Waarom hebben jullie 's konings zilveren beker gestolen?' riepen zij verontwaardigd. 'Die hebben wij niet gestolen', zeiden de broers. 'Bij wie gij de beker vindt, hij zal zeker sterven.'

Te beginnen bij de oudste doorzochten de soldaten ieders bagage. Overal vingen zij bot. Tot ze bij Benjamin kwamen. De soldaten openden zijn zak met graan, en wat schitterde daar schel in de zon? Jozefs zilveren beker! Benjamin was de dief. Hij zou moeten sterven.''

De jonge vader straalde bij het vernemen van deze onheilstijding. 'Ja', zei hij, “dat was het verhaal, nu herken ik het weer. Maar ik weet waarachtig niet meer hoe het afliep.”

“Teruggekeerd in het paleis hield Juda namens zijn broers een hartroerend pleidooi voor de weerloze Benjamin: 'Neem mij, o koning, neem mij in plaats van de jongen.' Nu de broeders zo van hun broederliefde getuigenis afglegden, achtte Jozelf het ogenblik komen in de kring terug te keren: 'Ik ben Jozef, jullie broeder!'

Opvallend, dat die jonge vader van dat hele verhaal alleen die zilveren drinkbeker onthouden had! Toevallig?

Nee, niet toevallig. Het verhaal draait om die beker. In verhalen als deze is geen beeld toevallig, er staat geen woord zomaar. Dus moet het betekenis hebben, dat Jozef uitgerekend een zilveren beker in Benjamins graanzak laat verstoppen, en niet zijn scepter, zijn zegelring, zijn kroon of zijn gouden pantoffels. Maar wat betekent die beker dan?

Ik weet nog goed, dat ik me daar destijds een ongeluk naar heb gezocht in de dikke bijbelcommentaren. Tevergeefs. Omdat het verhaalkarakter van deze teksten de schriftgeleerden omtgaat, reppen ze met geen woord over die beker. Niemand die enig vermoeden heeft van een diepe zin en niemand die er dus naar op zoek is. Een boek over bijbelse symbolen bracht gelukkig uitkomst: een beker symboliseert van oudsher het leven van de bezitter ervan. Ik had het kunnen weten! Ontving ik bij mijn geboorte niet een zilveren beker met mijn naam erin gegraveerd? Diepzinniger geschenk is nauwelijks denkbaar. Een bede is die beker: “Moge jouw leven zo uniek, zo kostbaar en zo duurzaam zijn als deze beker. Moge je beker overvloeien.”

“Waarom hebben jullie mijn beker gestolen?” riep Jozef zijn broeders toe. “Wij hebben die beker niet gestolen, heer.” Nee, die beker hebben zij niet gestolen. Maar zij hebben wel een leven gestolen. De beker is de beker van de man, wiens leven zij gestolen hebben.

Het is dus niet toevallig dat de jonge vader aan die zilveren drinkbeker het verhaal onthouden heeft. En geen jonge vader of moeder zal deze geschiedenis ooit doorvertellen zonder van die beker te verhalen. Het zal niet in hun hoofd opkomen om er een scepter, een kroon, een zegelring of een paar pantoffels van te maken. Onbewust weten ze dat zij het verhaal ermee zouden amputeren.

Zo is er ook geen moeder die, wanneer zij voor het slapen gaan het verhaal van de wolf en de zeven geitjes vertelt, het zevende geitje niet in de klok laat verdwijnen. De eerste zes geitjes die voor de boze wolf een goed heenkomen zoeken, ach, dat doet er niet toe, moeder kijkt even om zich heen en verzint ter plekke wat willekeurige schuilplaatsen: onder de kast, tussen de gordijnen, achter de kachel, het maakt niet uit. Maar bij het zevende geitje maakt het wel uit. Voor moeder de kamer uitgaat vertelt ze van een moeder die de kamer uitgaat en van het zevende geitje dat in de klok verdwijnt. Een hele troost.

Waarom? Moeder weet het zelf niet. Maar haar kind heeft zich stilletjes met het zevende geitje geïdentificeerd, de Benjamin van de geitenfamilie. En die zevende, die is wel klein, maar hij is ook slim. Hij is bang, want moeder gaat weg en het wordt donker en de boze wolf zal komen, de boze dromen houd je niet tegen. Maar, belooft moeder, komt tijd komt raad. Nog even, en wij zien elkaar terug. Er komt een tijd...

Wie het zevende geitje in de paraplubak laat verdwijnen, heeft het sprookje dodelijk verminkt. Moeder weet dat, ook zonder de betekenis van het symbool van de klok te kennen. Het symbool werkt op eigen kracht.

Toen Jezus aan de vooravond van zijn sterven zijn leerlingen de beker reikte, deed hij dat, opdat zij eruit zouden drinken. Hij deed het, opdat zij deel zouden hebben aan de inhoud van zijn leven. Hij deed het, opdat zij die beker aan elkaar zouden doorgeven.

Gabriël Smit heeft daar een mooi sonnet over geschreven. “Omschrijving van de liefste” heet het.

Je bent me zo nodig. Ik weet wel dat de Heer mijn herder is en dat Hij mij niets laat ontbreken, maar wanneer jij mij dat niet bent, weet ik niet wat

mijn leven nog kan zijn. Wanneer Hij jou niet geeft, geeft Hij mij niets, want wat mij niet gereikt wordt door jouw hand is dood voordat ik het ooit krijgen zou.

Dat kan niet, zeg je, want dan stel je mij voor Hem, een verantwoordelijkheid die ik niet dragen kan. Weet je dat zeker?

Lees de psalm. Wie dorst schenkt Hij in overvloed zijn wijn. Maar, liefste, wie anders dan jij is mij zijn beker?

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden