beeldende kunst
Constant, schilderijen 1948-1995, t/m 21 jan. in het Stedelijk Museum in Amsterdam, dag. 11-17 uur. Cat ¿ 59,50. Constant, aquarellen 1975-1995, t/m 4 febr. in het Haags Gemeentemuseum, geopend di t/m zo 11-17 uur. Cat. ¿ 39,50.
Fuchs' advies de beste condities te zoeken om het overzicht van Constant te zien, had een uitstekende uitwerking. Er moet heel blond licht zijn om Constant te kunnen waarderen. Dan krijgt zijn lyrische gevoeligheid, een van de redenen dat Fuchs hem zo waardeert, een extra dimensie. Constant in het Stedelijk Museum in Amsterdam is een novum. Deze retrospectieve is zelfs zijn eerste; Fuchs' voorgangers hadden weinig op met de Cobra-schilder, hoezeer deze richting al sinds Sandberg in het museum is gepromoot. Constant in het Haags Gemeentemuseum daarentegen is een vertrouwde gast. Daar hangen zijn aquarellen en staan de New Babylon maquettes alsof ze er nooit zijn weggeweest. Den Haag heeft Constant regelmatig met grote overzichten gebracht. Voor het Stedelijk moest hij 75 jaar oud worden, al bestrijdt het museum met klem dat het een jubileumexpositie is. De werkelijke reden voor Constants komst in het Stedelijk is natuurlijk de grote liefde van Fuchs voor de echte, ware, zo niet traditionele schilderkunst. Wat dat betreft past Constant in het rijtje met Breitner en Kees Verwey, schilders bij wie de lucht van olieverf nog kan worden opgesnoven.
De belangstelling voor Constant kan niet verhelen dat de schilder op oude roem teert. Constant was in de jaren vijftig en zestig een fabelachtig schilder, die binnen de Cobra-beweging een heel eigen geluid liet horen. Verrassend is nog altijd is ook zijn keuze voor het werken in aquarel dat hij pas sinds 1975 voluit is gaan beoefenen. Maar Constant is in de jaren negentig niet meer de schilder die hij ooit was, zoekend naar inhoudelijke vernieuwing. Hij is een volbloedschilder, maar dat feit breekt hem nu op. De schilderkunst anno 1995 kan niet verhelen dat alles, maar dan ook alles in deze materie is onderzocht. Wie nu grenzen wil verleggen, moet nieuwe media gebruiken. De schilderkunst is anno 1995 zo dood als een pier. En Constant deelt, hoezeer hij ook een goede schilder is, in die malaise. Het doet dan ook krampachtig aan om te zien hoe Constant alles in het werk stelt om als olieverfschilder bij te blijven.
Eigenlijk is dat vreemd, want de aquarellist die Constant ook is, weet veel meer interesse te wekken. In waterverf houdt Constant zich al zo'n twintig jaar aan een beperkt aantal thema's. Hij schildert in deze techniek verschillende dieren (zijn hond, de leeuwen die hij al jarenlang in Artis opzoekt), maar is bovenal een portrettist. Waar in de olieverven vaak theatraal aandoende scènes, meestal van groepen mensen in abstracte ruimtes, worden neergezet, daar kiest Constant in aquarel voor persoonlijke portretten. Een enkele keer portretteert hij naar bekende mensen, maar meestal gaat het om typen, persoonlijkheden die hij uit het hoofd schildert.
Constant als portrettist is een van de meest interessantste schilders van dit moment. Hij loopt geen platgetreden paden af, is niet zozeer knap vanwege zijn psychologische visie, maar weet vaak een huiveringwekkende sfeer op te roepen. Dat komt ook door de entourage die hij aan de portretten weet te geven en die in de karakterisering een specifieke rol weet mee te geven. De omgeving van de hoofdfiguur wordt of volgezet gezet met kleur en dus met vorm, of bestaat uit een vlakte, leeg als een maanlandschap. Prachtig zijn de bladen die Constant naar aanleiding van Schubert's Die Winterreise maakte: een eenzame, duistere figuur in een verlaten land, ogenschijnlijk op zoek naar de marges van het bestaan. Bij Constant slaat altijd het mededogen met het slachtoffer toe, zijn sociale engagement moet heel groot zijn. Vrijwel alle titels wijzen daar naar: gijzelaar, gemartelde, imbeciel, solitude (eenzaamheid, een oude man met hondje) en slachtoffers omwille van zichzelf als messetrekker, heroinehoertje en junkies. Dergelijke thema's komen ook in de schilderijen voor (beelden van de oorlog in Bosnië en Rwanda, die ontstaan zijn op grond van tv- of fotobeelden), maar die zijn veel minder expliciet in hun bedoelingen dan de aquarellen. Constant zet in de aquarellen de afgebeelden figuren altijd los van de context, waar ze in de olieverven daar juist onderdeel van vormen. Het gevolg is dat in de aquaellen de nadruk op de figuur zelf valt en de psyche-typering alle ruimte krijgt. De verkozen techniek van het aquarel-schilderen dwingt Constant tot een trefzekerheid die hem goed bevalt. Juist als hij langer aan een doek staat te werken, verdwijnt de frisheid van het eerste moment.
Na de 'wilde' jaren van de Cobra-beweging (waarin Constant veel minder aan 'rotzooide' dan bijvoorbeeld de veel expressievere Karel Appel) maakte hij in de jaren zestig een ingrijpende verandering door. De aanleiding lag in een gebeurtenis die Constant in het Piemontese stadje Alba overkwam. Daar zag hij hoe uit het stadscentrum verjaagde zigeuners op een drabbig stuk land een nieuw tentenkamp oprichtten. Hij ontwikkelde een plan dat voorzag in een mobiel onderkomen voor de zigeuners. Dit project culmineerde tot het plan voor een New Babylon, niet langer bestemd voor zigeuners maar voor de spelende mens. Het was een typisch jaren-zestig idee: de mens moest, onder druk van de steeds toenemende vrijetijd een plek hebben waar hij recreëren, dat wil zeggen spelen. New Babylon is dan ook niet zo zeer een ruimte waar gewoond kan worden, als wel waar de vrije tijd kan worden doorgebracht. Enorme vlaktes, op verschillende niveaus, ingedeeld met stalen vlakken of schotten, nodigen de bezoeker uit om de strijd met de ruimte aan te gaan.
New Babylon is een onherbergzame vlakte, die twintig jaar na dato nog steeds onleefbaar is. Constant hield er in ieder geval een goed ontwikkeld gevoel voor ruimte aan over. Sindsdien zijn veel van zijn voorstellingen in een kale ruimte ondergebracht. Aanvankelijk situeerde hij de figuren in een ruimte die werd ingedeeld met een stelsel van niet nader gedefinieerde vlakken, later kreeg de ruimte een meer theatraal aanzien. Daar vindt het twintigste-eeuwse drama van de mensheid plaats: de rechtszaak, de daaropvolgende executie, de marteling en de doodsstrijd. De prachtige verfbehandeling en de hoog opgevoerde esthetiek (Constant kan in een traditie worden geplaatst die begint met zijn grote voorbeelden Titiaan, Veronese en Delacroix) voorkomen dat het drama echt aanslaat. In olieverf zijn de mensen veel anoniemer dan in aquarel. In Amsterdam wacht je er op hoe je met zijn mensen in contact kunnen komen, een wens die pas in Den Haag wordt ingewilligd.