Balkenende en Donner / Onvervaard en onbemind
Premier Balkenende en zijn politieke mentor Piet Hein Donner zijn bedolven onder een stortvloed aan kritiek na hun aanval op satire over het koningshuis. Maar wat drijft de CDA-prominenten? Hun kritiek was geen oprisping, analyseren politiek redacteuren Hans Goslinga en Marcel ten Hooven.
In de jaren twintig zong de Rotterdamse volkszanger Koos Speenhoff over de gereformeerden: 'Gladde koppen, felle woorden; koud als staal en stug gezind; zedenrechters, menschenredders; onvervaard en onbemind'.
Het kost weinig moeite dit beeld te verbinden met de stortvloed aan kritiek die premier Jan Peter Balkenende en minister van justitie Piet Hein Donner over zich uitgestort hebben gekregen na hun aanval op satires over leden van het koningshuis. De gereformeerden zijn in de moderne samenleving minder herkenbaar dan tachtig jaar geleden, maar op hun karikatuur heeft de tijd blijkbaar geen vat gekregen. De libertijnse Volkskrant-columnist Jan Blokker herkent in Donner de 'gereïncarneerde dominee Wauwelaar', terwijl een lezer van dezelfde krant in Balkenende en diens partijgenoot de wederopstanding ziet van Hendrik Algra, hoofdredacteur van het Friesch Dagblad en AR-senator, die in de jaren zestig de strijd aanbond met de schrijver Gerard Kornelis van het Reve vanwege vermeende godslastering in het boek 'Nader tot U'. Reve vergeleek hierin God met een eenjarige muisgrijze ezel waarmee hij gemeenschap had.
Beide ministers bezweren dat zij niet beogen de vrijheid van meningsuiting aan banden te leggen of te betuttelen. Het haalt weinig uit. In de ogen van Blokker opereren Balkenende en Donner 'geniepiger dan Goebbels', omdat zij niet naar de rechter stappen, maar het bij roepen laten en aldus 'inspeelden op gevoelens in de nationale onderbuik waar al sinds jaar en dag het adagium geldt dat de media de schuld zijn van alles'. Het is de vraag of Blokker dat goed aanvoelt. Zelfs De Telegraaf meldde dinsdag, begeleid door een serie foto's van gepersifleerde politici en Oranjes, prominent op de voorpagina dat 'Satire populair bij kijkers' is. De krant baseert zich op opinieonderzoek, dat zou uitwijzen dat de overgrote meerderheid van de bevolking de gewraakte tv-programma's wel kan waarderen.
Dat beide ministers politiek vrijwel alleen staan, werd al vrij snel duidelijk na de eerste aanval van Balkenende, vorige week vrijdag op zijn wekelijkse persconferentie. Hun zorgen worden niet in brede kring gedeeld. Het is echter ook mogelijk dat zij onvoldoende duidelijk hebben gemaakt wat hun drijfveren zijn. Daarbij kan de karikatuur van gereformeerde zedenmeesters hen danig parten hebben gespeeld.
Donner zei zondag in het tv-programma 'Buitenhof' dat hij vooral bezorgd is over het functioneren van ons staatsbestel. Hij is beducht dat de massaliteit en gestaagheid van de satires het koninghuis onherstelbaar beschadigen. ,,Een schop kan goed zijn, maar als je allemaal tegelijk schopt, of blijft doorschoppen, dan maak je iets kapot.''
Een vraag is of de satires de monarchie vernielen of slechts een symptoom zijn van het werkelijke probleem: de toenemende kwetsbaarheid van het koninklijk huis. Daarvoor zijn allerlei oorzaken aan te wijzen, zoals de toegenomen media-aandacht, de relatief afnemende betekenis van Nederland als natiestaat, het introuwen van burgermeisjes in de koninklijke familie en het gezagsverlies waaraan meer oude instituten lijden.
Om dat probleem loopt de politiek tot nu toe met een grote boog heen. D66-leider Thom de Graaf deed enkele jaren geleden een poging het politieke debat op gang te brengen over modernisering van de monarchie, maar daar wilde goegemeente aan het Binnenhof niet aan. De toenmalige CDA-leider De Hoop Scheffer verwees de ideeën van De Graaf zelfs linea recta naar de papierversnipperaar.
Achteraf gezien was de timing van de democraat perfect. Want hoewel het debat werd bezworen met de constatering dat de koningin haar functie over het geheel genomen goed vervulde, barstte nadien de ene na de andere affaire los. VVD-leider Jozias van Aartsen pareert het misbaar dat hiervan het gevolg is tot nu toe telkens met de opmerking dat de Oranjes een royal family zijn, geen holy family.
Als relativering heeft deze oneliner in de recente Oranjehypes een nuttig effect gehad; tegelijk onderstreept zij het verlies van aanzien en gezag dat het koningshuis heeft ondergaan. De Engelse staatsrechtsgeleerde Walter Bagehot zei dat een gezin op de troon interessant is, omdat het 'de hoogheid van de soevereiniteit verzoent met het niveau van alledaagsheid'. Maar hij schreef dat in 1867, toen de afstand tussen de koning en het volk nog groot was.
De vraag nu is of een soapfamilie, ontdaan van verhevenheid, in staat is met gezag de functies van het koningschap te vervullen. Hoe begrijpelijk de zorgen van Balkenende en Donner in dat licht zijn, het lijkt het erop dat zij het probleem op een verkeerde of ten minste aanvechtbare manier proberen op te lossen, door disciplinering van de media.
De meeste critici hebben na de aanval van Balkenende en Donner direct verschansing gezocht in het recht op vrije meningsuiting. Daardoor gaan ze misschien iets te gemakkelijk voorbij aan de diepere drijfveren van de ministers. Donner en Balkenende spitsten hun aanval nu toe op de Oranjesatires. Dat gebeurde, zoals Balkenende in de Kamer aangaf, vanuit zijn specifieke verantwoordelijkheid voor de onschendbare koning.
Maar het probleem dat zij zien is breder en valt kortweg samen te vatten als de ongeremdheid van de media. Daarin zien Donner en Balkenende een gevaar voor de instellingen van ons democratische staatsbestel.
In een rede voor de christelijke werkgevers waarschuwde Donner eerder dit jaar voor het ondermijnende effect dat de permanente kritiek op de politiek en overheid kan hebben. Daarmee komt volgens hem ook het enige democratische systeem dat we tot dusver kennen om vreedzaam samen te leven in een kwalijke reuk te staan. In een land van minderheden als Nederland is een bestel noodzakelijk dat burgers in staat stelt ondanks al hun verschillen van cultuur, levensbeschouwing en afkomst, bindende besluiten te nemen. Niet om mensen allemaal gelijk te maken maar om hun onderlinge geschillen te beslechten, al is het tijdelijk.
Volgens Donner kan dat 'existentiële besef' teloorgaan als politiek en overheid voortdurend louter belachelijk worden gemaakt. Hij greep deze week op deze waarneming terug. Als we iedere avond getrakteerd zouden worden op satire over de Tweede Kamer, zei hij, dan zou dat op een goed moment het functioneren van de volksvertegenwoordiging kunnen aantasten. En daarmee het vermogen van mensen te aanvaarden dat de Kamer regels stelt die, of we het ermee eens zijn of niet, voor iedereen bindend zijn. Voor de aantasting van dat vermogen hield hij ook media verantwoordelijk die alleen nog oog hebben voor het geschil, de ruzie of de misser. In de mediacultuur die daarmee is ontstaan, zei hij, is het verklaarbaar dat een cabaretier (Freek de Jonge) op tv op de slotavond van de verkiezingscampagne van januari het laatste woord had.
Maar Donner sprak ook de politiek zelf aan op de sluipende teloorgang van haar kernfunctie: de spanningen in een pluriforme samenleving beheersbaar houden. Net als over de makers van satire, is volgens hem over de politiek een geest vaardig geworden die inhoudt dat iedereen alles moet kunnen zeggen. Geen waarde of diepste overtuiging van mensen is heilig.
Vooral op blasfemie en lastering van gelovigen berust geen taboe meer, zei hij, verwijzend naar uitspraken van politici als Hirsi Ali over de islam als achterlijke godsdienst en de 'pedofiel en tiran' Mohammed. Donner vindt dat een 'brisante' tendens. Wie afgeeft op iemand anders vanwege zijn andere levensovertuiging, raakt aan diens identiteit. ,,Dan kom je in de scherpste conflicten terecht.''
Het is volgens hem een gevaarlijk misverstand dat taboes er louter zijn om doorbroken te worden. Taboes hebben juist een nuttige functie om de relaties tussen mensen met botsende opvattingen vreedzaam te houden. Ze maskeren opvattingen of gedragingen die dat vreedzaam samenleven kunnen verstoren. In de visie van Donner zijn het dijken in het verkeer tussen mensen. Ze hebben ze door schade en schande wijs geworden opgeworpen om de samenleving bijeen te houden. ,,In een jarenlange praktijk hebben we ontdekt dat we het over een aantal kwesties beter niet kunnen hebben, om te voorkomen dat we met elkaar op de vuist gaan. Dat komt in de beste gezinnen voor.''
Donner schrijft de ongeremdheid waarmee alles wordt gezegd toe aan een eenzijdige uitleg van de vrijheid van meningsuiting. Elk vrijheidsrecht brengt volgens hem ook de verantwoordelijkheid met zich mee voor de wijze waarop men ermee omgaat. Iemand als de maker van Egoland miskent die verantwoordelijkheid, als hij zegt dat het BNN vrijstaat het kleipoppetje van prins Willem-Alexander de Hitlergroet te laten brengen: ,,Alles moet kunnen.'' In deze uitleg betekent vrijheid niet meer dan de afwezigheid van beperkingen aan het individu. ,,Daardoor wordt iedereen uiteindelijk wel op zichzelf teruggeworpen en wordt vrijheid al gauw wederzijdse onverschilligheid.'' En, zo maakt hij zijn redenering rond, democratie is juist bedoeld om regels te stellen die ons allemaal aan banden leggen, opdat ondanks de verscheidenheid toch een samenleving mogelijk is.
In het licht van deze vragen moeten Balkenende en Donner zich afvragen of ze de afgelopen week politiek handig hebben geopereerd. Doordat de vice-premiers Zalm (VVD) en De Graaf (D66) onmiddellijk afstand namen van de filippica tegen de Oranjesatires zijn ze snel geïsoleerd geraakt. Het gevolg daarvan is dat het waardendebat waarvoor ze zich inspannen een partijpolitiek, zo niet een persoonlijk karakter heeft gekregen. Dat isolement is nog versterkt door de bijkomstigheid dat de twee ministers weinig nalaten om op de karikatuur van Speenhof te lijken.