Balkenende begrijpt weinig van Calvijn

Op 26 maart verlieten Wilders en de zijnen demonstratief de Tweede Kamer, hun collega's in verwarring achterlatend. (FOTO WERRY CRONE, TROUW ) Beeld
Op 26 maart verlieten Wilders en de zijnen demonstratief de Tweede Kamer, hun collega's in verwarring achterlatend. (FOTO WERRY CRONE, TROUW )

Ware calvinisten komen in actie als Gods wil wordt overschreden, stelt Ernst van den Hemel in ’Calvinisme en politiek’. Is het dan niet vreemd dat zelfverklaard calvinist Balkenende zo passief reageert op Geert Wilders?

Willem Breedveld

Vorige maand, op 10 juli, was het op de kop af vijfhonderd jaar geleden dat de reformator Johannes Calvijn geboren werd. Een feit dat wereldwijd niet onopgemerkt is gebleven, maar dat vooral in Nederland euforische gevoelens opriep. Calvijn en zijn calvinisme, zo redeneerden velen, is hét antwoord op de economische crisis. Velen ook ontdekten in hem de ware architect van onze volksaard. Een gevoelen dat de voorman van de ChristenUnie, André Rouvoet, samenvatte in de oneliner: „Christen, socialist of liberaal, calvinisten zijn we allemaal.”

Het is waar, inmiddels ziet iedereen wel kans uit de rijke erfenis van Calvijn precies dat graantje te pikken dat hem of haar past. Des te intrigerender de vraag wie zich anno 2009 de ware erfgenaam van Calvijn mag noemen. Met die vraag schieten ons onwillekeurig de namen te binnen van gereformeerde kanjers als Jan Peter Balkenende, Piet Hein Donner of de eerdergenoemde Rouvoet. Zij vertegenwoordigen immers de steilheid, gestrengheid en soberheid die het bij het calvinisme lijken te passen. Zij ook putten schijnbaar moeiteloos uit het gedachtengoed van de kerkhervormer.

Zo noteerde Jan Peter Balkenende bij de opening van het Calvijn-jaar in Trouw: „Dit land dankt zo veel aan Calvijn”. Bij de herdenking op 10 juli in Dordrecht vertaalde hij die dank zelfs in een politieke boodschap: de samenleving moet de eigen verantwoordelijkheid van mensen weer centraal stellen. Die is de afgelopen decennia op veel plaatsen verdwenen. Met als gevolg de ’doorgeschoten verzorgingsstaat’ van de jaren zeventig en het ’heilig geloof in de markt’ uit de jaren tachtig en negentig ’dat tot de excessen heeft geleid waar we nu de wrange vruchten van plukken’.

Maar hoe welsprekend ook, het is maar het halve verhaal en dat heeft de premier nog slecht begrepen bovendien. Aldus een van de verrassende conclusies van de cultuurcriticus Ernst van den Hemel in zijn boek ’Calvinisme en politiek’. Dat boek draagt de veelzeggende ondertitel: ’Tussen verzet en berusting’.

En dat laatste, berusting, is precies wat de auteur Balkenende verwijt. Het is een wat ingewikkeld verhaal, maar in zijn boek tekenen de contouren zich nochtans glashelder af.

Het ingewikkelde is dat het op zichzelf klopt dat de eigen verantwoordelijkheid een calvinistisch thema is. Het was daarom zo gek niet dat de premier die notie destijds in zijn proefschrift ’Overheidsregelgeving en maatschappelijke organisaties’ (1992) tot uitgangspunt heeft genomen om de Kuyperiaanse ’soevereiniteit in eigen kring’ nieuw leven in te blazen. Kort samengevat: maatschappelijke organisaties moeten meer in de melk te brokkelen krijgen. Voorwaarde daarvoor is dat de overheid zich moet terugtrekken, want (zie zijn politieke boodschap boven) dat levert alleen maar een verstikkende verzorgingsstaat op. Droogjes noteert Van den Hemel: de afgelopen jaren kreeg Balkenende vaak het verwijt te horen dat hij een liberale agenda uitvoerde, terwijl hij in werkelijkheid ’zijn’ Calvijn op de agenda zette.

De kritiek van Van den Hemel is echter dat Balkenende de eigen verantwoordelijkheid te zwaar heeft aangezet. Zo zwaar, dat er voor de overheid als zodanig bar weinig overschoot. Het kabinet wordt wel vaak verweten dat het betuttelend optreedt, maar in werkelijkheid is de rol van de overheid meer gericht op eigen verantwoordelijkheid en het beschermen van de gemene deler ’normen en waarden’, treffend samengevat in de slogan waar niemand bezwaar tegen kan hebben: fatsoen moet je doen. Van een actief engagement is geen sprake. Het is een calvinisme dat onmogelijk in staat is om het fundamentalisme van Wilders aan de kaak te stellen. De zittende politiek blijft zodoende een krachtig antwoord schuldig op het electorale succes van de PVV-voorman.

Het is niet het geringste verwijt, dat des te zwaarder weegt nu het CDA vaker te horen krijgt dat de partij het debat met Wilders systematisch uit de weg gaat. Zo kreeg de partijvoorzitter van het CDA, Peter van Heeswijk, onlangs nog een storm van kritiek over zich heen toen hij samenwerking met Wilders in een toekomstige coalitie niet op voorhand uitsloot. Het CDA zou uitsluitend geïnteresseerd zijn in het behoud van de macht, aldus een veelgehoord verwijt. Maar mogen we Van den Hemel geloven, dan ligt de werkelijke oorzaak veeleer in een slecht begrepen calvinisme.

De echte calvinist is volgens de auteur iemand die diep doordrongen is van de zondigheid van de mens. Dat zondebesef brengt met zich mee dat de calvinist niet gauw in opstand komt tegen de door God gewilde maatschappelijke ordening. Het enige wat hij er immers tegenover te stellen heeft, is zijn eigen zondigheid. De calvinist gelooft daarom niet in de theocratie, zoals de SGP ons wil doen geloven. Dat zou te aanmatigend zijn. Het zwaartepunt ligt op pluriformiteit, op het bestaan van verschillende ’eigen kringen’ en een overheid die daar respectvol mee omgaat. Als gezegd: soevereiniteit in eigen kring.

Maar ook voor de calvinist is er een grens en die wordt overschreden zodra een overheid, of een maatschappelijke organisatie hem dwingt Gods wil aan zijn laars te lappen. Dan mag, nee, dan moet hij in verzet komen. In zijn boek wijst Van den Hemel die momenten nauwkeurig aan, zoals de opstand van Willem van Oranje, maar ook het gereformeerde, gewapende verzet in de Tweede Wereldoorlog. Ook toen waren er calvinisten die de voorkeur gaven aan berusting (denk aan de SGP van dominee Kersten), maar vele anderen kozen voor het meer strijdbare deel van het calvinisme. Welnu, Van den Hemel zou willen dat een calvinist als Balkenende zich vooral dat deel van Calvijns erfenis wat meer zou aantrekken. En om eerlijk te zijn, daar kan ik hem niet helemaal ongelijk in geven. Zoals de auteur het treffend in een voetnoot bij het laatste hoofdstuk samenvat: „Zo heb ik Balkenende horen antwoorden op de vraag wat hij van Wilders voorstel om de Koran te verbieden vond: ’Ik ben voor samenwerken’. Een beter voorbeeld van een noodzaak om stelling te nemen vindt men niet gauw.”

Zo is het maar net.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden