Asfalt over de Rampe
Staatssecretaris Martin van Rijn was erbij, destijds bij de aangrijpende herdenkingsreis naar Sobibor, in 2013, zeventig jaar na de opstand die aan het vernietigingskamp een einde maakte, net als zijn voorgangster, Marlies Veldhuijzen van Zanten-Hyllner. Twee ernstige en toegewijde bewindslieden.
Ze waren meegereisd naar die uithoek van Polen, waar tussen maart en september 1943 negentien treinen uit Westerbork binnenrolden, met ruim dertigduizend Joden, een derde van alle Joden in Nederland, van wie er achttien - achttien - dat kamp overleefden.
De Holocaust kende vele afgronden. Dit was er één van. Toen gevangenen het ongehoorde volbrachten - een opstand plannen en ontsnappen - sloten de nazi's het kamp, en lieten alle sporen uitwissen. Wat kamp was, en eindstation voor bijna een kwart miljoen Europese Joden, werd ontmanteld en met dennen beplant. Werkzaamheden van Joden uit kampen elders; ze werden daarna vermoord.
Sobibor, zei de SS, heeft nooit bestaan.
Jules Schelvis is een van de weinige overlevers, die het ook nu nog, op hoge leeftijd, navertellen kan. Hij schampte het kamp, om op andere helse oorden te werk gesteld te worden. Toch duurde het nog een half mensenleven - een half mensenleven van verwerking - voordat hij het kamp met een fenomenale studie uit as, mos en bos wist te laten verrijzen. Daar in Polen was een somber monument in het bos geplaatst, dat de handtekening droeg van het communisme. Maar dat zou veranderen; Sobibor zou een waardige herinneringsplaats worden.
Op die oktoberdag in 2013, zeventig jaar na de opstand, lag een ontwerp klaar voor de nieuwe inrichting van het kamp, op basis ook van nieuw en nog voortgaand archeologisch onderzoek. En ik herinner me van toen, in 2013, een busrit door Polen, in de avond. Naast me zat Jules Schelvis, 92 toen, en ik vroeg hem naar zijn plannen. Eén keer zou hij internationaal nog willen spreken, zei hij, bij de opening van de nieuwe gedenkplaats van Sobibor.
Eind 2015 is het nu. Molens draaien traag.
Jules heeft zich dit jaar uit de openbaarheid teruggetrokken. In Sobibor is - op verder archeologisch onderzoek na - niets veranderd. Nog geen begin van een herinrichting. Wel voortdurend aanpassingen aan het ontwerp, rond gaskamerresten en asheuvels, een ontwerp dat onder anderen voorziet in een grote geasfalteerde parkeerplaats, juist daar waar - zo bleek uit recente opgravingen - zich de Rampe bevond, het perron waar de treinen aankwamen.
De Nederlandse Stichting Sobibor schreef nu een open brief aan staatssecretaris Van Rijn, gisteren gepubliceerd in de Volkskrant, met het klemmende verzoek zich in te zetten voor een nieuwe aanpassing van het ontwerp en ook voor een individueel herdenken; er liggen op het terrein stenen met namen, neergelegd door nabestaanden, en in het Poolse ontwerp is daarvoor geen plaats meer.
Sobibor is een schrijn, de omgewoelde aarde heeft heilige plaatsen blootgegeven. Weggestopte geschiedenis schreeuwt het uit en mag niet met asfalt opnieuw tot zwijgen worden gebracht. Ik denk dat Van Rijn dat ook ziet.
undefined