Anne Lize van der Stoel / 'Ik wilde mijn vader geen verdriet doen'
Anne Lize van der Stoel: ,,Vanaf 1947 tot zijn emeritaat stond mijn vader in Bergen op Zoom. Hij vond de combinatie leuk: als gereformeerd predikant in een rooms-katholieke omgeving, zoeken naar samenwerking - zonder je overtuiging te verliezen.
We gingen heel jong al mee naar de kerk, er waren nog geen kindernevendiensten. Daar hield mijn vader ook niet van, net zomin als van kerstnachtdiensten. Het ging om het Woord, niet om de show. Wij hadden een eigen bank met bordjes: niet-vrij. Iedere keer als een van mijn broers -ik ben de vijfde van zes kinderen- achter in de kerk mocht zitten, schroefde de koster zo'n bordje er af. Uiteindelijk bleef er één niet-vrij bordje over: voor mijn moeder.
Eigenlijk was het heel gewoon om je eigen vader op de preekstoel te zien. Het was zijn werk. Neemt niet weg dat je in de gemeente altijd het kind van de dominee was. Ik roep weleens spottend: iedereen mocht vloeken, behalve ik. Andere kinderen konden er ongezien van tussen, ik niet. Zijde gij d'r niet een van de dominee? Ik had graag roomse vriendjes en vriendinnetjes, dan was je niet zo de dochter van.
Mijn vader werkte vierentwintig uur per dag. Ik denk dan opgewekt: de appel valt niet ver van de boom. Je zag hem aan de maaltijden, maar hij was veel meer bij de gemeente dan bij ons. Wij hoorden ook weleens via de preekstoel terug wat er die week thuis in het gezin gebeurd was. Hij vond het lastig om dat rechtstreeks tegen ons te zeggen.
Je krijgt in de pastorie de maatschappelijke ellende met de paplepel ingegoten. Je merkte de spanningen, pikte gesprekken op. Het was horen, zien en zwijgen. Mijn vader was heel sociaal, voor niemand bang. Hij regelde huisvesting voor mensen, hielp een meisje dat van school was gestuurd omdat ze door een leraar was verleid. Dat zijn voor mij wel de heldenverhalen. Ik was trots op hem.
Geloven was er gewoon, dat stond niet ter discussie. In de puberteit kwam de twijfel. Hoe praktisch is dit geloof nou? Waar steunt het mij, biedt het me perspectief in het dagelijks leven? Gereformeerden zijn toch niet per definitie beter dan anderen? Langzaam schoof ik op in de richting van het humanisme.
Toen ik eenmaal in Amsterdam studeerde, heb ik me laten uitschrijven. Mijn vader heeft dat nooit geweten. Ik vond het zelf heel moeilijk om erover te beginnen. Ik wist dat het hem hard zou raken. Waarom zou ik daar dan op uit zijn? Het is toch een hard gelag als je zelf predikant bent en je kind gaat niet naar de kerk. Ik wilde hem geen verdriet doen.
Mijn vader vond het erg dat ik me bij een niet-christelijke partij aansloot. Zelf was hij van de ARP. VVD'ers waren godloochenaars. De VVD was zedenverwildering. Vrijheid - allemaal mooi en aardig, maar waar leidt het toe? Later is hij daar genuanceerder over gaan denken.
Dat ik opgroeide in een domineesgezin heeft me heel sterk beinvloed. Ik ben een type van leven en laten leven, maar je verantwoordelijkheid mag je niet ontlopen. Niet: laat de wereld maar draaien, wij zijn toch naar de kroeg. Andere domineeskinderen haal ik er zo uit. De manier van redeneren, dat de wijsheid in pacht hebben. En ethische onderwerpen vind ik altijd lastig. Ik heb toch een beetje een tik van de molen natuurlijk. Ik vind bijvoorbeeld dat er te makkelijk over euthanasie wordt gedacht. Daar ben ik nog steeds niet uit. Maar ik vind niet dat je het moet verbieden omdat je er zelf geen antwoord op hebt. Mensen moeten het zelf afwegen.
Religie is zeker geen afgesloten hoofdstuk voor me. Ik lees erover, koop toch de boeken van Nico ter Linden. Ben een uitstekend criticaster van kerkdiensten en missen. En dan wint de dominee het altijd van de priester. Een religieloze samenleving zou ik toch een verlies vinden. Tegelijk snap ik niks van types als Herman Vuijsje die op de ChristenUnie stemmen. Waarheen willen ze dan terug?''
Anne Lize van der Stoel (1954) is voorzitter van het stadsdeel Centrum in Amsterdam. Haar vader, overleden in 1986, was gereformeerd predikant in Ameide, Boskoop en Bergen op Zoom.