Amsterdam-Zuid uitgetekend in het bos van Schipborg
In Nederland heeft een nieuw fenomeen zijn intrede gedaan. 'Nieuwe landgoederen' en 'nieuwe buitenplaatsen'. Een alternatief voor boeren die in de verdrukking zitten en aspiraties hebben als landgoedbeheerder en bosbouwer. In het Drentse Schipborg zijn de stedebouwkundige ideeën van Berlage vertaald in een landschapsplan. Amsterdam-Zuid uitgetekend in het bos.
Een nieuw begrip in een land dat volgens Goosen landbouw-onvriendelijk is geworden. De boerderij is op haar retour; nieuwe landgoederen op het platteland en nieuwe buitenplaatsen aan de stadsranden rukken op.
Nederland is bezig aan een nieuw hoofdstuk van zijn geschiedenis als boerenland. De sporen worden al getrokken in het landschap. Is het nu de beurt aan het platteland, zo'n eeuw geleden gebeurde dat in de stad. Die twee ontmoeten elkaar.
Landschapsplan
Want het stedebouwkundig denken van de befaamde architect en stedebouwkundige Berlage wordt bij de 'Schipborg' vertaald in een landschapsplan: het nieuwe bos krijgt een padenplan dat is afgeleid van het strakke stratenpatroon van het door Berlage ontworpen Amsterdam-Zuid.
Dat is niet zo maar uit de lucht komen vallen. De 'Schipborg' is de enige boerderij die door Hendrik Petrus Berlage is gebouwd. Daaarom maakte landschapsarchitect Harry Berg, in dienst van het ministerie van LNV, een plan om de boerderij (1914) tevens het middelpunt te maken van diens ruimtelijke ideeën.
Goosen wil het 'positief' houden, maar de ondertoon van zijn verhaal verraadt emotie. “We stammen uit een vervenersfamilie. Toen mijn vader in 1948 de boerderij kocht, was dat in de veronderstelling, dat er toekomst in zat. We hebben hier nu twee generaties en 45 jaar werk in zitten. Je raakt er aan verknocht.”
Goosen wil er niet van horen dat hij het boerenbedrijf de rug toekeert, omdat de markt zo slecht is geworden, dat een boerderij niet meer uit kan. Bijna heftig: “Onzin, ik zou als boer een goede toekomst hebben. De enige voorwaarde is dat ik moet kunnen groeien. Honderd hectare er bij. Dat gaat echter niet. Ik zit ingeklemd in een natuurgebied, het stroomdallandschap Drentsche Aa.”
Zo'n twintig jaar geleden waren er nog tegen de tien boeren in Schipborg. “Ik ben de laatste.” De boerderijen moest worden opgedoekt, omdat ze te klein waren. Het verhaal dat kleinschaligheid de toekomst heeft van de boer, wuift Goosen weg. “Ze hebben het over streekgebonden produkten. Drents heidebier. Ik ben zelf brouwgerstteler en zou met de 250 ton die ik in de schuur heb liggen de hele streekproduktie voor mijn rekening kunnen nemen.”
“Uit een kilo gerst maak je vijftien flesjes bier. Streekgebonden teelten bieden geen kans, ook niet in combinatie met andere bedrijvigheid, zoals recreatie. Als dat al lukt, wordt het gewoon een recreatiebedrijf en dan ben je dus ook geen boer meer.”
Goosen las in het streekplan, dat zijn streek een gebied zou worden, waar 'landbouw en natuur in het landschap evenwaardig' zijn. “Toen kreeg ik het benauwd.” Alles wees er op, zo ontdekte hij, dat de natuurontwikkeling aan de winnende hand is.
“Winsemius en Nijpels hebben het handig aangepakt. Natuurmonumenten en het Wereld natuurfonds zijn met samen anderhalf miljoen leden machtsblokken geworden. De honderdduizend boeren die er over zijn, tellen politiek niet meer mee. Als grondeigenaar stond ik voor de vraag, hoe ik nu verder met mijn bezit om moet gaan. Ik heb twee kinderen, maar die willen geen boer worden. En al had ik een opvolger, dan nog zou ik hem aanraden, niet hier te blijven. Er is op deze plaats geen toekomst voor een boer.”
Wie de lindenlaan naar de Schipborg oprijdt, krijgt meteen al associaties met een landgoed. De boerderij met haar symmetrische vormgeving omspant een binnenplaats met paardevijver, net nog gerestaureerd met steun van Monumentenzorg.
Goosen: “Je herkent Berlage aan de stijl zonder opsmuk, schoon metselwerk, houtconstructies, waarvan de functie van elk onderdeel zichtbaar is. Een pilaarbalk draagt, een steunbalk steunt.”
Voor de boerderij ligt een vijver. Nu kijk je uit op het open boerenland, waar onder meer aardappelen en bieten werden verbouwd. Met in de verte flokken natuur en aan drie zijden waterlopen, het Schipborgsche diep en het Anloër diepje.
Straks zullen de bewoners uitkijken over, zoals Harry Berg het noemt, een groene 'allee': een vijftig meter brede koker van bomen. Over veertig jaar zal het bos volgroeid zijn. Ruim een kilometer lang en ongeveer net zo breed.
Een hele omschakeling van landbouwer naar bosbouwer, vindt Goosen toch wel, maar aan de andere kant valt het mee. Zo groot is het verschil nu ook weer niet. Zijn zus is Wagenings ingenieur. “Daar heb ik alle kennis uitgeschud.”
Samen hebben ze uitgedokterd, welke soorten bomen er moeten komen. Niet alleen voor de produktie, maar ook om van het bos een prettig oord te maken. Met afwisselend lichte en donkerder partijen. Aan de buitenkant vooral eiken, meer naar binnen onder meer beuk, lariks en Corsicaanse den. Dat heeft Harry Berg verder uitgewerkt in zijn landschapsplan, net als de ruimtelijke ideeën van Berlage.
Het ministerie van LNV heeft een prijsvraag voor de aanleg van landgoederen uitgeschreven. Als definitie van een landgoed hanteert het ministerie een 'gebouw van allure met een ruime oppervlakte bos'. Schipborg wordt geëtaleerd als voorbeeld.
Verder komen zes experimenten met 'proefbuitenlaatsen'. Er wordt dan onder meer gedacht aan het Bentwoud (een nieuw bos in de randstad) en de Haarlemmermeer. Een buitenplaats onderscheidt zich van een landgoed, omdat er meerdere huizen en gebouwen (of een clustering daarvan) in een groene omgeving staan. Het ministerie van Vrom werkt hierbij samen met dat van landbouw.
Over veertig jaar moet het landgoed van Goosen zich zelf kunnen bedruipen uit de verkoop van hout. Tot die tijd is er een hoop geld nodig. Dat komt uit Europese en nationale subsidiepotten. De SBL-regeling (stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden) voorziet twintig jaar lang in een vergoeding van 1 590 gulden per hectare per jaar. Dat levert ruim vier miljoen gulden op.
Omdat bos de uitstoot van CO2 compenseert, geeft de Face - Forest Absorbing Carbondioxyde Emission - van de Samenwerkende Elektriciteitsproduktiebedrijven (SEP) ook nog eens een startsubsidie van 7 000 gulden per hectare, goed voor nog eens één miljoen gulden. Aan bijkomende subsidies komt er verder ook een klein miljoen beschikbaar.
“Voldoende om het bos te planten en, ondanks de waardevermindering van de grond, het vermogen veilig te stellen. Verder is het inkomen gegarandeerd dat ik de afgelopen jaren ook had”, vertelt Goosen.
Andere baan
Als hij er zelf over een jaar of twintig uitstapt, zal een opvolger of beheerder er de volgende twintig jaar niet van kunnen bestaan. “Die zal er dus twintig jaar lang een andere baan bij moeten hebben.”
De boerderij is in principe geschikt voor gebruik als conferentie-oord of als onderneming in de horeca-sfeer. Goosen zelf wil daar niet aan. “Ik ben geen horeca-ondernemer, en ik hou te veel van de rust hier.”