'Als je een inzet mist, loop dan niet tien maten te treuren'
Wie is de ware liefhebber van kunst? De beroeps die veertig keer om den brode hetzelfde stuk speelt? Of de amateur die weliswaar gedijt bij publieke aandacht, maar die genoegen neemt met een expositie in de plaatselijke bibliotheek? De Tweede Kamer wil meer aandacht voor de beoefening van amateurkunst, en staatssecretaris Aad Nuis is het daarmee eens. Maar waarom, omdat de amateur, soms 'de kunstzinnige burger' genoemd, een intensieve bezoeker van professionele kunst blijkt? Of vanwege de eigen merites van de amateur? Deze weken onderneemt Trouw een speurtocht naar de oprechte liefhebber. Vandaag: 'Le Rossignol', opera. 'Le Rossignol' is vanavond en op 1, 2 en 3 maart te zien in De Engelenbak te Amsterdam. Tel. 020-626 6866.
Het is zaterdag, vijf dagen voor de première van de opera, vanavond in Theater De Engelenbak in Amsterdam. Wat de uitvoering zo bijzonder maakt is het feit dat de cast geheel uit amateurs bestaat, ook de solisten. Iedereen heeft er duidelijk zin in. Niets lijkt dan ook het succes van 'Le Rossignol', een opera in drie aktes van Igor Stravinsky, in de weg te staan. Behalve een akelige keelontsteking van de Nachtigaal, de sopraan die de titelrol zingt in de opera.
Nog zijn Claudia Christern en Maarten Boelsma, de producent, optimistisch over een tijdig herstel van hun soliste, die met groot gemak de heerlijkste coloraturen uit haar strot kan laten glijden. “Als Judith echt ziek blijft, hebben we een probleem. Op zo'n korte termijn vind je niemand anders die de hondsmoeilijke partij kan zingen, zelfs geen professionele zangeres. Dan moeten we de première uitstellen. Maar die beslissing nemen we pas woensdagavond, bij de generale repetitie. Nu gaan we er nog vrolijk van uit dat de vier geplande voorstellingen in De Engelenbak normaal doorgaan. Anders kun je niet werken.”
Hun optimisme is bijna tastbaar. Wielklemmen, ziektes, afwezige bassen, een haperende video, niets houdt hen af van de eerste doorloop. In de studio in een vroegere school aan de Cliffordstraat in Amsterdam-West wordt een schoen met een katrol aan het plafond bevestigd. In de derde acte zal die plaats maken voor een zwart voilen gordijn dat om het bed van de keizer wordt gedrapeerd. Het bed is er nog niet. In plaats daarvan worden vier rode stoelen op de studiovloer gezet. Afplakband geeft de precieze afmetingen aan van het podium straks in De Engelenbak. Terzijde knipt de kostuum-assistente een mouw op maat van een zanger.
Wat ooit als een wild idee werd geboren, is in een paar maanden werkelijkheid geworden: een operaproject van en door amateurs. Claudia Christern (29) herinnert zich nog de nacht in april 1995 dat ze op straat Maarten Boelsma (35) tegen kwam in de Pijp. “Wil jij mijn produktieleider worden”, vroeg ze. Boelsma, die net een eigen managementbureau was begonnen, bedacht zich geen moment. Dat was precies de extra uitdaging die hij zocht. Sindsdien is hij net als Claudia actief bij de opera betrokken, als producent èn als zanger. Overigens zonder een cent ervoor te krijgen. De opera drijft op pure liefhebberij. Alleen de dirigent en pianist Hein Hoogendoorn worden voor hun aandeel in de opera betaald. Hoogendoorn speelt in zijn eentje de hele orkestpartij. Ook begeleidde hij de solisten bij het instuderen.
Bijna alle deelnemers aan 'Le Rossignol' kennen elkaar van de jaarlijkse opera-uitvoeringen in de Rotterdamse Ahoy-hal, waar ze in het koor meezongen. Maar een eigen opera, dat is andere kost. Zelf regisseren en produceren is vele malen interessanter, ontdekten Christern en Boelsma gaandeweg. Om aan geld te komen, stuurden ze bedelbrieven rond, schreven sponsors aan en vroegen ze subsidie aan bij het Amsterdamse Fonds voor de Kunst en het Anjerfonds. Dat lukte. Bij elkaar kregen ze zo'n 20 000 gulden. Net genoeg om een studioruimte te kunnen huren voor de repetities en om decors, attributen en de kostuums te betalen. Want opera blijft een kostbare zaak, zelfs als je werkt met amateurs.
Vanaf september is er druk gerepeteerd, eerst apart met het koor, later ook samen met de solisten. Hoewel er zowel door het koor als door de solisten ronduit prachtig wordt gezongen, zijn en blijven het amateurs. De Visser in 'Le Rossignol' is in het dagelijks leven manager, de Nachtigaal maatschappelijk werkster, de Keizer werkt als psycholoog. Op hun advertentie hadden zich wel een paar professionele zangers gemeld, vertellen Christern en Boelsma, maar die haakten af toen ze elders een betaald engagement konden krijgen.
Claudia Christern heeft eerst geschiedenis gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Maar al tijdens haar studie volgde ze zang-, dans- en acteerlessen, omdat het podium nog harder trok. Ze liep daarna stage bij De Nederlandse Opera en afgelopen najaar bij Harry Kupfer aan de Staatsopera in Berlijn. Niets is leuker dan zelf regisseren, zegt ze na afloop van de eerste doorloop. “Dat hele proces vormgeven. Als zanger in een koor sta je altijd stil. In Ahoy' loop je wat heen en weer, maar in deze opera mag je echt acteren. Dat is voor iedereen een fascinerende ervaring. Ik, als regisseuse, moet er voor zorgen dat de grote lijnen van het verhaal bij elkaar komen, en dat de emoties zichtbaar worden op het toneel. Want dat moet van mij, een opera moet je raken.”
Stravinsky schreef de eerste acte van 'Le Rossignol' in 1909. Hij voltooide de opera pas zes jaar later, na zijn ballet 'L'oiseau du feu' dat hij in opdracht van Diagilev maakte, 'Petroesjka' en 'Le sacre du printemps'. Tussen de eerste en de twee latere actes van 'Le Rossignol' zitten opmerkelijke stijlverschillen. Eerst vond Stravinsky dat een onoverkomelijk bezwaar, maar de onschuld van de muziek uit de eerste acte bleek wonderwel te passen bij de onschuld en de naïviteit van de Nachtigaal en de Visser. Stravinsky baseerde zijn vroege opera op een sprookje van de Deense schrijver Hans Christiaan Andersen.
De keuze voor 'Le Rossignol' werd door Christern gemaakt, op basis van een CD die ze kende. Spijt over haar keuze heeft ze niet, al is de muziek verre van gemakkelijk, zelfs voor geoefende amateurs. Ook loopt het aandeel van een ieder in de opera nogal uiteen. Zo zingen de sopranen in het koor nu maar twee minuten. Bij een volgend project gaat ze op een betere verdeling van de rollen letten. Ook moeten er, wat haar betreft, veel kleine solistische rollen in zitten. “Want iedereen wil toch schitteren.”
Dat ze doorgaat met het regisseren van opera staat vast. Ze wil er uiteindelijk haar werk van maken. Hoe dat vorm moet krijgen, in een eigen stichting of als project, weet ze nog niet. “Daar ga ik pas op maandag 4 maart aan denken, direct na de laatste voorstelling. Vroeger hing ik altijd urenlang met vriendinnen aan de telefoon. Nu bel ik me suf voor de opera”, lacht Christern. Wel staat vast dat ze vooral met amateurs wil blijven werken. “Hun enthousiasme is onuitputtelijk èn onweerstaanbaar.”
Zowel Hein Hogendoorn als Lex Blankestijn beamen dit volmondig. Beiden zijn professionele musici. Hoogendoorn begeleidt regelmatig vocalisten of speelt in een kamermuziek-ensemble. Blankestijn, afgestudeerd fluitist, is dirigent bij jeugd- en studentenorkesten en werkt als repetitor bij het VU-orkest in Amsterdam. “De motivatie van amateurs is hartverwarmend. Die mis je soms bij professionele musici. Wel is het zo dat amateurs niet boven een bepaald niveau uitkomen, al ligt dat bij 'Le Rossignol' behoorlijk hoog. Als je daar als dirigent rekening mee houdt, werkt dat niet frustrerend”, zegt Blankestijn.
“Het verschil tussen amateurs en professionals merk je vooral tijdens de pauze van een repetitie”, vertelt Hoogendoorn bij de nazit in een naburig café. “Amateurs zingen voor hun lol Schubertliederen. Dat zie ik een professional in de pauze niet gauw doen.”