Als je bijna alles hebt verloren, hoe vier je dan je vertrouwen in God?
Er was eens een jongen op een slachtblok. Hoe hij daar was beland? God had gezegd dat zijn vader hem moest doden, en de jongen vond dat zijn vader naar God moest luisteren. Want had God niet altijd gelijk? "Doe maar hoor pap", zei de jongen flink, ook al was het eng. "Ik vind het echt niet erg."
Ik vond het als kind maar een akelig verhaal. Ik snapte niet dat Isaak, want zo heette de jongen in mijn kinderbijbel, het niet op een rennen zette. En al helemaal niet dat Abrahams liefde voor God blijkbaar groter was dan die voor zijn eigen zoon. Vertrouwen noemden ze dat? Verraad, dat vond ik het. En waarom sprong zijn moeder eigenlijk niet voor hem in de bres?
Toen ik wat ouder werd, en ik behalve de grote-mensen-Bijbel ook de Koran had gelezen, vroeg ik mij af of islamitische kinderen net zo griezelden bij het verhaal van Ismael en Ibrahim, zoals ze daar heten, als ik vroeger had gedaan. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik leerde dat het verhaal dat ik altijd zo eng vond, juist de basis vormt voor de belangrijkste feestdag op de islamitische kalender: het Grote Feest, Eid al-Adha, oftewel het Offerfeest.
Niet bepaald een feestdag voor een overtuigde vegetariër als ik. Maar leg dat maar eens uit aan de buurvrouw die met al haar goede bedoelingen een bloederige plastic zak in je handen duwt. "Eid mabrouk, een gezegend feest buurvrouw!" Want dat schaap, zo leerde ik, wordt tradioneel in drie stukken verdeeld: één deel voor de familie, één deel voor de buren, en één deel voor de armen. Bofte ik even.
Zo zullen veel van de vluchtelingen die ons land de laatste weken hebben bereikt, het jarenlang ook hebben gedaan. Stuk schaap voor zichzelf, voor de buren, voor de mensen die het minder hadden dan zij. Bidden in de moskee. Kinderen in het nieuw, kadootjes, wat extra zakgeld zelfs misschien.
Maar ik vrees dat er bij de meesten van hen dit jaar geen ruimte is voor een schaap, speelgoed of nieuwe kleren voor de kinderen. Want die mensen die het minder hebben, dat zijn zij inmiddels zelf.
Wat zullen zij zich ontheemd voelen vandaag, tijdens het Offerfeest, zonder schaap, zonder familie soms, zonder moskee of de buren van toen.
Als je bijna alles hebt verloren, hoe vier je dan nog je vertrouwen in God?
Zouden ze het meekrijgen op hun smartphone, de beschamende bekrompenheid die het debat over hun toekomst al dagen, weken, maanden domineert? De onderhandelingen in Brussel die hen in razend tempo hebben gereduceerd tot cijfers, tot vóór of tegen, tot ja of nee? Het gesteggel over quota, het geroep om 'grenzen dicht'? De tegenstemmers, de haatzaaiers, de tsunamipredikers?
Ik hoop het niet. God, wat hoop ik van niet. Ik hoop dat ze horen hoeveel vrijwilligers zich melden bij het Rode Kruis, dat het aantal Welkom Winkels gestaag groeit, en hoeveel kinderen hen al helpen op school. Ja, ik hoop werkelijk dat ze zich welkom wanen, zeker vandaag. Dat 'ze' even 'we' wordt en dat dit hen op dit koude Offerfeest de harten verwarmt.
undefined