Akseli Gallen-Kallela, een mooi voorbeeld van beladen Finse schilderkunst.
Het zijn schilderijen die bij voorbaat een huivering door je botten laten trekken. Een meter dik pak sneeuw doet berkenbomen en eenvoudige blokhutten bijna bezwijken, het meer is kilometers lang toegevroren, een wak wacht op een gezin dat ontsnapt is aan de stoom van een sauna, op weg naar een frisse duik. Alleen op schilderijen die in de noordelijke uithoek van Europa (en het Russische westen) zijn gemaakt, wordt de kou zo wezenlijk uitgebeeld. Akseli Gallen-Kallela, in eigen land overbekend maar over de grenzen van Finland tot nu toe genegeerd, is zo’n typische vertegenwoordiger van de Scandinavische schildersschool.
Fijnslijpers zullen meteen zeggen dat Finland geen deel uitmaakt van Scandinavië. Maar Gallen-Kallela (1865-1931) is wel zeker een herkenbare representant van het ’noordelijke’ schilderen. Niet alleen was hij de voorman van een Fins-progressieve beweging (die later door de musea als de ’Nordic dawn’ werd omschreven, de dageraad of het ontwaken van de noordse schilderkunst dus), hij toonde rond het begin van de 20ste eeuw veel verwantschap met de schilders uit zijn tijd die verspreid over de buurlanden met vernieuwende ideeën bezig waren.
Die ideeën hadden veel te maken met het opkomende nationalisme en een heroriëntatie op de eigen, vaak op de vreemde overheerser veroverde cultuur. Finland was lang door de Zweden overheerst (in het zuidwesten spreekt een grote minderheid nog altijd Zweeds), tot het land in 1809 het persoonlijke eigendom van de tsaar van Rusland werd. Net als in Zweden, Rusland en in Denemarken was de schilderkunst tot halverwege de 19de eeuw nooit tot wasdom gekomen.
De schaarse kunstenaars, meestal opgeleid aan de klassieke buitenlandse academies omdat in eigen land een autonome opleiding ontbrak, stonden onder hevige druk van wat zich in West-Europa afspeelde. Kallen-Gallela is geen uitzondering: hij zat korte tijd op een privékunstacademie en zou later met een staatsbeurs naar Parijs vertrekken, waar hij werd aangenomen op de Académie Julian om er les te krijgen van salonschilders als Bouguereau en Fleury.
Het Gemeentemuseum in Den Haag heeft er in de afgelopen jaren al vaker op gewezen: kunst uit Scandinavië en andere Noord-Europese landen heeft een eigen karakter, dat bovendien in West-Europa vrijwel nooit te zien was. Dergelijke kunst wordt vaak exotisch genoemd, maar in dit geval is het een soort exotisme dat relatief dichtbij ligt. De spanning tussen het vreemde en het nog net herkenbare speelt ook in de Finse kunst een grote rol.
De tentoonstelling komt dus niet zomaar uit de lucht vallen: Gallen-Kallela was in Den Haag terecht in het centrum van de vroeg-moderne kunst in Finland geplaatst. Het Groninger Museum zaait nu op een door het Haagse museum geploegde akker. Met als belangrijkste resultaat dat Gallen-Kallela als meest ’nationale’ schilder van zijn land kan worden beschouwd.
Hij verdient dat in de eerste plaats omdat hij veel thema’s in zijn oeuvre heeft ontleend aan de Kalevala, het nationale epos van Finland, dat een bundeling van eeuwenoude sagen en legenden in de vorm van poëtische zangen bevat. Wie zou denken dat het boek even oud is als de vertellingen die erin staan, komt verkeerd uit. De eerste druk van de Kalevala dateert uit 1835, maar in 1849 verscheen een veel uitgebreidere versie. Wat dat betreft was Gallen-Kallela er dus vrij snel bij om zich door de vertellingen te laten inspireren. Hij hoefde er niet eens zijn stijl voor aan te passen. Het realisme, dat in het perifere noorden van Europa net zoveel werd bedreven als in Rusland of België, was geknipt om als verbeelding van de soms wel erg dramatische verhalen te dienen.
Het ligt wellicht aan het feit dat niet elk aangevraagd schilderij door de Finse musea werd uitgeleend, maar het Groninger Museum slaagt er op deze tentoonstelling niet in om Gallen-Kallela als de uitbeelder bij uitstek van de Kalevala neer te zetten. Zo ontbreekt het schilderij met de moeder van Lemminküinen (een van de sleutelfiguren in het heldendicht) die vol vertwijfeling haar hand op haar dode zoon legt terwijl haar blik hemelwaarts is geheven. Het museum toont wel een ets met een vergelijkbare scène maar kreeg wat de Finnen kennelijk beschouwen als hun ’Nachtwacht’ niet los. Wordt dat goedgemaakt door schilderijen met een vergelijkbare kwaliteit als ’De vloek van Kullervo’ (in dit geval een heel tragische held, uit de Kalevala) of het drieluik over de mythe van Aino, dat Gallen-Kallela eigenlijk als mislukt beschouwde, omdat hij voor de hoofdpersoon in Parijs geen geschikt Fins model kon vinden ?
Anderzijds, deze eerste monografische presentatie van Finlands beste kunstenaar uit de vroeg-moderne fase schiet op kwantitatief noch op kwalitatief punt tekort. Gallen-Kallela is een bij vlagen intrigerend schilder die een wereld in kaart brengt die de meeste bezoekers in het museum hooguit kennen van horen zeggen.
Hij schildert niet het exotisme van de eeuwig zingende bossen en dramatische watervallen in een met woeste bossen bezaaid bergland, zoals bij de Noren en Zweden van het type J.C. Dahl is te vinden, maar keert terug naar de oorsprong van zijn cultuur. Wie zijn werk wil begrijpen, moet dus tegelijk de Finse cultuur proberen te doorgronden. Een mooi voorbeeld van beladen schilderkunst.