Analyse

Afrikaanse exodus maakt Strafhof nog machtelozer

Sinds einde 2012 is de voormalige Gambiaanse minister van justitie, Fatou Bensouda, hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof. Beeld REUTERS
Sinds einde 2012 is de voormalige Gambiaanse minister van justitie, Fatou Bensouda, hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof.Beeld REUTERS

Een dreigende exodus van Afrikaanse landen zal het Internationaal Strafhof nog marginaler maken dan het nu al is.

Arjen van der Ziel

Na Burundi en Zuid-Afrika heeft nu ook Gambia zijn terugtrekking aangekondigd uit het Internationaal Strafhof in Den Haag. En een verdere uittocht van Afrikaanse landen dreigt. Onder meer Djibouti, Kenia en Oeganda overwegen ook afscheid te nemen van het Internationaal Strafhof. De Oegandese president Yoweri Museveni noemde het Hof eerder deze week 'zeer nutteloos'.

Mensenrechtenactivisten maken zich zorgen over de dreigende Afrikaanse exodus, omdat deze het toch al wankele Strafhof naar verwachting nog verder zal verzwakken. Human Rights Watch noemde Zuid-Afrika's besluit 'een enorme slag' en Amnesty International sprak van 'een diepe teleurstelling'.

"Zuid-Afrika's plotselinge aankondiging is verraad aan de miljoenen slachtoffers van de ergste mensenrechtenschendingen", aldus Netsanet Belay, de Afrika-directeur van Amnesty.

Belangrijke vernieuwing

Het Internationaal Strafhof was toen het in 2002 werd opgezet een van de belangrijkste vernieuwingen van de internationale rechtsorde sinds de oprichting van de Verenigde Naties. Voor het eerst bestond er nu een permanente instantie voor de berechting van verdachten die, in de woorden van het oprichtingsstatuut, 'een gevaar vormen voor de vrede, de veiligheid en het welzijn van de wereld.' Vervolging van dergelijke schurken werd, zo was de gedachte, nu definitief onttrokken aan de exclusieve soereiniteit van staten.

Maar daarmee was ook meteen een potentieel conflict ingebakken. Want soevereiniteit van staten is van oudsher juist een van de hoekstenen van de internationale betrekkingen. Om effectieve diplomatie te bedrijven, moeten regeringen ook kunnen praten met 'foute' leiders, zelfs als die oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid hebben begaan. Dit wordt stukken moeilijker als je op grond van je deelname aan het Internationaal Strafhof eigenlijk verplicht bent zo'n leider te arresteren.

Hoe deelname aan het Strafhof de diplomatie kan bemoeilijken, ontdekte Zuid-Afrika toen het vorig jaar in Johannesburg en Pretoria een top van de Afrikaanse Unie organiseerde. Een van de deelnemers aan de AU-top was de Soedanese president Omar al-Bashir, die door het Internationaal Strafhof is aangeklaagd voor genocide in Darfur in 2003. En Zuid-Afrika kwam onder zware druk te staan om Bashir op te pakken en over te dragen aan het Strafhof in Den Haag. Maar tot ergernis van mensenrechtenactivisten weigerde Pretoria dat.

In een recente brief aan VN-chef Ban ki-Moon, waarin Zuid-Afrika zijn terugtrekking uit het Strafhof toelicht, haalt de Zuid-Afrikaanse regering dit voorbeeld dan ook nadrukkelijk aan. De Zuid-Afrikanen schrijven dat zij door het bezoek van de Soedanese sterke man geconfronteerd werden met 'de 'harde diplomatieke werkelijkheid'. Volgens de Zuid-Afrikanen belemmert het lidmaatschap van het hof hen bij hun inzet voor 'vrede en veiligheid op het Afrikaanse contintent.'

Diplomatieke steun

Toen het Internationaal Strafhof in 2002 werd opgezet, overheerste enthousiasme. Dit was deels een gevolg van de tijdgeest. Toen er in de tweede helft van de jaren negentig werd onderhandeld over het Hof, begon het Joegoslavië-tribunaal juist op stoom te komen. Dat tribunaal genoot - in elk geval het grootste deel van de tijd - brede diplomatieke steun. De Verenigde Staten en Europese landen oefenden politieke en economische druk uit op Bosnië, Servië en Kroatië om mee te werken. En er waren bovendien Navo-troepen beschikbaar, die verdachten oppakten en overbrachten naar Den Haag.

Surfend op de golven van dat succes leek de oprichting van het Strafhof een logische, idealistische stap vooruit. Maar het Joegoslavië-tribunaal is, achteraf bezien, uitzonderlijk gebleken.

Het Internationaal Strafhof heeft nooit dezelfde brede diplomatieke steun gekregen. De grootmachten Amerika, Rusland, China en India doen zelfs helemaal niet mee. Het Hof kan ook alleen misdrijven berechten met instemming van de staat waar ze zijn begaan, met instemming van de staat van de nationaliteit van de verdachte, of na een verwijzing van de VN-Veiligheidsraad. Bovendien beschikt het Hof niet over een politiemacht die verdachten kan oppakken.

Mede hierdoor heeft het Internationaal Strafhof de afgelopen veertien jaar de reputatie gekregen van een papieren tijger. Zaken sleepten zich jarenlang voort, of liepen stuk door gebrek aan bewijs of intimidatie van getuigen. In veertien jaar zijn maar vier verdachten veroordeeld.

Sommige critici beschuldigen de internationale aanklagers er bovendien van 'anti-Afrika' te zijn, omdat ze tot begin dit jaar alleen officiële strafrechtelijke onderzoeken begonnen tegen Afrikaanse verdachten, en omdat alle vier veroordeelden ook Afrikanen zijn. Hoewel de hoofdaanklager sinds 2012 een Afrikaanse vrouw is, de voormalige Gambiaanse minister van justitie Fatou Bensouda, zouden de aanklagers er een westerse, neo-koloniale agenda op na houden.

"Er zijn heel veel westerse landen, zeker dertig, die verschrikkelijke oorlogsmisdaden hebben gepleegd tegen soevereine landen en hun inwoners", zei de Gambiaanse minister van informaitie Sheriff Bojang dinsdag tegen de staatstelevisie. "Maar sinds de oprichting van het Internationaal Strafhof is geen enkele westerse oorlogsmisdadiger vervolgd." Volgens de minister is het Hof bedoeld 'voor de vervolging en vernedering van gekleurde mensen, en speciaal Afrikanen'.

Successen

Ondanks al deze handicaps heeft het Strafhof ook successen geboekt. Zo werd onlangs een Malinese jihadist na een betrekkelijk snel proces veroordeeld voor het verwoesten van historische kunstschatten in de Malinese stad Timboektoe. En sinds begin dit jaar loopt er een belangrijke rechtszaak tegen Laurent Gbagbo, de vroegere president van Ivoorkust en de hoogste politicus die het hof tot nu toe heeft berecht.

Gbagbo wordt door de aanklagers beschuldigd van 'onbeschrijflijke misdaden' tijdens een burgeroorlog in 2010, die aan zo'n 3000 mensen het leven kostte. "Dit proces is bedoeld om de waarheid te achterhalen", verzekerde aanklaagster Fatou Bensouda bij aanvang van de zaak. "Om gerechtigheid te krijgen voor de slachtoffers en om nieuwe massaslachtingen in de toekomst te voorkomen."

Hoe gaat het nu verder met het Internationaal Strafhof? Kan de dreigende Afrikaanse exodus het einde van het hof betekenen? Vrijwel niemand gaat daar van uit. Als internationale organisaties eenmaal zijn opgericht, verdwijnen ze zelden helemaal. Maar als nog meer Afrikaanse landen zich terugtrekken, neemt het nut van het hof wel verder af. Het wordt dan nog marginaler dan het nu al is.

Overigens hoeft zo'n verdere uitholling van het hof niet het definitieve einde te betekenen van het ideaal van een internationale instantie voor de vervolging van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Sommige experts wijzen er op dat de zogenoemde Volkenbond, die in 1919 werd opgericht om oorlogen te voorkomen, ooit ook roemloos ten onder ging. Maar nog voordat de Volkenbond in 1946 officieel was opgeheven, waren in 1945 de Verenigde Naties al weer opgericht. En die organisatie, met al zijn gebreken, bestaat nog steeds.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden