Abt Slangenburg treedt op aandrang van Rome af
Van onze kerkredactie AMSTERDAM - Op sterke aandrang van Rome zal abt P. van den Biesen (88) van de benedictijnen van de Willibrordsabdij bij Doetinchem terugtreden. Het is onwaarschijnlijk dat de kleine, vergrijsde communiteit nog kan overleven.
De Willibrordsabdij - ofwel de 'Slangenburg', naar het nabijgelegen kasteeltje - is betrekkelijk jong. Vlak na de oorlog vestigde een kleine vitale groep monniken uit Oosterhout zich in de Achterhoek. Met eigen handen bouwden zij het klooster en de boerderij; dom Kees Tholens, nu eveneens hoogbejaard, werd de eerste abt.
De jaren zestig sloegen hard toe in het knusse klooster. Op de wieken van Parijs-1968 wilde een groep jongeren het monnikenleven radicaal vernieuwen, maar zij kregen de rest niet mee. Het slot was dat de groep in Nijmegen voor zichzelf begon als 'stadsmonniken'. Net als elders brachten de jaren zeventig voor de Slangenburg een golf van uittredingen. Aanwas die beklijfde bleef uit.
Een apart geval was abt Tholens. Deze trad niet uit, maar zocht zijn heil meer en meer in het oosten. In de Indiase ashram van de benedictijn en spirituele meester Bede Griffiths maakte Tholens zich diens bijzondere combinatie van christelijk en boeddhistisch monnikendom eige. Hij vertrok voorgoed uit de Slangenburg, pendelend tussen India en Amsterdam en woont nu in Milaan.
Als prior nam Van den Biesen de honneurs waar. Nog steeds straalt hij met zijn rijzige gestalte kracht en gezag uit. Hij was jarenlang de beste bedrijfsleider voor de boerderij van koeien en fokstieren die je wensen kon. Maar het charisma van abt, geestelijke vader, leek hem niet gegeven. Hij bleef maar prior, hoewel de monniken recht hadden op een abt.
Toen in 1980 de Nederlandse bisschoppen in het Vaticaan op het matje moesten komen mochten zij twee kloosteroversten meenemen. De eerste was de latere bisschop van Rotterdam drs Ad van Luyn, toen de overste van de salezianen. Over de tweede werd men het niet eens; de keus van de religieuzen zelf - de jezuïet dr. Hans van Leeuwen - was voor Rome niet acceptabel. Daar wilde men ineens dat nummer twee een monnik was. Via iet-wiet-waait-is eerlijk-weg zouden ze toen op Van den Biesen zijn uitgekomen - inhoudelijk lag die keuze niet voor de hand.
Om het totaal aantal benedictijner abten in Nederland op te krikken werd dom van den Biesen uiteindelijk toch tot abt gekozen en gewijd. Maar de vergrijzing van de Slangenburg schreed voort, tot er nog één veertiger en een handvol tachtigers over waren. De abt hoopte op betere tijden, maar weigerde serieuze en realistische stappen te ondernemen.
De nood werd eind 1997 acuut, toen de prior en enige niet-bejaarde, pater mr. Paul van der Ven, te langen leste wegtrok en een werkkring als ziekenhuispastor verkoos. Een visitatie uit Rome mondde uit in het dringende verzoek aan Van den Biesen om af te treden. Bij de benedictijnen is dat niet af te dwingen.
Een tijdelijke overste, eventueel van elders, zal weinig anders kunnen doen dan voor de laatste Slangenburgers een goed onderdak zoeken en de zaak te sluiten, de eerste keer sinds de benedictijnen rond 1900 weer naar Nederland kwamen. Anderen zullen Benedictus' 1500 jaar oude monastieke geest met nieuwe ideeën moeten overbrengen naar de volgende eeuw.