Aan wateren der rust

“Als kind geloofde ik alles”, zei ze. “God kon alles. Dat heb ik tot mijn elfde jaar geloofd, ik had een zorgeloze jeugd. Toen overleed mijn vader. Moeder kwam me 's nachts wekken, ze zei dat ze met mijn vader naar het ziekenhuis moest. Ik ging mijn bed uit, bovenaan de trap bleef ik staan. De ambulance kwam, mijn vader werd op een brancard weggedragen. Ik wilde hem nog even gedag zeggen, maar ik durfde niet in mijn pyjama, met die vreemde mannen. Door het raam zag ik de auto wegrijden. Ik wist dat mijn vader niet terug zou komen. Ik was zo bang. Hoe moest het nu allemaal verder? Mijn wereld stortte in elkaar, die nacht. Ik deed een gebedje. Dat hielp. Ik ben weer gaan slapen. God liet me slapen, dat gevoel heb ik er achteraf over.”

NICO TER LINDEN

Ter voorbereiding op hun belijdenis vertelden de catechumenen het weekend voor Palmzondag elkaar over hun leven en over de lotgevallen van hun geloof. Daar hadden wij het op de catechisatie-avonden niet over gehad. Daar spraken wij over Israëls God, over recht en onrecht, over schuld en tragiek, vergeving en verlossing, over lijden en opstanding. En over de kerk spraken we, die dikwijls zo sfeerloos is en zonder verbeeldingskracht, tot zij ineens weer de geest krijgt en hartelijk en uitdagend wordt. Daar hadden wij het over, die avonden. Van elkaar wisten wij nauwelijks iets.

Tijdens dat weekend vertelde een ieder zijn verhaal. Ontroerend, verrassend, verrijkend, verhelderend, niet zelden ook voor de verteller zelf. Ze kwamen langs velerlei wegen. Iemand had door woede gedreven de Wester opgezocht, in protest tegen de dood, opkomend voor zijn doden. Een ander was vervuld van diepe dankbaarheid voor louter zegeningen. Een derde voelde zich geïnspireerd door de Franciscaanse spiritualiteit, een vierde getuigde van haar diepe verbondenheid met het volk van God en met het lot van dat volk. Vlinders hadden wij in onze kring, en ook tobbers. “Ik loop over straat en ik kan het niet verdragen dat God met Mozes sprak als met een vriend en niet met mij. Ik zoek mijn heil in het huis van God, ik hoor daar woorden van eeuwig leven en ik drink ze in en ik word tegelijk bevangen door de vrees dat die woorden slechts strottehoofdbewegingen zijn van het mannetje op de kansel.”

Het ene verhaal na het andere, van mannen en vrouwen, komend langs velerlei wegen. Katholieken, protestanten in soorten en mensen, zomaar uit het niets opgedoken. Eigenlijk was er niemand bij die de godsdienst kant en klaar in een doosje van huis had meegekregen. Geloof is in onze streken nu eenmaal in hoge mate geprivatiseerd, je moet het je zelf toeëigenen, en niet de kerk maar alleen jijzelf bepaalt hoe en wat je wilt en kunt geloven. Meer dan ooit zijn wij dus afhankelijk geworden van mensen die wij op onze levensweg ontmoeten: van ouders die bij de geloofsoverdracht het juiste midden weten te vinden tussen indoctrinatie en verwaarlozing en van een kerk die nog van geheimen weet en die het kleine eert en die haar waarheid en wijsheid koestert zonder te pretenderen die in pacht te hebben. Eenzaam is de zoekende mens van vandaag, reli-shoppend in de supermarkt van de zingevingssystemen, druk doende zijn mandje te vullen met wat er her en der op de schappen ligt. Bij de kassa is geen mandje gelijk.

Tijdens dat weekend voor de belijdenis lieten de catechumenen elkaar hun mandjes zien. “Wat een verschillen”, zei iemand. “Zelf ben ik met een bijna leeg mandje aan dit jaar begonnen, maar ik heb aardig wat vergaard. Anderen kwamen met een vol mandje aangezet, maar als ik het zo hoor hebben ze het nodige weer op de schappen teruggezet, omdat ze er niet meer mee uit de voeten kunnen.”

Wat al die verhalen gemeenschappelijk hadden, was het erin beleden vertrouwen. Een godsvertrouwen dat bij de één nauwelijks was aangevochten en dat een ander voor de poorten van de hel had moeten wegslepen.

Van dat godsvertrouwen is het verhaal van het meisje van elf, inmiddels een volwassen vrouw geworden, een mooie illustratie. Haar zorgeloze jeugd was die nacht voorbij, haar vader was stervende. Maar na een gebedje viel ze zowaar weer in slaap. “God liet me slapen, dat gevoel heb ik er achteraf over.” Hij voert zijn kinderen naar wateren der rust.

Denk alleen niet dat dat meisje in vrome godsvrucht vanaf haar elfde dapper doorstappend zomaar op die Palmzondag de Wester betrad. Ze had een lange weg te gaan. Eerst ging ze voor haar verdriet op de vlucht. Wanneer in de kerk het Onze Vader werd gebeden kromp haar het hart ineen, en toen ze later weer door iemand in de steek werd gelaten, kwam alle opgekropte woede en verdriet los. Ze hervond haar evenwicht vooral toen ze in de kerk doorkreeg dat het in die oude geloofsverhalen over haar ging. Zo kwam ze in een lange geschiedenis terecht en ging ze zich opgenomen voelen in een gemeenschap van mensen als zij, die eeuwen geleden de goede strijd ook hadden gestreden. Nu, na een lange weg te zijn gegaan, zei ze: “Ik geloof veel niet. Ik begrijp ook veel niet. Maar dit weet ik wel: God is een Vader, die je de slaap schenkt, als je die nodig hebt.”

Het klinkt kinderlijk, maar intussen is het een zeer volwassen uitspraak. Een kind kan kinderlijk geloven dat de Heer een herder is, die je voert naar wateren der rust. Maar vroeg of laat kom je uit de kinderkamer tevoorschijn. Je moet door dalen van diepe duisternis, afleggen wat kinderlijk was, je kunt je geloof van vroeger niet zo meenemen. Je moet het in een lang en soms pijnlijk proces zien te herwinnen, tot je het weer kunt zeggen: de Heer is mijn herder, mij ontbreekt niets. Een kind kan het zeggen, omdat het nog niet het tegendeel heeft ervaren. Een volwassene zal zich moeten terugtrekken op een niet meer binnenwereldlijke zekerheid om deze superieure rust in zichzelf te kunnen bewaren. (Fortmann).

Op Palmzondag knielden de catechumenen in een grote kring neer. Ik prees de dag dat wij elkaar hadden ontmoet. We hadden wat afgeploeterd, gelachen, gehuild, ons lavend aan het goede Boek, aan het getuigenis van velen, groten en kleinen, en aan elkaar. We doelden van wat we in de loop van ons leven zoal bij elkaar gesprokkeld hadden, en hoe schamel misschien ook het was waarachtig niet niets.

Ze knielden neer en ik mocht één voor één de handen opleggen en de zegen geven, waarmee ik zelf gezegend ben, de zegen van Aüron, die wordt doorgegeven van geslacht op geslacht. Daar had ik me al een jaar lang op verheugd en dat verlangen was nog aangewakkerd door de ontroerende woorden van Abel Herzberg uit Brieven aan mijn kleinzoon, waarmee een van de catechumenen was komen aangezet.

“De laatste keer, dat ik met mijn vader en moeder bij mijn grootvader was, moest ik dichtbij zijn bed komen staan. De oude man legde zijn handen op mijn hoofd en heeft mij gezegend. Mijn ouders huilden. Het is net, of dit moment nooit is voorbijgegaan. Net of iemand het gefixeerd heeft. Soms komt het mij voor, of die zegening in dat ziekenhuis een onzichtbaar schilderij geworden is, om altijd naar te blijven kijken. Ik ben nu zo oud als mijn grootvader toen geweest is, misschien zelfs wat ouder. Maar ik kan niet aan hem denken, of ik heb het gevoel, dat ik het kind gebleven ben van toen. Nog liggen zijn handen op mijn hoofd, nog trilt zijn mond, nog staren zijn ogen en gaan dan achter zijn oogleden schuil. En nog prevelen zijn lippen de oeroude zegen van de priesters: 'De Heer zegene je en behoede je, Hij late zijn aangezicht over je schijnen en zij je genadig, Hij zij bezorgd om je en geve je vrede.' Er is een zeer verre afstand ontstaan tussen ons en het chassidisme en zelfs tussen ons en de godsdienst in het algemeen. Maar mijn grootvader is er altijd geweest en heeft bij mij gestaan en boven mij. Toen ik trouwde, toen de kinderen geboren werden, toen vader en moeder stierven, toen de kinderen kinderen kregen en ook toen jij geboren bent. Hij is met mij de Duitse kampen ingegaan en heeft mij behoed. En hij is er nu, terwijl ik dit schrijf. Ik heb niet opgehouden een kind te zin en hij heeft niet opgehouden te zegenen.”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden