ColumnMerijn de Boer
Zou de poortwachter bij de slagboom geen gezichten kunnen herkennen?
Iedere dag moet ik minstens twee keer langs een poortwachter. Onze Airbnb bevindt zich in een toeristisch deel van het dorp dat niet voor iedereen met de auto toegankelijk is. Hierdoor denk ik dagelijks aan Kafka.
Die schreef namelijk de beroemde parabel Voor de Wet. Een man komt bij een poortwachter en vraagt of hij naar binnen mag. De poortwachter weigert hem de toegang. De man vraagt of hij dan later misschien naar binnen mag. De poortwachter antwoordt: “Dat is mogelijk. Maar nu niet.” De man wacht de rest van zijn leven tot hij eindelijk naar binnen mag. Ten slotte sterft hij aan de voeten van de poortwachter.
Dit schrikbeeld gaat altijd weer even door mijn hoofd als ik de slagboom nader. De Tunesische poortwachter laat me weliswaar steeds naar binnen, maar telkens duurt het even voordat hij ertoe bereid is. Eerst staart hij me langdurig aan, terwijl ik me afvraag wat hij van me verwacht.
Als dit machtsspel achter de rug is, begint mijn schuldgevoel op te spelen. Hij moet zich speciaal voor mij helemaal uit zijn plastic stoeltje hijsen en een paar meter afleggen om op een knop te drukken. Aangezien hij moeilijk loopt, met behulp van een stok, voel ik me nog extra bezwaard.
“De portier is een invalide”, mompel ik dan tegen de voorruit (ik denk dus dagelijks ook aan Hermans).
Zowel bij aankomst als bij vertrek groet ik altijd zo vriendelijk mogelijk, maar het is nog niet zover gekomen dat de poortwachter mijn groet heeft beantwoord. Ik weet ook niet zeker of hij me na twee maanden herkent. Het lijkt er eerder op dat ik in zijn beleving telkens voor het eerst bij de slagboom aankom. Alsof ik in een Tunesische variant van de Kafkaparabel ben beland.
Ik heb mijn kinderen weleens gevraagd om heel enthousiast naar hem te zwaaien, in de hoop dat hij erdoor zou ontdooien. Maar toen vroeg mijn dochter treurig waarom hij niet terugzwaaide.
Misschien heeft hij prosopagnosie
Het zou kunnen, bedenk ik nu pas, dat de poortwachter niet goed ziet. Of misschien heeft hij prosopagnosie. Dat is een neurologische afwijking, waardoor iemand geen gezichten kan herkennen. Het zou verklaren waarom ik elke dag weer een vreemde voor hem ben.
Over een week komt er een einde aan dit merkwaardige dagelijkse ritueel, want dan verruilen we de Airbnb voor ons nieuwe huis.
In de parabel van Kafka vraagt de man vlak voor zijn dood waarom hij nooit iemand anders bij de poort heeft gezien. De poortwachter vertelt dat de poort er speciaal voor hem was neergezet.
Ik zal over een week nog eens langs ‘mijn poort’ rijden. Eens zien of de slagboom er dan nog staat.
Merijn de Boer is schrijver, huisman en expat. Zijn vrouw is diplomaat. De Boers laatste roman De Saamhorigheidsgroep stond op de shortlist van de Libris Literatuurprijs 2021. Lees zijn columns hier.