null

EssayKinderwens

Wie of wat bepaalt eigenlijk wanneer ik moeder wil worden?

Beeld Suzan Hijink

Bij het uitpluizen van haar kinderwens loopt Rianne Oosterom tegen een probleem aan: hoe maak je een autonome keuze, als er van alle kanten sociale conventies aan je trekken?

Rianne Oosterom

Mijn kinderwens droeg ik jaren mee als een mentosje in mijn jaszak. Af en toe liet ik hem door mijn vingers glijden, maar had er gewoon nog geen trek in. Maar dat ik ooit moeder wilde worden, wist ik al toen ik als oudste van vijf kinderen op mijn tiende de luiers van mijn jongste broertje verschoonde.

Hoe wordt een kinderwens geboren? Je kunt het een onvermijdelijk biologisch principe noemen, een aangepraat moeder-de-vrouw-ideaal, een ijdeltuiterige wens om een op jou gelijkend mens voort te brengen, een zucht naar de ultieme vervulling van de liefde – maar voor mij was het simpelweg iets wat ik bij me droeg, al ­jaren.

Ik wist een paar weken dat ik zwanger was, toen een vriendin van de basisschool mij een foto stuurde van een poëziealbumpagina vol teddyberen. Een donkerblond meisje met twee vlechtjes en een pony, gestoken in een aardbeienpakje, staarde mij aan vanaf mijn telefoon. Ik zat in groep drie, kon alleen mijn eigen naam schrijven.

In mijn moeders handschrift stond er dat mijn ‘wensdroom’ was: ‘Trouwen met iemand die lief is. Bruidsmeisje zijn.’ Wat ik later wilde worden? ‘Moeder’. Ik schoot in de lach toen ik de antwoorden las. Natuurlijk, dacht ik: dit is wat je als jong meisje leert over wat meisjes moeten willen.

Ik voelde mij ineens een snob

Aan de andere kant: is het antwoord van zesjarige niet juist authentiek? Is een kind niet veel beter in staat tot autonoom dromen, omdat het nog niet zo beïnvloed is door de sociale context waarin het zich begeeft? Ik voelde mij ineens een snob, zo minzaam als ik deed over mijn oude dromen – juist nu er een kind in mij groeit. Sorry daar, buik.

Zonder dat ze het doorhad, legde mijn vriendin het vraagstuk van autonomie op tafel, een probleem waar ik al eerder tegenaan liep in het uitpluizen van mijn ­kinderwens. Wilde ik echt een kind, of wilde ik het omdat het van me verwacht werd? En wanneer wilde ik het dan? Kon ik daar wel vrij over nadenken en beslissen te midden van allerlei sociale normen en relaties?

Gouda, 2015. Rond het schoolgebouw waar ik als tiener jarenlang over een winderige dijk dwars door de polder naartoe fietste, staan drommen fietsen met kinderzitjes. Het schemert, ik draag een rokje tot over mijn knie. Tweeëntwintig ben ik, net afgestudeerd en beginnend journalist, relatief bleu en nieuw in de progressieve mediawereld.

Nu ben ik even terug op de plek waar ik vandaan kom. Zeta, dat vierkante gebouw met de rode deuren, waar de bovenbouw van het reformatorische Driestar College huist. Er is een reünie vanavond. Dezelfde groepjes vormen zich, besnuffelen hun oude territoria. Ietwat uitgerekt zijn ze, mijn jaargenoten, minder bepukkeld.

Ik krijg allerlei foto’s te zien van roze baby’s, blonde kuifjes. Zo gek is dat hier niet: in reformatorische kringen wordt redelijk jong getrouwd en gebaard. De gemiddelde leeftijd waarop Nederlandse vrouwen een kind krijgen mag dan dertig zijn (29,9 om precies te zijn), in orthodox-christelijke kringen ligt dat gemiddelde een stuk lager.

Een kind wordt je gegeven

Het gebruik van voorbehoedsmiddelen is geen automatisch gegeven. Plus: een kind krijgen is alles behalve een keuze in deze kringen, niet iets waar je jaren over nadenkt – zoals bij een deel van mijn tobberige generatie gebruikelijk is – en het is al helemaal geen recht: een kind wordt je gegeven.

“Ben jij al getrouwd? Heb jij al kinderen?”, vragen mijn jaargenoten mij. In dat woordje ‘al’ schuilt de on­geschreven regel. Mijn middelbare schoolvriendinnen hebben inmiddels op één na allemaal één of meerdere kinderen. Ik vond het nooit raar dat we in studententijd tijdens onze avondjes samen vooral over kinderen praatten – zo ging dat gewoon.

Leeftijd moeder bij eerste kind is nu bijna dertig jaar

Eind jaren vijftig waren Nederlandse vrouwen die voor het eerst moeder werden, gemiddeld bijna 26 jaar oud. Begin ­jaren zeventig was dat ruim 24 jaar, waarna een gestage ­stijging inzette. In 2018 waren ­vrouwen 29,9 jaar oud bij de ­geboorte van hun eerste kind.

Ook de gemiddelde leeftijd van de vaders stijgt. Zij waren in 2018 bij de geboorte van hun eerste kind gemiddeld 32,7 jaar. Dat is drie maanden ouder dan in 2013.

Op de EU-ranglijst staan Nederlandse moeders op de zesde plaats met hun gemiddelde ­leeftijd bij hun eerste kind, na landen als Spanje en Ierland. ­Italiaanse moeders staan bovenaan met ruim 31 jaar bij hun eerstgeborene. Bulgaarse moeders zijn gemiddeld het jongste bij de ­geboorte van hun eerste kind: nog net geen 26.

Ik begeef mij nog steeds in deze twee werelden, waarin – hoewel er in de christelijke kringen van alles verschuift – andere sociale conventies gelden, zeker wat betreft moederschap. Voor de orthodox-christelijke wereld ben ik ‘laat’ zwanger van de eerste, en krijg ik zo nu en dan opmerkingen als: “Dat werd een keer tijd!”

In hoogopgeleide kringen ben ik er juist ‘vroeg’ bij, lijken mensen zich bijna niet te kunnen vóórstellen dat je voor je dertigste überhaupt nadenkt over kinderen, laat staan dat je al getrouwd bent, zoals ik. “Ben je 27? Oh, dan ben je nog erg jong”, zeggen ze. Ze vragen: “Was het wel gepland” of “Had je niet eerst nog een wereldreis willen maken?”

Het moment waarop een vrouw stopt met anticonceptie

Wat er precies voorafgaat aan het moment dat vrouwen stoppen met anticonceptie, is niet iets waar we veel over praten. Als ik om mij heen kijk, lijkt het voor mijn generatie vooral een kwestie van je zaakjes op orde hebben én genoeg van het leven geproefd hebben. Een vaste baan, een koophuis en een aantal verre reizen zijn de minste voorwaarden.

Je moet een beetje rondgezworven hebben in de liefde, een jaar of wat samenzijn met een vaste partner, en niet te vergeten, je moet echt uitgestudeerd zijn, je carrière moet het liefst zo’n vijf jaar of meer op stoom zijn gekomen – dan pas is er ruimte voor een kind. Alsof een baby het sluitstuk van zelfontplooiing is, en ook: alsof je leven daarna ophoudt.

Larissa Pans schreef het boek 'Onbeperkt vruchtbaar'. Beeld -
Larissa Pans schreef het boek 'Onbeperkt vruchtbaar'.Beeld -


Ik moet denken aan het boek ‘Onbeperkt vruchtbaar’ van journalist Larissa Pans, waarin ze de huidige trend richting het ‘late’ of ‘uitgestelde’ moederschap verkent. Oud-minister Edith Schippers doet een opmerkelijke oproep in het boek: begin op tijd! Na je dertigste neemt je vruchtbaarheid al gauw af, en wordt de kans op complicaties groter.

Waar gynaecologen in het boek van Pans hun zorgen uiten over de oplopende leeftijd waarop vrouwen moeder worden, zijn er ook artsen die er juist heil in zien. Neem de Belg Luc Bonneux. Zijn slogan: ‘Een wijze vrouw krijgt haar kind niet gauw’. Rijpere vrouwen zijn volgens hem betere moeders – wijzer en stabieler.

‘Begin op tijd’ vind ik een sympathieke maar oneerlijke boodschap. Vrouwen kunnen nog zo hard zoeken, maar niet voor hun dertigste een geschikte partner vinden in het huidige liever-los-dan-vast-datingklimaat. Dan zijn er nog partners die een kinderwens van een vrouw lang tegenhouden, omdat ze er zelf niet klaar voor zijn.

Herkent u zich in het verhaal van Rianne Oosterom of juist ­helemaal niet? Stuur uw reactie naar tijdgeestreacties@trouw.nl. Een selectie zal ­vanaf dinsdag te ­lezen zijn op trouw.nl/tijdgeest­essay, en in het volgende nummer van Tijdgeest.

En alsof vroeg beginnen altijd betekent dat het lukt. Vrouwen kunnen onvruchtbaar zijn en daar diep verdriet door voelen. Ook hun omstandigheden kiezen ze niet altijd zelf: ze kunnen ongewild flexwerker zijn, zwangerschapsdiscriminatie zien bij collega’s en daardoor afgeschrikt worden, of geen betaalbare woning vinden, en niet in een studio willen bevallen.

Toen ik Pans een jaar geleden interviewde, verzuchtte ze wel: “Oudere mensen zeggen: ons kind werd geboren in een lullig kamertje en sliep in het washok, dat was ook prima. Misschien is het probleem van nu ook wel dat we alles te perfect willen.” Dat zette mij aan het denken.

Journalist Tom Grosfeld, die op zijn 25ste vader werd, schreef eerder in Het Parool: “Het is, denk ik, goed om ons te realiseren dat we onbewust door tal van factoren worden beïnvloed om relatief lang te wachten met kinderen. En dat, als je graag aan kinderen wilt beginnen als koppel, je het gewoon moet doen.”

Zit wat in, dacht ik. Vrouwen staan niet altijd stil bij het feit dat hun eierstokken een soort kauwgombal­machines zijn die leeg raken, en hoewel er inmiddels medisch heel veel mogelijk is – tot en met draagmoeders inhuren in het buitenland – is het ook riskant om te mikken op een korte window of opportunity. Zonde zou ik zeggen, dat kinderen krijgen pas na de dertig een gespreksitem wordt, want dat proces kan best wat tijd in beslag nemen.

Een laf compromis

Nu ik op mijn zevenentwintigste zwanger ben, wijk ik zowel af van de ongeschreven regels in de orthodox-christelijke wereld, als van de hoogopgeleide wereld om mij heen. Daardoor vraag ik mij weleens af of ik niet gewoon een laf compromis heb gesloten. Ik wijk aan beide kanten een klein beetje af, maar niet zo veel dat mensen mij belachelijk vinden.

Als je mijn levensverhaal van buiten zou bestuderen, zonder mijn koffer met dagboeken op zolder door te nemen, zie je een behoorlijk conformistisch leven. Ik was, ik zal er niet omheen draaien, óntzettend braaf. Ik heb amper gepuberd. Kwam nooit stomdronken thuis. Deed Bijbelstudie in de middelbareschoolpauzes. Pelde spruitjes voor goede doelen.

Deed ik lange tijd vooral wat er van mij verwacht werd? Durfde ik niet buiten de lijntjes te kleuren, uit angst mensen teleur te stellen? Ja, maar vaak vond ik harmonie belangrijker dan strijd, en voelde ik me daarnaast ook niet totaal vervreemd van mijzelf. Ondertussen zocht ik in mijn eigen hoofd en op de volgekladde dagboekpagina’s naar wat ik wilde in het leven.

Om eerlijk te zijn: zo eenduidig was dat vaak niet.

Als je niet dwars tegen de sociale conventies in kiest, hoeft dat nog niet te betekenen dat je keuzes niet autonoom zijn, betoogt de Duitse filosofe Beate Rössler. “Als we écht begrijpen wat het betekent ons eigen leven te bepalen, dan zien we in dat we autonoom kunnen zijn hoewél we vaak aarzelen, hoewél we vaak ambivalent zijn”, zei ze eerder in Trouw.

Hoe werkt dat dan? De mate van vervreemding die je voelt ten opzichte van je eigen leven, is een indicator van je autonomie. Daarin schuilt ook het belang van een bepaalde mate van autonomie: als je een leven leeft waar je zelf achter staat, ervaar je dat eerder als zinvol, redeneert Rössler.

De Duitse filosofe Beate Rössler doet onderzoek naar theorieën over autonomie. Beeld
De Duitse filosofe Beate Rössler doet onderzoek naar theorieën over autonomie.Beeld

Voelt het alsof je de jas van iemand anders draagt, van de persoon die je omgeving wil dat je bent? Dan wringt die jas. Voor mij was volwassen worden achter de naaimachine kruipen en ontdekken dat je je eigen jas kunt vervaardigen: ontdekken wat nu echt eigen keuzes zijn, wat jij wil, en daarvoor opkomen, moet je leren. En soms ga je daarin op je bek.

We kunnen beter de warrige werkelijkheid waarin we proberen autonoom te zijn omarmen, en het feit dat we daarin soms falen, zegt Rössler daarover, dan te streven naar een absoluut idee van autonomie; dat van de ­lonesome cowboy, die zonder rekening te houden met ­anderen zijn paard de zweep geeft en zijn eigen pad over de prairie van het leven baant.

Want zo werkt autonomie in de praktijk gewoon niet. Rössler en tegenwoordig vele filosofen en ethici met haar, benaderen autonomie relationeel. Dat klinkt als een contradictio in terminis. Wie de sociale normen of het perspectief van anderen meeweegt, doodt toch juist de autonomie? Anderzijds: waarom kan rekening met anderen houden niet gewoon een autonome keuze zijn?

Eerst een boek baren, dan een kind

Terwijl ik na ons huwelijk mijn eerste boek schreef, brak er een tijd aan dat ik grappen maakte over de mannelijke variant van de klapperende eierstokken, want de man wilde onze gezamenlijke kinderwens eerder verzilveren dan ik. Ik wimpelde de gesprekken weg met een grapje: “Eerst een boek baren, dan een kind.”

Rianne Oosterom (1992) is historicus en journalist. Ze schrijft voor Trouw over psychiatrie en zorg. Tevens is ze auteur van het boek ‘Moffenmeiden’ (2019). Onlangs is ze bevallen van dochter Elly. Beeld Hester Doove
Rianne Oosterom (1992) is historicus en journalist. Ze schrijft voor Trouw over psychiatrie en zorg. Tevens is ze auteur van het boek ‘Moffenmeiden’ (2019). Onlangs is ze bevallen van dochter Elly.Beeld Hester Doove

Toen dat boek eindelijk af was, en we in ons oude Peugeootje naar Berlijn getuft waren voor de boekpresentatie op een congres, begon hij er op een terras in Potsdam weer over. Het boek was geboren, stond ik dan nu misschien open voor een kind? Hij, wat ouder dan ik, had inmiddels al flink wat vrienden met kinderen en toonde mij vertederd hun foto’s.

Het zorgde voor kortsluiting in mijn hoofd. Kon ik niet even de tijd krijgen om daar rustig over na te denken? Ik vroeg hem er voorlopig over op te houden, zodat ik m’n eigen proces kon hebben. Dat vond hij moeilijk, maar respecteerde het wel. Omwille van mijn eigen vrijheid legde ik hem onvrijheid op: je kunt er soms niet omheen dat autonomie relationeel is.

Een goede vriend van mij, met wie ik hierover sprak, uitte zijn zorgen. Werd ik niet onder druk gezet? Maar zo ervoer ik het niet. Ik nam de tijd. Ervoer hoe het was toen mijn beste vriendin een dochtertje kreeg, zag hoe zij ervan genoot. Ik merkte dat ik langzaam anders ging kijken naar de vaders en moeders op straat, met hun draagzakken.

Het was niet zo rationeel allemaal. Ik begon er ineens naar te verlangen als ik luisterde naar het countryliedje ‘The Mother’ van Brandi Carlile. Het was een zinnetje uit dat liedje voor haar dochter Evangeline dat me meer en meer ontroerde: ‘But all the wonders I have seen, I will see a second time / From inside of the ages through your eyes.’

Ik liet het mentosje nog eens een paar keer door mijn hand gaan, en at het op.

***

Drie stellen over hun kinderwens

Begin je pas aan kinderen als je relatie, huis en werk op orde hebt, of maakt dat allemaal niet zoveel uit en kan je kinderwens echt niet zo lang wachten? Met die vraag zocht Trouw drie stellen op.

interviews CATRIEN SPIJKERMAN

Eerst de festivals, de seks en de wereldreizen

Daphne Gakes (35) en Jan van Eerd (49) uit Amsterdam

Daphne Gakes en Jan van Eerd Beeld Jörgen Caris
Daphne Gakes en Jan van EerdBeeld Jörgen Caris

Daphne: “Ik wilde eerst alles doen wat God verboden heeft, dan pas zou ik klaar zijn voor het ouderschap. Ik experimenteerde met seks en drugs, ­rondde drie studies af, ging naar vele festivals, reisde de wereld over. Op mijn 30ste werd ik per ongeluk zwanger, Jan en ik ­kenden elkaar nog maar net. OK, dacht ik, misschien is dit het moment. Qua seks, drugs en rock-’n-roll had ik alles wel zo’n beetje gezien. Maar op het ­gebied van mijn carrière als ­theatermaakster en schrijfster voelde ik nog veel onrust. Ik wilde graag een boek schrijven en een solo-voorstelling maken. Wilde ik moeder worden? Heel graag. Wilde ik het nu? Nee, mijn leven draaide nog te veel om mij. We besloten de zwangerschap af te breken.”

Jan: “Ik wilde eigenlijk geen ­kinderen. Maar Daphne is de eerste vrouw bij wie ik dacht: áls ik een kind zou willen, dan is het van jou. Zelfs als onze relatie ooit spaak zou lopen, dan zal ik nog altijd vinden dat zij de geschikte moeder voor mijn kind is. Maar ik moest ook nog van alles doen. Na jaren werk als sessiemuzikant wilde ik een eigen plaat maken. Die moest eerst af.”

Daphne: “Na die abortus voelde ik de druk om als een malle aan dat boek en die show te gaan werken. Boek, show, baby – zo had ik het voor ogen. Toen het boek bijna klaar was zei ik op m’n 34ste tegen Jan: over een half jaar wil ik echt aan een kind beginnen.”

Jan: “Ik had het toen al twee keer weten te rekken, omdat ik het nog niet het juiste moment vond. Ze zeggen weleens dat je zoiets niet kunt plannen, maar daar ben ik het niet helemaal mee eens. Toen het creatieve ­gedeelte van de plaat af was, kreeg ik rust in mijn hoofd. De timing is nu perfect. Ik heb er zin in.”

Daphne: “Wij hebben allebei een beroep gekozen waarin we onszelf centraal zetten. Auto­nomie bij ons staat nogal hoog in het vaandel.”

Jan: “Ik geloof heel erg in de lat-constructie. Dat was trouwens ook een eis van mij. Wij hebben twee woonplaatsen: een aantal dagen komt het kind bij mij, een aantal dagen bij Daphne, en een aantal dagen zijn we met z’n drieën. Zo kun je onverdeelde aandacht hebben voor elkaar, of voor je eigen project.”

Ik wilde een kind, een partner zou later volgen

Karen van der Pauw (40) en Werner Pellis (46) uit Zundert, ouders van Jill (6) en Finn (2)

Karen van der Pauw en Werner Pellis, met hun kinderen Jill en Finn. Beeld Jörgen Caris
Karen van der Pauw en Werner Pellis, met hun kinderen Jill en Finn.Beeld Jörgen Caris

Karen: “Ik had mijn leven op orde: ik had een superleuke koopwoning, een mooie auto voor de deur, ik werkte als zzp’er en had altijd genoeg leuke opdrachten, ik had een rijk sociaal leven. Het enige wat miste, was een relatie. Wanneer ik uitging, dacht ik bij iedere leuke man: ‘Is dit misschien de vader van mijn kinderen?’ Zo afhankelijk wilde ik niet in het leven staan. Ik ­besloot dat ik een kind ook prima alleen zou kunnen hebben, een partner zou later wel volgen. Mijn dochter kreeg ik met ­behulp van een donor.”

Werner: “Jaren geleden, ik was rond de 30, schreef ik in een vriendenboekje voor volwassenen op de vraag wat ik ‘later’ ­wilde worden: papa. Ik had al heel lang een kinderwens. Ik had verschillende relaties gehad, maar die duurden nooit lang genoeg of waren niet stabiel genoeg om dat punt te bereiken. Toen ik de 40 passeerde, dacht ik dat een kind er voor mij niet meer in zat. Ik heb nog wel een pleegoudercursus gedaan, maar toen er uiteindelijk een puber bij mij geplaatst zou worden schrok ik terug voor de verantwoordelijkheid die ik in mijn eentje zou moeten dragen.”

Karen: “We leerden elkaar kennen via Tinder. In die tijd kon je bij Tinder nog zien of je gemeenschappelijke Facebookvrienden had. Wij hadden er twee. Dat gaf een vertrouwd gevoel, waardoor we al snel afspraken. Werner was er meteen heel open over dat hij graag kinderen wilde.”

Werner: “Het ging allemaal heel snel. Ik was 43, Karen 37, we vonden elkaar heel leuk, en we wisten dat als we nog samen een kind wilden, we er niet te lang mee konden wachten. Allebei hadden we familieleden bij wie het jaren duurde voordat ze zwanger werden.”

Karen: “Maar bij ons was het meteen raak. Ik was nog eerder zwanger dan dat we samenwoonden.”

Werner: “In mei was het eerste contact via Tinder, in oktober was je in verwachting.”

Karen: “Natuurlijk hebben we het er wel over gehad dat we ­elkaar nog maar kort kenden. Maar op deze leeftijd weet je ­inmiddels heel goed wat je zoekt in een ander.”

Werner: “Bovendien kan het ook na vijftien jaar nog stuklopen. Garanties heb je nooit.”

Werner: “Vorig jaar zomer ben ik ook juridisch vader van Jill geworden.”

Karen: “Jill had officieel maar één ouder. Werner kon haar dus nog als vader erkennen, een bloedband was daar geen vereiste voor. Natuurlijk beslis je dat niet zomaar, er ging een heel proces aan vooraf.”

Werner: “Nu is het officieel, maar gevoelsmatig was ik al veel langer haar vader. Toen Karen zwanger was, vond ik dat wel spannend. Mensen zeiden: ‘Straks gaat je biologische kind veel meer voor je betekenen.’ Maar dat is helemaal niet zo. Ik hou van allebei mijn kinderen evenveel.”

Altijd al een kinderwens

Olav Pranger (29) en Denise Pranger-Van Beek (31) uit Ermelo, ouders van Luna (6), Jayce (4) en Mayson (2)

 Olav Pranger en zijn vrouw Denise, met hun kinderen Luna, Jayce en Mayson. Beeld Jörgen Caris
Olav Pranger en zijn vrouw Denise, met hun kinderen Luna, Jayce en Mayson.Beeld Jörgen Caris

Er was pas een week iets tussen Olav en Denise gaande, toen Denise hem vertelde over haar kinderwens. Olav was toen 19, zij 21.

Olav: “Volgens mij begon je er al over de dag nadat ik je versierd had.”

Denise: “Ik kan het maar beter meteen zeggen, dacht ik. Al op mijn elfde droomde ik ervan ­mama te worden. Het is altijd een sterk gevoel geweest, ik weet niet beter.”

Olav: “Mijn vrienden zeiden ­later dat zo’n boodschap hen enorm zou hebben afgeschrokken. Ik schrok helemaal niet. Ik ben de oudste van zes kinderen, was al gewend aan poepluiers.”

Olav: “Denise had zich netjes voorbereid op het volwassen ­leven. Ze had wat gespaard, ze had een uitzet. Ik had zelfs nog nooit van dat woord gehoord. In ben opgegroeid in een gezin dat vaak afhankelijk was van de goedheid van de medemens voor nieuwe kleren. Dat wilde ik niet voor mijn gezin. Toch hebben we niet gewacht tot we een finan­ciële basis hadden opgebouwd. In 2012 startte ik mijn eigen ­bedrijf als personal trainer. Na twee jaar ging het de goede kant op, maar ik was er nog lang niet. Toch zijn we gestopt met ­anticonceptie.”

Denise: “We woonden nog in een piepklein huisje waar we ’s winters met mutsen op in bed lagen; het ijs stond op de ramen. Geen geschikte plek voor een baby, maar het weerhield ons niet om zwanger te worden. Uiteindelijk zijn we een paar maanden voor ik beviel wel verhuisd, hoor.”

Denise: “Je kunt wel eerst alles op orde willen brengen, maar dan blijf je bezig.”

Olav: “Wij zijn gevoelsmensen. Veel mensen over-analyseren ­alles en proberen het perfecte scenario te creëren. Wij niet. We wilden het allebei – voor Denise was het een sterke wens, en ik vond het oké. Dan doen we het.”

Denise: “Jij hebt ook altijd gezegd dat je geen oude vader ­wilde zijn.”

Olav: “Mijn vader is rond z’n 45ste aan een nieuw gezin ­begonnen. Dat heeft me erg aan het denken gezet: zelf zou ik ­absoluut geen oudere vader willen zijn. Het lijkt me niks om als zestigplusser met een tienerdochter haar struggles te moeten bespreken.”

Denise: “Sommige vrienden wachten met kinderen omdat ze bijvoorbeeld nog willen reizen. Nou, wij zijn in november naar Marokko geweest met de kinderen. Het is niet makkelijk, maar het kan zeker.”

Olav: “Voor mij was het anders. Ik had geen geld, ik had eigenlijk niks. Ik kon wel de illusie hebben dat ik nog tien jaar supertoffe dingen had kunnen doen, maar dat was niet realistisch. Een bedrijf opbouwen kost tijd: ik zat voorlopig sowieso aan ­Ermelo gekluisterd. En met kinderen kun je ook geen kant op, dus dat loopt dan mooi samen.”

Denise: “Het is niet de makkelijkste weg die wij gekozen ­hebben. Toch zou ik niet anders willen.”

Olav: “Ik verdien helemaal niet slecht, maar na aftrek van de hypotheek en vaste lasten, voor vijf mensen eten, al die luiers en doekjes, blijft er niet veel meer over. Maar ik vind het mooi dat we samen in de opbouw zitten. De kinderen hebben straks een realistisch wereldbeeld. Dat is volgens mij gezonder dan dat ze in een gespreid bedje terecht­komen en vervolgens de illusie hebben dat dat normaal is.”

Lees ook:

De Nederlandse vader blijkt vooral te worstelen met een dominante vrouw

De Nederlandse papa komt er niet zo best van af. Hij is de welwillende oen dan wel de man die geen zin heeft in zorgen. Worstelen vaders echt zo met hun rol, of ligt het ergens anders aan?

Een kinderwens uitstellen: feministische verworvenheid of onnatuurlijke norm?

Moeder worden na je veertigste is een trend, maar hoe wenselijk is het? Larissa Pans schreef er een prikkelend boek over. Maakbaar moederschap in vier vragen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden