Terwijl ze met man, dochter en herdershonden op zoek was naar een nieuw huis, verbleef Iris Hannema in meerdere Franse Airbnbs. Opgejaagd door ingewikkelde gastgevers en dat vermaledijde commentaarsysteem ontdekte ze het Ibishotel.
Je kon het afgelopen jaar epidemie technisch gezien niet reizen of op vakantie, maar wel verhuizen. Op 2 januari, met de sneeuw tot aan onze knieën, vertrokken we uit ons Alpenhuis. We doorkruisten Frankrijk op zoek naar een nieuwe thuisbasis, een knooppunt waar fijn wonen en werken voor ons, onze dochter en onze twee herdershonden samen zou komen.
Om een goede keus te kunnen maken, hadden we besloten steeds een maand in een voor ons onbekende regio te verblijven. De logeeroplossing hadden we uiteraard al: Airbnb. Een huis van een ander huren zou ons voor even transformeren tot bewoners, als een sneak-preview van hoe het zou zijn om er echt te wonen. Anders dan in een hotel, dat je als toerist modelleert.
Soms was ik zelfs ‘de perfecte gast’
Ik was al in het bezit van een Airbnb-account, mét lyrische commentaren. Er stond zelfs een aantal keer dat ik ‘de perfecte gast’ was, iets wat ik ruimschoots overdreven vond. Ik zou mezelf omschrijven als een prima gast die beleefd is, hartelijk en complimenteus bij aankomst en die de boel bij vertrek netjes en schoongemaakt achterlaat.
Terwijl je in hotels na het uitchecken gebombardeerd wordt met mails waarin gevraagd wordt om je mening over je bezoek te geven, werkt dit bij Airbnb tweezijdig. En dat maakt het commentaarsysteem van Airbnb ingenieus: nadat de logeerpartij erop zit, krijgen verhuurder en huurder per mail een uitnodiging om een commentaar over de ander op de site achter te laten. Je kunt niet zien wat de ander over jou heeft geschreven voordat jij je commentaar hebt verstuurd. Zo kun je de tekst dus niet afstemmen op dat van de ander (Jij negatief over mij? Ik nog negatiever over jou!).
Mijn ervaring is dat er commentaren in hyperbool van komen. Waarschijnlijk is dit het ‘wat gij niet wil dat u geschiedt’-effect: zonder dat het uitgesproken wordt, schrijven beide partijen wervelend enthousiast over elkaar. De één is een ge-wél-dige gast gebleken, de ander verhuurt het equivalent van het zomerpaleis van de koning. Zo, allebei een mooi digitaal visitekaartje erbij. Niks mis met het systeem, dacht ik, totdat we ons realiseerden dat, al staat je profiel vol met loftuitingen, je met één negatief commentaar al de lul kunt zijn.
Die ene rotopmerking, daaraan denk je ’s avonds in bed
In de psychologie wordt dit fenomeen negativity bias genoemd, de evolutionaire afwijking van ons brein om te focussen op het negatieve. Het maakt deel uit van je overlevingssysteem: we zijn gefocust op dat wat eventueel gevaar zou kunnen opleveren en bij de minste negatieve input gaan automatisch onze alarmbellen af. Er is wel eens berekend dat tegenover één negatieve opmerking minstens twintig positieve opmerkingen moeten staan om het weer in balans te brengen.
Herkenbaar: je wordt overladen met complimenten, krijgt één rotopmerking, dan denk je ’s avonds in bed toch vooral aan die ene rotopmerking. Wij Airbnb-gangers moesten dus koste wat kost negatief commentaar voorkomen want dat zou direct zijn weerslag hebben op onze Franse huizenzoektocht.
Onze eerste maand brachten we door in de omgeving van Hossegor, een surfwalhalla aan de Atlantische Oceaan dat het Californië van Frankrijk wordt genoemd. Kan niet missen, dachten wij, ook al surfen we allebei niet. Ons Airbnb-huisje stond in de aankondiging beschreven als ‘kalm’ en ‘vrijstaand met tuin’. De foto’s lieten een schattig wit vakantiehuisje met blauwe luiken en een puntdak zien. Zeven kilometer van het strand. Ik zag mezelf eindelijk weer op een omafiets zitten.
Toen we parkeerden, schoten de luxaflex snel dicht
Na 865 kilometer met twee volgestouwde auto’s met hondenmanden, kinderwagen en de halve huisraad kwamen we aan in het zachte zuidwesten. Geen sneeuw, maar kortemouwenweer. Het huisje zelf was nieuw en modern, maar had vier nadelen: het stond aan een loeidrukke doorgaande weg, was gesitueerd in de tuin van de verhuurders, er was geen telefoonbereik en geen wifi. Een houten schutting, waar je als luxaflex doorheen kon kijken, scheidde onze tuin van die van hen.
De Airbnb-hosts, een stel met jonge kinderen, lieten zich niet zien. Als we met de auto op de inrit parkeerden, schoten de luxaflex dicht of we zagen snel een hand naar buiten reiken om de buitenluiken dicht te klappen. En terwijl we opbeurend tegen elkaar zeiden dat het ons niks kon schelen, kroop het ongemakkelijke gevoel niet welkom te zijn toch onder onze huid; we woonden op hun erf, in hun tuin.
’s Avonds zaten ze met hun kinderen in de tuin terwijl wij, gescheiden door het kierende tuinhout, misschien op drie meter zaten. Wij fluisterden of slopen naar binnen en het ongemak, het gevoel tot last te zijn, droop er bij ons van af. Maakten we niet te veel geluid? Reden we ’s ochtends niet te vroeg weg? Zouden ze gezien hebben dat onze hond een gat had gegraven dat we weer dichtgegooid hadden?
Of we 120 euro wilden overmaken
Als onze dochter viel of zich pijn had gedaan en huilde, liep ik snel naar binnen en deed de deur dicht. En o wat wilden we graag aan ze vragen of we alsjeblieft gebruik mochten maken van hun wifi, omdat we geen telefoonbereik of 4G hadden, maar dat durfden we niet. Krampachtig zorgden we ervoor dat het huisje altijd spic en span was (stel, ze zouden naar binnen gluren als we weg waren…) en deden vreselijk ons best om niks stuk te maken (ik wil nog weleens iets uit mijn handen laten vallen en hoe meer ik erop let, hoe vaker er iets aan diggelen valt).
Nadat we vertrokken waren – goddank was er niks kapot gegaan – kreeg ik de volgende dag een appje van de eigenaresse. Of we 120 euro zouden willen overmaken omdat het huis ‘viezer was dan ze had gedacht en ze er heel veel schoonmaakuren in had zitten’. Onzin, maar ja, dat Airbnb-commentaar… Briesend maakte ik het bedrag over. En ja hoor, een paar uur later verscheen een enthousiast commentaar, we waren ‘droomgasten’ en ook wij hadden haar huurhuisje de hemel in geprezen. De regio rond Hossegor schrapten we van ons wensenlijstje.
In het Zuid-Franse Pau en Marseille logeerden we in prima Airbnb-huisjes. Wel waren we krampachtig voorzichtig en irritant schoonmakerig geworden. In Bordeaux huurden we een bungalow van een eigenaresse, een oudere dame die in- en uitliep omdat er van alles en nog wat op te halen viel, te vragen, te brengen en te zoeken was. Eerst moesten de planten water gegeven worden, daarna zocht ze een speciaal stofdoekje, daarna klopte ze op het raam om te zeggen dat ze vergeten was om uit te leggen hoe de verwarming werkte en ’s avonds kwam ze als welkomstgeschenk wijn brengen waar ook een heel verhaal aan vast zat.
Elk bezoekje mondde uit in een monoloog over de falende Franse immigratiepolitiek en vluchtelingen die ‘allemaal in de Middellandse Zee zouden moeten verdrinken’ en die ze makaakapen noemden. Aan ons kon ze dat soort dingen wel kwijt, herhaalde ze, want wij waren ‘haar soort mensen’.
Haar voor xenofoob uitmaken kon ik niet over mijn hart verkrijgen
Toen we uitgecheckt waren en het tijd was om ‘het commentaar’ achter te laten, jeukte mijn huid alsof ik op een matras vol bedwantsen had gelegen. En toch deed ik het niet. Iemand online voor xenofoob uitmaken, zelfs al was het zo en verdiende ze het, kon ik niet over mijn hart verkrijgen.
Vijfhonderd kilometer noordelijker, in Bretagne, huurden we weer een Airbnb-huisje. De deur werd geopend door een bemiddelingsbedrijf dat voor de sleuteloverdracht zorgt. De foto’s die we van de barre staat van het huisje maakten, zorgden ervoor dat Airbnb onze reeds betaalde maand, met excuses, binnen de dag terugstortte. Behalve de administratiekosten dan, van bijna tweehonderd euro. Toen de uitnodiging kwam om commentaar achter te laten, deden we dat ditmaal naar waarheid. Naar de reden konden we alleen maar gissen maar een commentaar uit Bretagne bleef uit.
Wij trokken in een Ibishotel waar kinderen en honden welkom waren, magnetronmaaltijden te koop (en op te warmen) waren, een receptionist ons zonder veel woorden, binnen de minuut de sleutelkaart overhandigde en waar in de kamer heel veel schone handdoeken hingen. Het was een verademing.
Een heerlijk bed waarin ik weet niet hoeveel mensen gesekst hebben
In 1995 werd de term non-lieu, vrij vertaald ‘plekkeloosheid’, voor het eerst gebruikt door de Franse antropoloog Marc Augé. Een overkoepelende naam voor inwisselbare ruimtes waar je als mens anoniem verblijft en waar we ons alleen tijdelijk bevinden, zoals wegrestaurants, supermarkten en hotelkamers van grote hotelketens.
De plekken zijn artificieel en toch aangenaam omdat je er ongezien kunt vertoeven en er geen relatie mee aan hoeft te gaan; de relatie tussen ons en de non-plek is consumptie. En sinds dit jaar weet ik het zeker: doe mij maar weer een gewone hotelkamer, zo’n anonieme steriele, zo eentje die deel uitmaakt van een keten en waar interieurdesigners vast echt hun best op hebben gedaan om een thuisgevoel te creëren. Zo’n homogene blokkendooskamer met een heerlijk bed waarin ik weet niet hoeveel mensen gesekst hebben en met gasten die elkaar in de gangen vakkundig negeren.
Doe mij maar een non-lieu. Met zo’n plakkerige afstandsbediening, huid-uitdrogende zeep, een peperdure (of lege) minibar en de kledinghangers die vastzitten aan de kledingkast waardoor het een gehannes van jewelste is om je jas op te hangen. Een kamer die ik niet koortsachtig schoon hoef te maken en waar ik niks kapot kan gooien omdat er vrijwel geen breekbare spullen staan. Zo’n doodgewoon hotel aan de Route du Soleil, of aan welke autoroute dan ook, waar je de auto voor de deur kunt parkeren en waar ’s ochtends een lopend buffet met spek en worstjes wordt aangeboden en nieuwszender France 24, CNN of welja, voetbal keihard aanstaan.
Stop die commentaarcultur diep onder de aardkorst
Bij vertrek lieten we de hotelkamer opgeruimd achter, de deken netjes over het bed gedrapeerd, de natte handdoeken opgehangen, de gordijnen open, het raam op een kier. Gewoon uit beleefdheid, niet omdat het mogelijke after-commentaar ons in de rug pookte.
En nee, toen ik na vertrek een mail ontving met de dringende vraag het hotel te beoordelen, heb ik de mail direct naar Prullenbak geklikt. Van mij mag die hele onlinecommentarencultuur diep onder de aardkorst begraven worden om er over twintigduizend jaar als kunststuk uit de oudheid uitgevist te worden.
Lees ook:
Zelfs corona maakt geen einde aan het massatoerisme
Voorzichtig denken toeristen weer aan een tripje naar Parijs, Venetië of Barcelona. Hoe hebben die steden de tijd gebruikt dat ze even niet onder de voet werden gelopen door massa’s vakantiegangers?