ColumnMerijn de Boer
Wat gaan jullie doen met dat bééldige tuinbankje?
Ik moest naar Nederland om het huis van mijn overleden moeder op te ruimen. Het huis werd te koop gezet en volgens de makelaar zou het goed zijn als we voor de bezichtigingen de zolder en de garage leegmaakten.
Samen met mijn broer, zus en neef reden we in totaal zes keer op en neer naar de milieustraat van Heemstede. De eerste keer gingen we nog via de kringloopwinkel, maar daar werden we niet bepaald met open armen ontvangen. Alleen mijn oude dartboard wilden ze na enige overredingskracht wel innemen.
Kampeerspullen uit de jaren tachtig, veel verf- en tekenmateriaal van onze moeder, de oude bakelieten telefoon, hele jaargangen van het literaire tijdschrift Tirade: we droegen het van de zolder naar beneden. Op de stoep stond een huurbusje. Terwijl ik naar buiten kwam met ons oude diascherm, hoestend vanwege al het zolderstof, kwam een vrouw langs met een hondje.
“Gecondoleerd”, zei ze met een gevoelige blik in haar ogen.
“Dank u wel”, zei ik.
Mijn broer en zus kwamen aanlopen. Ook hen condoleerde ze. Ze leek zelf ook verdrietig, dus ik nam aan dat ze onze moeder had gekend.
‘Ik loop hier altijd met mijn hondje’
“Woont u hier in de straat?”, vroeg ik.
“O, nee, hoor! Maar ik loop hier altijd met mijn hondje.”
“Ah.”
“Het is zo verdrietig”, zei ze. En daarna, ineens met een heel andere toon: “Zeg, ik vroeg me af: wat gaan jullie doen met dat bééldige tuinbankje?”
Ze wees naar het bankje naast de deur. Het was het bankje waarop onze moeder altijd zo graag zat, waar je aan het einde van de middag zon had en waar ze dan de krant las. Het was trouwens ook een plek waar ze slecht wifi-bereik had. Als ik vanuit Tunesië naar haar belde, en ik kon haar amper verstaan, wist ik dat ze daar zat.
“Ik bel over een halfuur wel terug”, zei ik dan altijd, want ik wilde haar moment in de zon met de krant niet verstoren.
Mijn broer legde uit dat wij het zelf ook een beeldig tuinbankje vonden.
Ik zei dat ik wel nog een beeldig gordijn uit de jaren tachtig voor haar had, maar daar was ze niet in geïnteresseerd.
Zijn vrouw keek belangstellend in het busje
Wat later kwam een ouder stel aanfietsen. Toen ze ons bezig zagen, knepen ze in de remmen. De man vroeg: “Zozo. Aan het opruimen?” Zijn vrouw keek belangstellend in het busje.
“Ja, klopt”, zei mijn neef alleen maar.
Er viel een stilte.
De man zei: “Ja, ja…” De vrouw loerde nog steeds in het busje.
We keken ze afwachtend aan.
“Nou, succes nog, hè”, zei de man eindelijk. Ze stapten weer op de pedalen.
“Bedankt”, zei ik. En we gingen weer naar zolder.
Blijkbaar hadden ze niet durven vragen of ze iets mochten hebben. Of misschien waren ze net als de mensen van de kringloopwinkel teleurgesteld over het aanbod.
Merijn de Boer is schrijver, huisman en expat. Zijn vrouw is diplomaat. Zijn roman De Saamhorigheidsgroep won de BNG Bank Literatuurprijs 2020 en De Inktaap 2022. Meer van zijn columns leest u hier.