EssayDe boze burger
Waarom zijn we zo snel boos op elkaar? Daar speelt de overheid een grote rol in
Ik ben boos, dus ik besta. Het zou het motto van de moderne burger kunnen zijn. De oorzaak is een onzorgzame overheid die ervoor zorgt dat burgers permanent op hun strepen moeten staan, schrijft Evelien Tonkens.
Een boer in het Groningse dorp Finsterwolde wilde een groene weide veranderen in een zonnepanelenveld. Tot woede van sommige dorpsbewoners. Die zonnepanelen verpesten ons uitzicht en ons dagelijks wandelingetje, vonden ze. Andere dorpsbewoners steunden het zonnepanelenplan als bijdrage aan de energietransitie. Lekker makkelijk, vonden de eersten, want jullie wonen net als de boer aan de andere kant van het dorp, jullie uitzicht lijdt er niet onder. Typisch rijkeluisgedrag van herenboeren. Wij arbeiders betalen de rekening.
Het conflict liep hoog op en spleet het dorp. Vriendschappen gingen verloren en de vrijdagmiddagborrelclub viel uiteen.
Dit conflict, indringend beschreven door Wouter Mensink in het SCP-rapport Barstjes in de lokale gemeenschap (2021), staat niet op zich. Er zijn regelmatig conflicten tussen burgers onderling. Omdat ze verschillend denken over plannen van de overheid of ondernemers, of over het gebruik van een plein of park. Er is een markt ontstaan van bemiddelingsbureaus voor niet alleen burenruzies of huwelijksproblemen, maar ook voor publieke problemen.
Evelien Tonkens (1961) is hoogleraar burgerschap en humanisering van de publieke sector aan de Universiteit voor Humanistiek en onderzoeksdirecteur en directeur van de Graduate School van die universiteit. Ze studeerde politieke en sociaal-culturele wetenschappen aan de UvA en promoveerde aan de Universiteit van Nijmegen. Tussen 2002 en 2005 was ze Kamerlid voor GroenLinks.
Gemankeerde democratie
Zijn zulke conflicten gezonde uitingen van betrokkenheid bij de publieke zaak, die duiden op levendige democratie? Of zijn het tekenen van gemankeerde democratie, waarin vaardigheden en deugden om respectvol van mening te verschillen en er met elkaar uit te komen, ontbreken? Moeten we trots zijn of ons schamen voor de vraag naar bemiddelaars?
Burenruzies nemen al jaren toe, volgens het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Of er ook meer publieke conflicten tussen burgers zijn is niet bekend. Maar er zijn wel ontwikkelingen die een toename waarschijnlijk maken. Ons land wordt voller, niet alleen met mensen maar ook met wegen, bedrijventerreinen, grijze dozen en woningen.
In die drukte stuit je vaker op medebewoners. Strijd om schaarse ruimte is onvermijdelijk: waar zonnepanelen liggen kun je geen bloemen zaaien of woningen bouwen. Daarbij zijn veel actuele maatschappelijke vraagstukken ruimtelijk. Denk aan woningschaarste, energietransitie, klimaatopwarming of opvang van asielzoekers.
Oplossingen voor deze problemen impliceren (over)last: een windmolen, zonnepark, asielzoekerscentrum of nieuwbouwwijk in je uitzicht, je gehoorsafstand of je dagelijkse wandelgebied. Burgers staan daarbij soms tegenover het openbaar bestuur, maar ook tegenover elkaar. Want sommigen steunen een gemeentelijk plan voor windmolens, anderen gruwen ervan.
Botte opmerking
Wanneer leidt (over)last tot conflict? Daarbij speelt stigmatisering een belangrijke rol. Dit floreert vooral tussen groepen die elkaar wel tegenkomen, maar niet ontmoeten. Met name in grote stadswijken kun je je goed aan elkaar storen zonder elkaar te spreken.
Maartje van Lieshout en collega’s beschreven in De straat is van ons allemaal (2006) ergernissen tussen omwonenden en jongens die het plein als ontmoetingsplek gebruikten. Contact tussen beide groepen was zeldzaam. In plaats van ontmoeting was er wederzijdse stereotypering en stigmatisering. Elke gebeurtenis die een stigma kon bevestigen – een botte opmerking van een van de jongens op het plein – werd breed uitgemeten en herhaald. Gebeurtenissen die het stigma ontkrachtten – een jongen die vriendelijk en behulpzaam was – werden genegeerd en vielen uit het verhaal.
Stigmatisering is van alle tijden, maar leidt niet noodzakelijk tot openlijke conflicten. Dat gebeurt sneller wanneer mensen niet alleen dicht op elkaars lip zitten, maar bovendien geleerd hebben om assertief te zijn en geen blad voor de mond te nemen. Bescheidenheid, beleefdheid, beheersing en geduld genieten heden ten dage weinig aanzien. De mondige burger is vaak grootmondig. Zo zijn conflicten snel geboren en escaleren ze in rap tempo.
Spiraal van kwaadheid
Hoopgevend is dat iedereen over de grootmondige burger klaagt. Verruwing van omgangsvormen en gebrek aan fatsoen staan al jarenlang bovenaan de top-vijf publieke ergernissen.
Hoe kan het dat we ons massaal ergeren aan gedrag waar we massaal mee doorgaan? Dat komt vermoedelijk doordat we grootmondigheid wel bij anderen waarnemen, maar niet bij onszelf. Net als andere eigenschappen die conflicten op scherp zetten. Bij ruzies vinden burgers dat anderen slecht argumenteren, slecht geïnformeerd zijn en zich onbeschaafd gedragen. Op hun eigen gedrag hebben ze niets aan te merken. Ze achten zichzelf steevast uitnemender dan de ander, in weerwil van de Bijbelse aansporing om, omgekeerd, de ander uitnemender te achten dan jezelf.
Door onvrede over andermans gedrag bij een conflict, verschuift het conflict van de inhoud – het gebruik van het plein, de effecten van een zonnepanelenveld – naar het proces: naar de wijze waarop anderen zich gedragen.
Ook eigen boosheid beoordelen mensen positiever dan boosheid van anderen. Zo ontstaat een spiraal van kwaadheid om de kwaadheid, waar men dan weer kwaad over is. (Sociale) media vergroten dit alles graag uit.
Dominante emotie
Intussen vindt iedereen nog steeds dat er meer fatsoen en respect nodig is. Wat bijdraagt aan verdere escalatie is dat conflicten bij gebrek aan ideologische scheidslijnen snel persoonlijk worden. De meeste burgers zijn niet meer via ideologische beginselen georganiseerd. Maar 2 procent van de bevolking is lid van een politieke partij. Organisaties als ANWB of Natuurmonumenten hebben wel veel leden, maar de meesten betalen hun lidmaatschap zonder verdere bemoeienis. Bij onvrede wenden burgers zich niet snel tot zulke organisaties.
Liever organiseren ze een ad hoc actiegroep. Tegen de ‘hangjongeren’ op het plein of een beoogd zonnepanelenveld. Waar dan al snel een andere actiegroep tegenover opstaat. Bij gebrek aan ideologie verloopt de strijd via persoonlijke kwalificaties. Persoonlijke aanvallen roepen persoonlijke tegenaanvallen op en zorgen voor escalatie.
Escalatie wordt verder verergerd doordat boosheid de dominante publieke emotie is. We horen voortdurend over boze burgers, maar weinig over verbaasde, ontroerde, verlegen, bescheiden of dankbare burgers. Achter die boosheid wordt vaak angst vermoed, maar die blijft op de achtergrond.
Gebrek aan rituelen
Waardoor is boosheid nu de dominante emotie? Er zijn veel goede redenen voor boosheid. Behalve de toeslagenaffaire ook de groeiende kloof tussen (kans)arm en (kans)rijk, het woningtekort, de werkdruk, milieuproblemen… Alleen stemmen burgers in meerderheid op partijen die deze problemen niet erg voortvarend aanpakken en zelfs soms versterken. Zo boos zijn ze er dan toch niet over?
Vermoedelijk zit er achter boosheid niet alleen angst, maar ook pijn en verdriet. Verdriet omdat onze wereld verandert en sommige veranderingen onvermijdelijk en pijnlijk zijn, omdat ze met verlies gepaard gaan. Het dorp of de wijk waar je niet meer iedereen kent en niet meer dezelfde tradities en gewoontes deelt. Het besef dat oude manieren van landbouw bedrijven voorgoed voorbij zijn.
We hebben weinig publieke rituelen om verlies te betreuren, bedacht ik toen ik onlangs deelnam aan een Keti Koti-maaltijd. Door liederen wordt daar de pijn van slavernij indringend herdacht en herbeleefd. Daar tussendoor bespreken koppels van wit en zwart hun eigen rol in verleden en toekomst. Culminerend in de vraag wat we nu kunnen doen om racisme te bestrijden. Er zijn nog steeds redenen voor woede over ons slavernijverleden. Maar verdriet en pijn krijgen met Keti Koti een volwaardige plek in onze verhouding daartoe en helpen ons om vooruit te kijken.
Zou het helpen om andere vormen van pijn en verlies ook in een publiek ritueel te vatten?
Eigen schuld
Misschien is boosheid ook een effect van enkele decennia wijzen op eigen verantwoordelijkheid. Je moet zelf goed opletten en voor jezelf opkomen en je zaakjes regelen. En alleen als je klaagt krijg je je zin, zoals onlangs gebeurde met spaarders die protesteerden tegen belasting op niet ontvangen rentebaten. Wie niet protesteerde maar braaf betaalde, krijgt niks.
Je moet zelf je recht halen. De overkoepelende boodschap is al jaren: de overheid biedt nog wel voorzieningen maar zorgt niet meer voor je, want ze vertrouwt je niet. Doe je best maar om zelf je recht te halen.
De onzorgzame overheid draagt bij aan onzekerheid, angst en zogeheten diffuse mondigheid. Dat is mondigheid die (nog) geen duidelijk object heeft, maar uitdrukking is van een vaag gevoel dat je je de kaas niet van het brood mag laten eten, terwijl dat wel elk moment kan gebeuren. Als je even niet oplet, heb je je recht niet gehaald en dus gemist. Eigen schuld!
Geen zand erover
Om dat te voorkomen moet je permanent op je strepen staan. Misschien is boosheid dus dominant omdat je met boosheid kunt laten zien dat je bestaat. Dat je niet over je laat lopen. Mocht iemand proberen je de kaas van het brood eten, dan sta je klaar om die van katoen te geven. De onzorgzame overheid creëert zo een permanente vechthouding onder haar burgers.
Conflicten zijn dan snel geboren. Daarbij is men niet snel geneigd tot ‘zand erover’. Eerder het omgekeerde: oude ruzies en scheidslijnen worden eindeloos van stal gehaald. Oude verhalen worden verteld alsof ze gisteren gebeurd zijn. In Finsterwolde is meer handel en horeca dan landbouw. Toch werd het conflict over de zonnepanelenweide in de oude tegenstelling tussen boeren en hun arbeiders gegoten. Wat niet gebeurde is ‘vergeten, uitgummen om weer gewoon met mekaar om te gaan’ in de woorden van een bewoner.
Bij sommige conflicten worden deskundigen ingeroepen, maar dat helpt lang niet altijd. Immers: deskundigheid is meer dan ooit omstreden. Deskundigen heten soms denigrerend ‘deskundologen’. Burgers achten zichzelf sneller deskundig, met internet als hun getuige.
En ook hier is een a-symmetrie tussen positieve oordelen die burgers over de eigen deskundigheid hebben versus negatieve oordelen over die van anderen.
Er zijn, kortom, legio redenen voor conflicten tussen burgers en redenen waarom deze sneller escaleren dan de-escaleren.
Bekend maakt bemind
Wat helpt om conflicten te beperken of te de-escaleren? Conflicten kunnen worden beperkt door ruimte te maken voor emoties en door belangen te benoemen en te erkennen. Ook bij heftige conflicten hebben burgers wel begrip voor de belangen van anderen. Het is ook behulpzaam om enige ruimte te maken voor de verhalen over oude tegenstellingen of eerdere gebeurtenissen die de beleving van de huidige kwestie kleuren – om ze daarna naar het verleden te delegeren.
De oude wijsheid dat bekend bemind maakt, gaat ook op. Persoonlijk contact tussen de conflicterende groepen helpt. Er ontstaat meer begrip als burgers elkaar in vertrouwde setting kunnen aanspreken op omgangsvormen en een gedeeld verhaal ontwikkelen over wat het probleem is en welke waarden in het geding zijn.
Belangen zijn daarbij niet het enige wat telt, burgers hechten ook belang aan waarden. Ook als een conflict schijnbaar alleen over belangen gaat, is het behulpzaam om ook naar waarden te kijken.
Uit de bocht vliegen
Soms vragen burgers die onderling ruziën aan de overheid om te bemiddelen. Onder leiding van een goede procesbegeleider die oog heeft voor emoties, historisch gegroeide verhalen en identiteiten, belangen en waarden kan een goed gesprek ontstaan, waarin mensen over hun eigen standpunt heen stappen, elkaar de ruimte geven en elkaar niet langer de hele tijd onderbreken. En zich soms door medeburgers laten corrigeren op hun gedrag.
Zijn conflicten tussen burgers dus een teken van een vitale democratie of van een uit de bocht vliegende democratie? Enerzijds getuigen ze van betrokkenheid bij de publieke zaak en van vrijheid van spreken. Dat burgers niet bang zijn om hun mening te geven – niet bang voor de overheid en niet voor elkaar – is een grote en kwetsbare verworvenheid van onze democratie, die op veel plaatsen in de wereld ontbreekt.
Anderzijds is deze vrijheid wel aangenamer en productiever als we hem op wellevende, empathische, en beleefde wijze uitoefenen en enige zelfspot aan de dag leggen. En daar ontbreekt het nogal eens aan.
Vecht- of vluchthouding
Ooit erkende onze samenleving dat ook volwassenen wat te leren hadden. We hadden vormingswerk en volwasseneneducatie. Destijds werd dit vooral gericht op mensen die in hun jeugd weinig opleidingskansen hadden gehad. Nu heeft iedereen het nodig. Tijd dus voor heruitvinding van vormingswerk, nu voor iedereen, gericht op alledaagse democratische vaardigheden en deugden.
Daarbij mogen we van politici en bestuurders verwachten dat ze het goede voorbeeld geven en beleefd, respectvol en wellevend discussiëren. Ook daar valt nog een wereld te winnen.
Bovenal hebben we een zorgzame overheid nodig. Een overheid die ons niet in een permanente vecht-of-vlucht-houding zet. Een overheid die met ons meedenkt. Die ons in principe vertrouwt en merkbaar het beste met ons voor heeft. Opdat burgers weer een beetje kunnen ontspannen en meer bereid zijn tot zelfkritiek en zelfspot. En meer oog krijgen kwaliteiten en argumenten van anderen.
Hoe kan het gemoedelijker in dit volle land?
Reacties (max. 150 woorden) zijn welkom via tijdgeestreacties@trouw.nl. Graag naam en woonplaats vermelden.
Lees ook:
Hoe een peuterspeeltuintje een buurt verscheurt
Een speeltuintje voor de kleintjes, was hun hofje daar niet geknipt voor? Een groep Utrechtse buren verzamelde handtekeningen, stapte naar de gemeente en daar kwamen ze: speeltoestellen en kleurige tegels. Nu, twee jaar en een handtekeningenactie van speeltuin-tegenstanders later, is de sfeer in de buurt verprutst.