Tien GebodenTygo Gernandt
Tygo Gernandt: Ik ben gewoon te lief
Tygo Gernandt (Amsterdam, 1974) is acteur en documentairemaker. Hij speelt in een groot aantal tv-series en speelfilms, onder andere in ‘De Piraten van hiernaast’ die op 2 juli in première gaat. Vanaf 11 juni wordt de EO-documentairereeks ‘Tygo in de psychiatrie’ herhaald. Op 9 juli volgt een speciale, extra uitzending van het programma.
I Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben
“Ik sta open voor elk geloof, maar wil me nergens aan committeren. Ik hou me graag vast aan een mooi beeld dat ik van iemand heb meegekregen toen ik er een keer een beetje doorheen zat: de zon schijnt altijd. Zelfs op de meest grijze dagen kan je ontzettend gelukkig zijn. Je ziet ’m niet, die zon, maar hij is er wel. Altijd. Een andere belangrijke leidraad in mijn leven is een boeddhistische wijsheid: wat je geeft, is wat je krijgt.”
II Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is
“Mijn huis staat vol Boeddha’s. Alle ramen en deuren zijn gecoverd. Ze houden de kwade geesten buiten of, beter gezegd: de goede energieën binnen. Net zoals veel acteurs ben ik behoorlijk bijgelovig, maar die beelden geven me echt een gevoel van innerlijke rust.”
III Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken
“De kans is groot dat ik éérst vloek om daarna – als ik hoor dat iemand zich eraan stoort – mijn excuses aan te bieden. Alleen dán, want ik vind in principe dat je alles moet kunnen zeggen. Niet dat je elkaar verrot moet gaan schelden, maar als ik een filmpje van mezelf – half naakt, rennend over het strand – op Instagram zet, vind ik de reactie ‘Tygo, je bent mijn grote held!’ net zoveel waard als ‘Waar ben jíj nou weer mee bezig, mafkees?!’ Wie, zoals ik, zo’n honderdduizend volgers heeft, moet niet gaan zitten huilen als er af en toe een paar nare opmerkingen worden gemaakt.”
IV Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen
“Het is een mooie uitvinding, dat weekend, een download-dag en een upload-dag, maar het kost me erg veel moeite om me eraan te houden. Mijn werk is mijn passie; ik vind het fijner om te spelen dan in het gewone leven rond te lopen. Als ik speel, ben ik daar waar het licht is. Zo voelt dat. Het lastige is: ik kan nooit iets maar een beetje doen. Mijn motortje staat altijd aan, op honderd, tot de max. Ik wil voortdurend, overal, alles geven. Dat ik het volhoud op deze manier heeft ook met mijn huis in Thailand te maken. Daar zit ik anderhalve maand per jaar. Dan moet ik ook wel allerlei dingen van mezelf – trainen, hardlopen – maar werken? No way. In Thailand haal ik al mijn verloren zondagen in één keer in.”
V Eer uw vader en uw moeder
“Mijn ouders zijn gescheiden toen ik zeven was. Ik begreep wel waarom ze uit elkaar gingen. Ik herinner me ruzies, rondjes om de tafel, en dat ik ertussen sprong en schreeuwde: ‘Stop! Stop! Niet doen!’ Ze hebben een tijd lang overwogen om voor ons – voor mijn broer en mij – bij elkaar te blijven, maar het ging gewoon niet langer zo. Ik heb vreselijk gehuild, maanden lang, terwijl mijn papa om de hoek ging wonen dus niet echt uit mijn leven verdween of zo, maar toch: ik miste zijn aanwezigheid. Hij was een lieve, joviale man, met een groot gevoel voor humor. Ik miste het om door hem naar bed gebracht te worden. Het was ook lastig om ineens met zoveel volwassenen te moeten dealen: mijn vader ging samenwonen met zijn nieuwe vrouw – kort daarna kregen ze samen een kindje – en mijn moeder had ook al snel een nieuwe vriend. Misschien heeft mijn drang om het iedereen naar de zin te maken daar voor een deel wel mee te maken. Acteren, het podium zoeken, deed ik al vóór die tijd. Ik vond het heerlijk om te kunnen transformeren: ik trok mijn opa’s sloffen aan, zette een oud stemmetje op en was ineens iemand anders! Ik ging op woensdag- en vrijdagmiddag naar Jeugdtheaterschool De Krakeling – ook om mijn moeder te ontzien, die met drie banen de opvoeding van twee jongens op zich nam – maar speelde daar zonder publiek en áls er eindelijk een uitvoering kwam, durfde ik het toneel niet op. Het ging me om het spelen zélf. Het is nooit een schreeuw om aandacht geweest. Ik zocht juist verstilling, rust, overzicht: dit is het kader, dat is de kleur waarin je moet spelen, ga maar. Weet je waar het nog het meest op lijkt? Met je ski’s van een hoge berg af. Je moet eerst omhoog, je voorbereiden, moeilijkheden overwinnen, maar als je eenmaal glijdt... héérlijk! Zodra ik beneden ben, wil ik nóg een keer. Dus die aandacht, nee.
“Als ik iets aan de scheiding heb overgehouden dan dit: ik heb mijn moeder iets te vaak horen zeggen dat ze het wel alleen kon, dat ze niemand nodig had. Ze koos ook voor een latrelatie, zei tegen ons dat we er altijd voor moesten zorgen dat we ons eigen huis hielden. Dat is een beetje mijn probleem geworden: ik wil me nooit laten helpen. Ik los het zelf wel op. Het is gek, maar dit zijn ook de onderwerpen waarover ik nog eens met mijn vader had willen praten. Hoe deed jij dat nou? Ik ben nu 46, waar was jij, op dat moment in je leven? Hij is twaalf jaar geleden overleden, 65 jaar oud. Was hersteld van kanker, maar hoestte op een dag een litteken open en stierf kort daarna. Het lijkt wel alsof het gemis groter wordt. Misschien komt dat wel doordat ik weet dat ik hem nooit meer terug zal zien. Ik ben niet bang voor de dood, maar ik vind het idee om achtergelaten te worden bijna onverdraaglijk. Mijn moeder is nu 72 – die kan nog minstens dertig jaar mee – en ik moet er niet aan denken dat ik haar zou moeten missen; dat ik alleen over zou blijven. Ik ben altijd een mama’s-kindje geweest, maar sinds de dood van mijn vader bel ik haar wel tien keer per dag om te zeggen hoeveel ik van haar hou.”
VI Gij zult niet doodslaan
“Geen idee hoeveel mensen ik heb vermoord, dat zullen er inmiddels wel honderden zijn geweest. Het is heel leuk om te doen. In ‘The Last Kingdom’ (Britse Netflix-serie, AV) mocht ik laatst, lopend, met m’n zwaard, de menigte in: één, twee, drie. ik stak er minstens twaalf achter elkaar dood. Het voelt veel echter dan iemand van een afstandje neerschieten. Met een zwaard of een mes moet je contact maken, je ruikt die ander en je moet ook meerdere keren steken om iemand dood te krijgen. Toen ik in 2005 een rol kreeg in ‘Het Schnitzelparadijs’ wilde ik mijn personage, Goran, een crimineel verleden meegeven en heb, om me in te leven, een paar keer met een mes staan inhakken op een half varken dat op de set, in de keuken, hing. Ik schrok van mezelf. Het was het oproepen van een donkere kant die in ieder mens schuilt. Ik mag spelenderwijs de grens oversteken; ik doe alles om ervoor te zorgen dat je gelooft dat ik écht iemand vermoord. Ik ga er zelf ook helemaal in op. Ik zet mijn pistool op iemands hoofd, druk af, hoor de knal – ze hebben altijd oordopjes in hoor – en zie mijn tegenspeler naar de grond gaan. Zodra de take is gemaakt, vraag ik of alles goed gaat, of-ie niet te hard gevallen is. En dan komt de grootste kick: ik heb het niet gedaan. Er is niks aan de hand. Ik heb niemand omgelegd. In het echte leven heb ik nog nooit één vinger naar iemand uitgestoken. Ik heb gewoon een goede boeventronie; daarom word ik altijd voor dat soort rollen gevraagd.
“Een lieve man spelen, zoals agent Ken in ‘Tinus’ (tv-serie op SBS6, AV), is een stuk moeilijker. Het kost veel meer energie om de hele tijd blij en vrolijk te zijn dan af en toe een beetje onheilspellend rond te kijken. Ik probeer ook zo’n personage iets extra’s mee te geven, een zacht randje, iets waardoor je begrijpt dat hij niet vanzelf zo is geworden, dat-ie een brug is overgegaan. In ‘Van God Los’ (speelfilm uit 2003, AV) zit één zin, die schiet me nu ineens te binnen. Ik, Maikel Verheije, moet iemand gaan vermoorden en zeg dan, terwijl ik voor de spiegel sta om mijn shirt goed te doen: ‘Mijn vader kwam ooit cadeautjes brengen voor mijn verjaardag. Maar het was mijn verjaardag helemaal niet en toen is-ie weer weggegaan.’ Als je dat hoort, weet je: die jongen is niet voor niets zo slecht geworden. Elk mens is van nature goed. Het zijn de ouders, de mensen om je heen, die je verneuken in the end.”
VII Gij zult niet echtbreken
“Ik mis het samenzijn. Ik mis het samenzijn heel erg. Het probleem is: zodra ik iemand heb, begint het grote geven weer. Als mijn vriendin – die ik nu dus niet heb – vraagt of ik een kopje thee wil, schiet ik overeind om voor háár water op te zetten. ‘Wat voor smaakje wil je, lieverd?’ Ik ben gewoon te lief. Ik zou dus een metgezel moeten hebben die zegt: hou daar nou eens mee op! Eerst werd ik verliefd op jongere vrouwen. Anna Drijver, Eva van de Wijdeven, Annewil Hoken: allemaal lieve, mooie, ambitieuze meiden tegen wie ik uiteindelijk zei: ga voor je carrière of geniet van het uitgaan, ik zal je niet claimen, ik laat je los. Ik deed voor hen een stap opzij, of durfde niet voor mezelf op te komen, ja, dat is misschien ook wel waar. Daarna had ik relaties met vrouwen van begin dertig, maar die wilden graag kinderen terwijl ik er best lang over doe om bij zo’n soort beslissing uit te komen. Het lijkt me heerlijk om een gezin te stichten en samen kinderen te krijgen – vooral omdat het leven dan niet meer zo om mij draait – maar het kan best zijn dat ik die boot nu heb gemist. Misschien komt er nog een herkansing met een oude liefde – met een ander getrouwd maar gescheiden – iemand met wie het iets kan worden omdat we elkaar al van vroeger kennen. De meeste vrouwen die ik nu ontmoet, verwachten een heel stoer type, maar vinden uiteindelijk zo’n zachtaardige, lieve jongen naast zich op de bank en denken dan: hee, maar dáár had ik niet op ingetekend! Ik weet het ook niet... het komt wel goed, denk ik. Grote liefdes komen altijd op de meest onverwachte momenten in mijn leven.”
VIII Gij zult niet stelen
“Dit weet ik nog héél goed: ik was vijf of zes toen ik bij een vriendinnetje had gespeeld en haar indianen-kralenketting had meegenomen. Gewoon, omdat ik het een mooi ding vond. Ik kwam thuis en mijn moeder vroeg: ‘Hoe kom je daar nou aan?’ Nou, van... ik weet niet meer hoe ze heette. ‘Breng onmiddellijk terug!’ Op dat moment besefte ik voor het eerst in mijn leven dat het blijkbaar niet de bedoeling is om zomaar iets van een ander af te pakken. Heb ik daarna ook nooit meer gedaan.”
IX Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste
“Ik ben Tygo, altijd. Ze zeggen weleens: ben je nu aan het spelen of meen je dit echt? Dat vind ik echt vreselijk om te horen. Liegen in mijn vak is echt iets anders dan liegen in het dagelijks leven. Ik kan geen schaamrood op mijn wangen spelen en ik speel het er ook niet af. Ik ben eerlijk. Als ik tijdens dit gesprek een keer gelogen heb, dan is het een leugentje om bestwil geweest, precies zoals iedereen die tien, twaalf keer per dag gebruikt. Wat zei ik tegen je, toen je binnenkwam? Dat het goed met me gaat, toch? Nou eh... ik heb al vier weken last van een hernia en ik verrek van de pijn. Dat is de waarheid, maar wat heb jij daaraan? En je weet nu: als je me hulp gaat aanbieden, zeg ik toch: ‘Nee, dank je. Ik los het zelf wel op’.”
X Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is
“In mijn vak leer je al snel om je over dingen heen te zetten. Wie het zich steeds persoonlijk aantrekt als-ie niet voor een bepaalde rol gekozen wordt, heeft gewoon geen leven meer. Het hoort erbij. Het hangt er overigens wel vanaf of het gaat om een rol die je eventueel wel zou willen hebben, of een rol waarvan je vanaf het begin zegt: dat is echt iets voor mij. In 2013 werd ik, samen met Michiel Huisman, gecast voor de rol van Daario Naharis in de HBO-serie ‘The Game of Thrones’. Michiel kreeg de rol. Eerst dacht ik: kut. Toen: vet voor hem. En daarna: ik hoef die serie nooit te zien! Toen ik jaren later de verleiding niet kon weerstaan en toch de tv even had aangezet, kreeg ik precies het begin van de monoloog te horen die ik destijds uit mijn kop had geleerd: ‘What would you do to hold your wife again, to feel the warmth of her skin, to taste her lips, would you kill? How many man? A hundred, a thousand?’ Op zo’n moment voel ik me de voetballer die bij Barcelona had kunnen spelen, maar in de eerste divisie is blijven steken. Dat is onzin, natuurlijk, want ik ben een veelgevraagd acteur, doe in binnen- en buitenland mee, maak persoonlijke documentaires. En toch, ja, daar kan jaloezie soms heel even de kop opsteken. De truc is om er een station van te maken. En dan doorgaan. Loslaten. Er niet in blijven hangen. Anders kom je nergens.”
Arjan Visser interviewt iedere twee weken iemand aan de hand van de Tien Geboden.