EssayQuirijn Visscher
Terug naar het paradijs van de Noordoostpolder
Ooit kon je met een excursiegids op zak emigreren in eigen land: naar de Noordoostpolder, die 80 jaar geleden droogviel. Polderkind Quirijn Visscher geeft een voorzet voor een nieuwe handleiding voor het droomland op de Zuiderzeebodem.
Tulpen koppen bij Troost. Sierbloemen snijden bij Colijn. Aardappelplanten controleren op fytoftora bij Schuringa. Cichorei schoffelen. Bollen pellen. Zilveruitjes sorteren (ik rook nog wéken naar ui). Zo waren mijn zomervakanties als tiener in de Noordoostpolder. Lange fietstochten naar de boeren en terug in een ruitjespapierlandschap. Met de Poldertoren als baken aan de horizon, de water-, uitkijk- en carillontoren middenin Emmeloord, de polderhoofdstad als hart van een dorpenkrans.
Mijn leven was er overzichtelijk, letterlijk, met kaarsrechte wegen. Onderaan de Poldertoren haalde ik na schooltijd het Reformatorisch Dagblad (RD). Als ‘gewone’ gereformeerde, niet orthodox, gaf de bezorging me een inkijkje in een andere wereld. Twintig abonnees had ik. Vijf kilometer fietsen. De RD-bestelwagen zakte door z’n veren met kranten voor Urk. Verder bezorgde ik per fiets de rekeningen van het auto-, tractor- en landbouwmechanisatiebedrijf waar mijn vader werkte.
Quirijn Visscher (Emmeloord, 1976) is zelfstandig journalist voor Trouw, de Gelderlander en de Kampioen. Hij schrijft over auto’s, mobiliteit en de gemeentepolitiek in Rozendaal, Gld.
Fietsen, fietsen, eindeloos fietsen. Als ik eens echt ergens wilde zijn waar reuring was, reed ik een uur met bus 141 en het Kampertreintje naar Zwolle. Waar mijn vader in 1964 vandaan was gekomen met zijn ouders. Waar de rest van de wereld begon. Waarom wonen we daar niet, vroeg ik thuis. Weg uit de saaie, kale, verre polder. Maar eenmaal geëmigreerd, blijft geëmigreerd.
Emmeloord, je rijdt erlangs op de A6
Mijn vertrek was onvermijdelijk. Nog altijd emigreert menig polderjongere naar het Oude Land voor studie en loopbaan. Ik ging naar Gelderland. Als mensen horen dat ik uit Emmeloord kom, reageren ze vaak meewarig met iets als ‘och’. Je rijdt erlangs op de A6. Langs veel snelwegen staat de afstand naar Emmeloord vermeld. Je zou denken dat Emmeloord toch ook een éindbestemming kan zijn.
Het duurde eventjes voordat ik de polder alsnog in mijn hart sloot. Natuurlijk, de leeftijd speelt mee. Familieverhalen winnen door herhaling aan betekenis als je ouder wordt. Wat verder meehielp, was mijn werk als regiojournalist, ook bij Trouw, dat me regelmatig terug bracht in de ‘NOP’. Toen leerde ik de verhalen zien – de verhalen over de pioniers, Nagele, Schokland. En ook de verhalen van familie.
In naoorlogs Nederland, toen overzeese koloniën werden losgelaten, begon hier een kolonisatie met nederzettingen. Die woorden werden gebruikt. In dit verhaal over binnenlandse emigratie duikt mijn familie op. Mijn Zwolse opa belandde in de polder. Mijn Westlandse opa zou nooit in zijn droomland wonen. Toch kwam hij er vaak. Z’n jongste dochter, mijn moeder, trouwde een polderbewoner. Voor haar verre familie – de A6 was er nog niet – waren we ‘de Noorderlingen’. Ze aardde er snel.
Boomloze droomwereld
Bij de tachtigste verjaardag van mijn polder zou een Excursiegids Noordoostpolder 2022 welkom zijn, om de ideale droomwereld van toen te ervaren. Back to the future. Excursiegidsen waren vroeger heel normaal. De Directie van de Wieringermeer (Noordoostpolderwerken) in Zwolle gaf ze uit in de jaren veertig en vijftig om nieuwkomers te laten kennismaken met de kolonisatieplannen.
Stel je eens een boomloze vlakte voor met gescheurde kleigrond, koolzaad en riet. Barakkenkampen. De Excursiegids Noordoostpolder 1949 stelt: ‘Het gebied met een oppervlakte van 48.000 hectare heeft behoefte aan eigen woon- en verzorgingscentra. Het kolonisatieplan voor de Noordoostpolder voorziet in de stichting van een hoofdplaats, Emmeloord geheten, en een tiental dorpen. (...) Emmeloord is het streekcentrum en (...) zal dus een geheel ander karakter krijgen dan de omringende dorpen. Dit uit zich onder meer in de bebouwing. De plaats zal van aanzien een stad zijn.’
Op de bodem van de Noordoostpolder liggen 195 scheepswrakken met een verhaal
Maritiem archeoloog Yftinus van Popta kan soms nauwelijks geloven wat hij allemaal aantreft in de oude zeebodem die nu de Noordoostpolder is: van vergeten middeleeuwse dorpen tot bijzondere scheepswrakken. Lees hier zijn verhaal.
Een Excursiegids 2022, laat ik een voorzet geven, begint voor en tijdens de droogmakerij. De polderbouw werd in gang gezet met de motie-Colijn in 1932 in de Tweede Kamer. Net als andere Zuiderzeepolders is de Noordoostpolder een antwoord op de crises van toen. Watersnood. Armoede. Werkeloosheid. Kansloze keuterboertjes. Na de oorlog kwam daar de missie ‘nooit meer honger’ bij. Emmeloord werd de moderne landbouwstad met de aardappelbeurs.
Onderduiken in Marknesse
Op 9 september 1942 viel de Noordoostpolder officieel droog. Een jaar later ging mijn opa uit Zwolle naar arbeiderskamp Marknesse, in wat bekend zou raken als het Nederlands Onderduikers Paradijs. Hij was als jonge kapper opgeroepen voor de Arbeitseinsatz, maar wilde zoals veel andere Nederlanders niet in Duitsland werken. De bezetters gedoogden het ‘onderduiken’ in de polder, omdat ze er ook belang bij hadden dat die snel klaar werd gemaakt voor landbouw. Vanuit het barakkenkamp ging opa illegaal door met knippen, ook in Blokzijl. Als door een wonder ontkwam hij daar aan de razzia van 1944, een verhaal dat ik pas na zijn dood hoorde.
In namen leeft de oorlog voort. Geallieerden dropten wapens boven de kale polder. De crashlocaties van neergeschoten vliegtuigen heten Pilotenweg, Vliegtuigweg, Wrakkenpad en Weg van Ongenade. Dijkvak De Rotterdamse Hoek herinnert eraan dat dijk is bedekt met puin van geruïneerd Rotterdam. De Polenweg: de bezetter wilde net zoals de Wieringermeer ook deze polder onder water zetten. Het gebeurde niet, een reddingsactie toegeschreven aan drie Polen: Sloma, Lipowski en Brillowski.
Na de bevrijding braken 25 gloriejaren aan voor de polder. De slikvlakte met blauwzwarte kleigrond veranderde in goede landbouwgrond met Emmeloord als ‘stad van allure’, aldus boeken uit die tijd. De beste boeren mochten komen. Over de bevolkingswerving zijn mooie boeken geschreven. Er was de befaamde strenge selectie, maar soms ook overheidsdwang. Extra Zeeuwen en West-Brabanders moesten naar de polder na de inundatie van Walcheren (1944) en de Watersnoodramp (1953).
Mijn Westlandse opa was ook graag hier neergestreken
Ook mijn Westlandse opa – een verstokt antirevolutionair en Trouw-lezer – was hier destijds wat graag neergestreken. Een eigen tuinderij in Ens opzetten waar ideale grond was voor groenteteelt, dat was zijn naoorlogse droom. Hij schreef een sollicitatiebrief naar de Directie. Maar oma en mijn oudste oom durfden het avontuur niet aan. Enkele andere Westlanders streken wel neer in de polder, maar een echt tuindersgebied werd het nooit.
Zelf groeide ik op in een kakofonie van streektalen. Mijn moeder verloor haar Westlandse accent. Veel schoolvriendjes kwamen uit Friestalige gezinnen. Het Friesch Dagblad of de Leeuwarder Courant lag er op tafel. De Friese supermarkt Poiesz opende dependances in de polder, net als een Friese school en het ziekenhuis van Sneek. Het leek wel een reserve-Heitelân. Schoolvriendjes spraken echter zelf Fries noch streektaal. Wij spraken Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN).
Verhalen van oude polderboeren hoorde ik als ik rekeningen ophaalde bij de garage. Zelfredzame lui, meer geïnteresseerd in nieuwe technieken en oogstprestaties dan historie. Ze dronken koffie of pils. Hun taal en tongval verrieden hun oude religieuze en regionale roots. Vaak zat er ook een gepensioneerde Fordverkoper, een Drent die zei dat hij na de oorlog de eerste in de polder was met een auto. Je kon bij hem paarden inruilen voor een Fordson-tractor.
Grote verbondenheid
“Hier was toekomst in het nieuwe land”, vertelde pionier Henk te Raa me ooit. “Wij moesten het rijp maken om te kunnen boeren. Er was grote verbondenheid. Als polderjongens wilden we dan ook één polderorganisatie. Zoals één school. Maar dat lieten de kerken en het oude land niet toe.” Zijn vrouw Reintje zei: “Hier was een interkerkelijke gespreksgroep. Daar zat ik met mijn oren te klapperen. In Gelselaar had ik nog nooit een katholiek ontmoet.”
Een Excursiegids 2022 moet stilstaan bij dit spanningsveld tussen vereiste gemeenschapszin en kerkelijke en politieke verdeeldheid. Pioniersechtpaar Te Raa vertelde me erover in 2011, in een stuk voor Trouw. Het paar uit Nagele, inmiddels overleden, sprak veel en vaak over de eerste pioniersjaren, tijdens en pal na de oorlog. Henk was vanuit de Achterhoek gekomen om greppels te graven. De zuiverste soort polderpionier, iemand die spittend een boerderij had verdiend.
De kolonisatie was voor de Directie een uitdaging. Er was eenheid in verscheidenheid nodig, zelfs in de stads- en dorpsplattegronden. Geen kerk mocht domineren. Anders dan op het Oude Land vind je in de polder geen kerk in het midden. Hervormde, gereformeerde en rooms-katholieke kerken staan op waardige decentrale pleinen of aan invalswegen. Elke kern heeft een café als hart, waar mensen elkaar buiten de eigen sociale bubbel ontmoeten. Overtreffende trap is De Deel in Emmeloord, het samenkomstterrein voor de hele polder aan de voet van de Poldertoren.
De Te Raa’s zouden de sloop van zalencentrum Het Schokkererf in hun dorp hebben betreurd. Zelfs als Afghaans feestcentrum bleek het onrendabel. Nagele is als enige polderdorp met de vrije hand ontworpen. Grote ontwerpersnamen realiseerden er het internationaal bewierookte dorpsconcept van het gemeenschappelijke erf. In de polder staat Nagele bekend als het (lelijke) dorp met de platte daken. Het is anno 2022 ook een verplicht reisdoel voor architectuurstudenten.
Iedereen die meedoet is welkom
Op verjaardagen en buurtborrels is het de standaardvraag: hoe ben jij eigenlijk in de polder beland? Dan volgen er soms oude, soms recente emigratieverhalen. Beginnen met een schone lei start met kennismaking, openstaan voor elkaars verhaal, opgenomen worden in de nieuwe gemeenschap. Poldermensen weten: iedereen heeft zijn familiewortels elders. Iedereen is dus welkom, als je je maar openstelt en meedoet. Henk te Raa typeerde in 2011 Noordoostpolderbewoners – in vergelijking met andere Flevopolders – als ‘vrije mensen, mensen die initiatieven durven te nemen’.
Door één zo’n initiatief van opa-de-kapper belandden de Visschers definitief in de NOP. In de oorlog had hij in kamp Marknesse vriendschap gesloten met een eveneens gevluchte vakgenoot, die later in het nieuwbouwdorp Marknesse een kapsalon opende. Die had versterking nodig. Opa’s gezin verhuisde er naartoe. Opa zou zijn kappersloopbaan toch beëindigen op het Oude Land, op Urk, het ooit Noord-Hollandse dorp waar je je wel thuis móet voelen als je Visscher heet. Vanuit Emmeloord reed hij erheen met bus 141. Hij werkte aan de vissershaven in de kapsalon van ‘Lumme van Jan de Wit’. Zijn boterhammen at hij op naast de vuurtoren, terwijl hij over het IJsselmeer keek, nog zonder turbines van Windpark Noordoostpolder.
De publiekssensatie van de ‘moderne Noordoostpolder’ was voorbij toen ik in 1976 werd geboren in Emmeloords zoveelste nieuwbouwwijk. Best wonderlijk hoe snel zo’n nieuwe polder went. Lelystad in Oostelijk Flevoland was de toekomstdroom in wording. In 1970 opende de Ketelbrug tussen beide polders. 7000 passanten kregen om dit te vieren gratis een halve kip op De Deel. Het charmeoffensief mocht niet baten. Op de A6 begon Het Grote Voorbijrijden aan Emmeloord.
Op de basisschool leerde ik het Flevolands volkslied: ‘Waar wij steden doen verrijzen / op de bodem van de zee’.
Het zou ook een Australisch of Amerikaans stadje kunnen zijn
Al in 1965 klonk de toeristengids Friesland en N.O.-Polder wat gereserveerd over Emmeloord: ‘Met de pas gebouwde huizen en de nog jonge aanplantingen zou deze stad een nieuwe wijk van één van onze grotere, oude steden kunnen zijn.’ Om met typisch toeristisch proza te vervolgen: ‘Het zou met de zware trucks en draglines die over het marktplein denderen ook een Australisch of Amerikaans stadje in een pas ontgonnen gebied kunnen zijn.’
Wie vandaag Emmeloord bezoekt, denkt overbekende wederopbouwarchitectuur te zien. Het ziet er hetzelfde uit, maar dit is ópbouwarchitectuur. Voor Emmeloord alleen al zijn vijftig ontwerpen getekend. Pleinen, locaties voor belangrijke gebouwen, de centrale gracht, de hoogte van woningen langs invalwegen: de samenhang is diep doordacht. De Noordoostpolder is in detail als totaalconcept uitgevoerd, ontwikkeld als één verzorgingsgebied.
De andere Zuiderzeepolders zijn in hun ontwerp nooit helemaal tot wasdom gekomen en uitgevoerd. Als er al sprake was een definitief ontwerp. Dorpen als Larsen verdwenen in oostelijk Flevoland weer van de ontwerptafel. Lelystad, provinciehoofdstad, sneeuwde onder door groeikern Almere en miste door het schrappen van de Markerwaardpolder de beoogde centrumligging. Zuidelijk Flevoland werd niet eens meer helemaal drooggemalen. Daarvan getuigen de Oostvaardersplassen.
Een gave Noordoostpolder dus. De verwachtingen waren ooit hooggespannen, zoals bezien door de gereformeerde bril van mijn familiebubbel.
Op de gevel van de Nieuw Jeruzalemkerk in Emmeloord staat in blokletters de tekst gebeiteld uit Openbaring 23: ‘En de zee was niet meer’. Gereformeerde humor vier meter onder de zeespiegel: God schiep de aarde, de Nederlanders Nederland. We mogen dan uitzien naar ’s hemels Jeruzalem, Emmeloord is alvast een voorproefje.
Grotere kavels, kleinere dorpen
Het gedroomde polderconcept bleek geen eeuwigheidswaarde te hebben. Kavels – standaard 24 hectare vanwege de stand van de drainagetechnologie – bleken te klein. De boeren hadden al snel geen knecht meer nodig door landbouwmechanisatie. Arbeidershuizen naast de boerderijen bleken onnodig, evenals al die dorpen op fietsafstand van die huisjes. De auto’s verdrongen de fietsen. Daar aan droegen m’n vader en zelfs ik ons steentje bij.
De dorpen bleven kleiner dan verwacht, soms nog net levensvatbaar. Er kwamen andere werkgevers naar de polder. Een vluchtelingencentrum bij Luttelgeest, iets nieuws voor ons land. Het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) en de Duits-Nederlandse Windtunnels in Marknesse wekten ontzag. Ze trokken een hoger opgeleid polderpubliek: ingenieurs. In deze Chriet Titulaer-tijd was mijn eerste pc een NLR-afdankertje.
De jarige Noordoostpolder kun je zien als groot groen industrieterrein vol moderne land- en tuinbouw. Herkenbaar vanaf de maan. Tussenland zonder identiteit en met ABN sprekende tieners. Totdat je de polderverhalen hoort. Wat er gebeurt als je Nederlanders van allerlei achtergronden in een specifiek ontworpen gebied samenbrengt. Dan zie je ineens waarom dit een polderparadijs was, is en blijft. Om dit droomland te kunnen zien, is die Excursiegids 2022 nodig.
Míjn ogen gingen open toen ik de polder zag vanachter de hoge ramen halverwege de Poldertoren, waar toen een restaurant zat. Het uitzicht vanuit de eenzame wolkenkrabber was onvergetelijk. De zon zakte in het verre IJsselmeer. Lampen floepten aan in de schemering. Het ruitjespapierpatroon van de polder werd verlicht.
De Noordoostpolder is prachtig, dacht ik. Maar gelukkig hoef ik er niet meer te fietsen.
Lees ook:
Op de bodem van de Noordoostpolder liggen 195 scheepswrakken met een verhaal
Maritiem archeoloog Yftinus van Popta kan soms nauwelijks geloven wat hij allemaal aantreft in de oude zeebodem die nu de Noordoostpolder is: van vergeten middeleeuwse dorpen tot bijzondere scheepswrakken. Lees hier zijn verhaal.