null

InterviewMerel van Vroonhoven

Ooit topvrouw, nu is Merel van Vroonhoven leerkracht. ‘Het kind is niet zijn citoscores’

Beeld Jildiz Kaptein

Tijdens een lange duinwandeling besloot Merel van Vroonhoven haar carrière drastisch om te gooien. Met Trouw deed ze die wandeling over. Een gesprek over de meetbaarheid van succes, en het lef om achter die cijfertjes te kijken. ‘Wat ik uiteindelijk wil is minder glazige ogen in de klas.’

Joost van Egmond

“Kijk, hier was het.” Merel van Vroonhoven wijst naar een struikje waar twee paden samenkomen in de duinen van Wassenaar. Knooppunt 21. De reden dat ze het zo goed weet is dat ze híer besefte dat ze leraar wilde worden, bij dit struikje. “Het was zo’n lichtflits van verheldering, als in een stripboek. Ik keek toen ik klein was Wickie de Viking, die kon dat ook hebben.”

Een gesprek over deze keuze voer je het beste op de plek waar die gemaakt werd, nagenoeg op de dag af drie jaar geleden. Voor Van Vroonhoven is het logisch om deze wandeling nu opnieuw te maken. In haar rugzak zit haar boek De stap, waarin ze onder meer deze wandeling en de dilemma’s die ze toen overdacht gedetailleerd beschrijft. Zo kan de route precies worden gereconstrueerd.

Van Vroonhoven hecht aan rituelen, en naarmate ze de functie van die rituelen meer bestudeert, wordt die hechting alleen maar sterker: “Seculier of niet, we hebben manieren nodig om om te gaan met de grote vraagstukken in ons leven. Deze wandeling is voor mij nu sterk verbonden met de keuze die ik hier maakte.”

Haar overstap van voorzitter van de toezichthouder op de financiële markt (AFM) naar juf in het basisonderwijs was een drastische keuze. Misschien nog het meest omdat het de notie van succes, waarbij we toch graag promotie op promotie stapelen, ondermijnt.

Is de maatstaf voor succes voor u de laatste jaren veranderd?

“Ik heb altijd geprobeerd om een verschil te maken. Dat dreef mijn carrière en dat is ook niet wezenlijk veranderd. Wat er anders is, is dat ik lange tijd dat verschil wilde maken voor grote groepen mensen, door aan de knoppen van het systeem te draaien. Dat deed ik als bestuurder bij Nationale Nederlanden, de Nederlandse Spoorwegen en de Autoriteit Financiële Markten. Nu pas ik die ambitie toe op microniveau. Een goede leraar kan het verschil maken voor de toekomst van een kind. En ik wil die goede leraar zijn.”

Die verbinding tussen het systeem en de praktijk zat er altijd wel in. Als bestuurder bij de NS stond Van Vroonhoven erop om eens in de zoveel tijd een dag conducteur te zijn, of in de koffiewinkel op het station te staan, bij de AFM luisterde ze mee met klantgesprekken. En ook omgekeerd, nu haar focus op de praktijk ligt, is het systeem nooit ver weg. Geregeld mondt een beschouwing over haar klas uit in een betoog over de structuur van het onderwijs, of een analyse van de vrijemarkteconomie.

De gemene deler is dat het om zaken gaat die we niet meten, maar die wel een enorme impact hebben. Daar is volgens Van Vroonhoven veel te weinig oog voor.

“Het is gewoon niet mogelijk om de werkelijkheid te vatten in een model waarin alles meetbaar is. Dan moet je het dus ook niet tot de werkelijkheid verheffen. Was ik een goede toezichthouder als ik meer boetes uitdeelde? Zegt dat iets over of de financiële markt veiliger is geworden? Als er minder gedupeerde klanten zijn, zegt dat dan iets over mijn toezicht, of hebben de bedrijven het dan beter gedaan?

“Diezelfde vragen zijn er in de klas. Een toets test meer of ik het goed heb uitgelegd dan dat het een normering van het kind is. Je moet uitkijken om aan de hand van die metertjes de toekomst van een mens te bepalen. Maar in een wereld waarin we alles willen controleren en meten is dat heel moeilijk. Want die metingen geven wel heel veel houvast. Ik begrijp dat, ook vanuit mijn achtergrond. Want waar stuur je anders op?”

Ja ... waar stuur je anders op?

“Ik ben er niet voor om alles wat je kunt meten maar weg te gooien. Het zijn indicatoren die kunnen aangeven of je vooruitgang boekt. Je moet ze alleen niet tot doel verheffen. Het kind is niet zijn citoscores; wij zijn niet onze baan. Als we die versimpelingen blijven doorvoeren, dan krijg je een zogenaamde controle die eigenlijk geen controle is.

“Het is de modelmaatschappij van concurrentie, van de markt en de meetbaarheid en maakbaarheid. Het spreadsheetmanagement is tot hogere kunst verheven. Dat komt omdat we met elkaar risico’s niet meer aankunnen. De angst om fouten te maken is enorm. Maar dat neemt de creativiteit weg. Het wordt het uitvoeren van procedures en het invullen van formulieren. Dat vindt niemand leuk. En dan gaat er niets zichtbaar mis, want wat er mis gaat is op de dingen die je niet meet.

“Datzelfde zie je in de klas. Als ik kijk naar wat we nu van kinderen allemaal opschrijven, intelligentiemetingen en uitstroomprofielen, die doen geen recht aan de ontwikkeling die een kind doormaakt. We hebben aan die ontwikkeling een systeem gekoppeld met leeftijden, maar daarmee hebben we heel weinig ruimte gecreëerd voor laatbloeiers. Je moet als samenleving ruimte bieden aan mensen die zich anders ontwikkelen dan het gemiddelde. Dat geldt zeker voor de kinderen die ik nu in de klas heb.”

Dat opkomen voor mensen die afwijken van het gemiddelde speelde een grote rol in Van Vroonhovens keuze om zich op het speciaal onderwijs te storten. Ze kwam ermee in aanraking door haar oudste zoon, die autisme heeft en overstapte van regulier naar speciaal onderwijs. Dat was een heel positieve ervaring, zo positief dat ze nu werkt op de school waar hij les had, met de leerkracht die hem ook in de klas had.

“Ja”, zegt ze terwijl ze stevig doorwandelt, “dat kun je bijna niet bedenken. Het bloed kruipt kennelijk toch waar het niet gaan kan.” Maar de keuze past volgens Van Vroonhoven in het bredere plaatje dat ze voor ogen heeft om meer ruimte te helpen bieden voor ontwikkeling van het individu.

“Het heet wel speciaal onderwijs, maar bij veel kinderen die ik in de klas krijg is het misschien wel voor het eerst dat ze juist niet meer het gevoel hebben dat ze speciaal zijn. Ieder kind wil uiteindelijk graag worden gezien als normaal, wat dat dan ook is. En dat kan op deze manier.

“Daarnaast krijg je leraren die echt jou de aandacht kunnen geven. Op een reguliere school kan veel, maar het kan met dertig kinderen in de klas nooit zo gericht als in speciaal onderwijs, waar je klassen van maximaal twaalf kinderen hebt. Dat betekent niet dat je je doelen moet verlagen, die moeten hetzelfde blijven in het speciaal onderwijs. Je wordt hier alleen niet de hele tijd geconfronteerd met wat je allemaal niet kunt.”

Luister hieronder naar Merel van Vroonhoven over de scheiding tussen regulier en speciaal onderwijs. “Als je een vernieuwing niet goed uitvoert, is het middel erger dan de kwaal.”

Is het moeilijk om af te wijken van alle metingen en procedures?

“Zeker, dat is de grootste spanning die veel leraren voelen. Dat geldt voor alles: geen stanleymessen in de klas, vasthouden aan leerlingvolgsystemen. De neiging om risico’s uit te sluiten is overal. Bij juf Merel zijn er wel stanleymessen in het lokaal. Tot nu toe is dat goed gegaan.

“Maar stel je voor dat de citoscores straks toch niet zo goed zijn, durf je dan te denken ‘uiteindelijk zie ik al die andere dingen en die zijn wel goed’? Daarvoor moet je stevig in je schoenen staan.”

Hoe weet u of u het goed hebt gedaan?

“Snapt het kind wat ik uitleg, dat is mijn criterium. Het is namelijk niet het probleem van het kind als die het niet begrepen heeft. Het is het probleem van de leerkracht. Ik begin net, ik ben nu bewust onbekwaam. Ik zie nog regelmatig glazige ogen als ik een rekeninstructie geef, maar ik zie nog niet duidelijk wat ik fout doe.

Luister hieronder naar hoe die ene leraar die het verschil kan maken. Veel mensen hadden er een, Merel van Vroonhoven ook: Meester Piessens op de lagere school in Strijensas.

“Dit is een leerproces. Ik sta nog niet boven de stof en zoek houvast in de lesmethode. Maar soms denk ik ‘moeten die kinderen dit eigenlijk wel weten?’ Die vraag kan ik nog niet goed beantwoorden omdat ik ervaring mis en de einddoelen nog niet goed genoeg ken. Ik heb ook niet het arsenaal aan concrete voorbeelden hoe ik zoiets uitleg. Dat zie ik andere leraren wel doen. Daar heb ik vlieguren voor nodig. Sommige dingen gaan ook maar zo snel als de tijd vordert.

“Wat ik hoop is dat het aantal glazige blikken over vijf jaar veel lager is dan vandaag. Dat is trouwens ook best lekker meetbaar.”

Van Vroonhoven lacht. “Kijk, daar breekt de zon door. Dat had ik bij de wandeling drie jaar geleden niet, toen bleef het gieten van de regen. Maar - ja, ik ben een beetje sentimenteel hoor - drie jaar later past dit zonlicht wel bij het gevoel over mijn keuze.”

Het is ook een keuze om niet langer ‘aan de knoppen van het systeem te draaien’. Mist u dat niet?

Nee, dit is een heel bewuste keuze geweest. Dit is echt wat ik wil. Maar dat betekent niet dat ik al die ervaring die ik heb opgedaan ook weggooi. Ik wil juist volop mijn ervaring en mijn netwerk gebruiken om de praktijk met het grote geheel te verbinden. Ik schrijf columns over wat ik ervaar in de praktijk. En ik zet mijn bestuurlijke ervaring in, bijvoorbeeld als voorzitter van de raad van toezicht van de Stichting Lezen en de Radboud Universiteit, om zo het systeem beter te maken. Ik ben ervan overtuigd dat ik op deze manier mijn bijdrage kan leveren.

“Het is anders of je zelf aan de knoppen van het systeem draait of dat je het indirect probeert te verbeteren, via een column of een adviesproject. Maar ik denk dat ik op deze manier betekenisvol kan zijn, ook voor het systeem.”

Hoe lang blijft u dit doen?

“Tot mijn pensioen. Dan heb ik, afhankelijk van de pensioenleeftijd, zo’n vijftien tot zeventien jaar om hier goed in te worden. Dat ambitieuze dat ik altijd heb gehad is niet weg. Het richt zich alleen op iets anders. Nu wil ik gewoon een heel goeie leraar worden. Van bewust onbekwaam naar onbewust bekwaam. Om te bereiken dat straks geen enkel kind me glazig aankijkt als ik instructie geef. Dat is het doel.”

Merel van Vroonhoven (Blaricum, 1968) is sinds dit schooljaar drie dagen per week leerkracht van groep 6 aan de Eerste Nederlandse Buitenschool in Den Haag, een basisschool voor speciaal onderwijs. Voor het ministerie van onderwijs deed ze vorig jaar als ‘onafhankelijk aanjager’ onderzoek naar de aanpak van het lerarentekort. Ook schrijft ze columns voor de Volkskrant en heeft ze toezichtfuncties bij onder meer de Stichting Lezen en de Radboud Universiteit.

Eerder was ze bestuursvoorzitter van de Autoriteit Financiële Markten, lid van de raad van bestuur van de Nederlandse Spoorwegen en van de hoofddirectie van Nationale Nederlanden. In 2012 werd ze gekozen tot Topvrouw van het Jaar, volgens de jury vanwege haar verbindende leiderschapsstijl. Over het verloop van haar carrière tot nu toe schreef ze het boek De stap - hoe mijn weg naar de top me naar het klaslokaal bracht.

Van Vroonhoven is getrouwd en heeft twee kinderen en twee stiefkinderen.

Lees ook de andere interviews uit de kerstbijlage van 2021

Hollywoodacteur Yorick van Wageningen: ‘Ik wilde zo enorm niet mezelf zijn, dat acteren een oplossing werd’

Olympisch atleet Sifan Hassan: ‘Ik had een slecht persoon kunnen worden’

Politica Dilan Yeşilgöz: ‘Zelden heb ik gedacht, goh, ik ben anders’

Is er tijdens de pandemie genoeg aandacht geweest voor de rol van gedrag? De vraag aan het hoofd van de gedragsunit van het RIVM Mariken Leurs.

Donald Pols won met Milieudefensie de zaak tegen Shell. ‘Wat iemand zelf doet voor het klimaat vind ik een onterechte vraag’

Peter Schouten verloor vriend en collega Peter R. de Vries, maar heeft zelf ‘geen seconde overwogen het bijltje erbij neer te leggen’

Ambassadeur Caecilia Wijgers gaf leiding aan de evacuatiemissie uit Kaboel. ‘Ik hoorde constant schoten. Dat was bloedstollend’

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden