null Beeld
Beeld

EssayErfrecht

Ons erfrecht vergroot de ongelijkheid, echte rijkdom blijft haast onaangeroerd

Grote rijkdom gaat vrijwel onaangeroerd naar volgende generaties en voedt daarmee de vermogensongelijkheid. Dat is reden voor een discussie over het erfrecht, geen natuurwet maar een verzonnen spelregel.

Bas van Bavel

De wens om aan je kinderen iets tastbaars na te laten, leeft bij nagenoeg iedereen. Zeker als het gaat om zaken van emotionele waarde, zoals het huis waarin ze zijn opgegroeid, of familiesieraden, een boerderij die al generaties in de familie is, of een eigen bedrijf. Het is ook fijn om als ouder bij overlijden je kinderen een zetje mee te kunnen geven, met wat spaargeld bijvoorbeeld. En hoe kun je geld waar je zelf hard voor hebt gewerkt nu beter besteden dan aan je eigen kinderen? Als vader van twee dochters ken ik zulke gevoelens goed.

Toch is er ook reden om anders naar erven te kijken. Ik weet dat dit een onderwerp is dat emoties losmaakt maar hoop dat u dit stuk onbevooroordeeld doorleest, en dan is er aan het einde alle tijd om zelf alsnog een oordeel te vellen: of het erfrecht moet worden aangepast, en of dat dan voor alleen de grootste vermogens zou moeten, of breder.

Misschien is het goed om eerst vast te stellen dat het erfrecht speelt op het terrein van de vermogens. Inkomen kan na het overlijden niet worden doorgegeven aan kinderen of anderen, maar vermogen wel: via het erfrecht. Vermogen is daarom ook stapelbaar: het kan uit inkomen worden vergroot en daarna worden doorgegeven aan een volgende generatie die het verder vergroot, door inkomen uit werk, maar ook door inkomen uit dat vermogen zelf.

Bas van Bavel (Breda, 1964) is hoogleraar transities van economie en samenleving aan de Universiteit Utrecht. Hij richt zich met name op lange termijnontwikkelingen en de markteconomie, met bijzondere aandacht voor vermogensverdeling, maatschappelijke veerkracht en brede welvaart.

Zo vormt vererving een cruciaal onderdeel in de vorming van vermogens en dus ook in de verdeling ervan en de groei van de vermogensongelijkheid. Het erfrecht heeft met name een positief effect op de vorming en instandhouding van topvermogens. Zonder erfenissen zou sterfte ervoor zorgen dat iedereen steeds weer opnieuw begint met vermogensvorming, maar erfenissen houden de vermogensongelijkheid intact, waarna die verder kan groeien. Ook blijkt dat het recht om vermogen na te laten de prikkel om rijkdom te vergaren vergroot, iets wat met name geldt voor de zeer rijken, die anders die impuls niet zouden hebben.

Voordat we verdergaan, is dan wel de vraag belangrijk: is het erg dat vermogensongelijkheid toeneemt en topvermogens groeien? Een vraag die steeds vaker opduikt – wellicht las u Thomas Piketty of keek u dit voorjaar naar Sander en de kloof, waar Sander Schimmelpenninck die ongelijkheid onder de loep legde. Zelf heb ik geen principiële of morele bezwaren tegen vermogensongelijkheid en rijkdom, zeker niet als die het gevolg zijn van persoonlijke verdienste. Ik beperk me hier dus tot de reële effecten – positief of negatief – voor samenleving en economie. Positieve effecten zijn er zeker. Vermogensopbouw kan bijdragen aan investeringen of aan de continuïteit van een onderneming. Dat laatste is een punt dat vaak wordt gemaakt met betrekking tot het familiebedrijf.

Meer huishoudens met schulden

Maar de laatste jaren is steeds duidelijker geworden dat substantiële vermogensongelijkheid, zoals die de afgelopen jaren in veel westerse landen en ook in Nederland is ontstaan, vooral negatieve gevolgen heeft. Ongeveer een op de tien huishoudens heeft schulden, die in toenemende mate tot maatschappelijke problemen leiden. Daarnaast is, zeker in Nederland, het aantal huishoudens dat weinig of geen vermogen heeft, zeer groot: zeker de helft van de huishoudens heeft geen (vermogens)buffers om schokken of tegenslagen op te vangen.

Boven in de verdeling zit een relatief groot aantal topvermogens, met honderden miljoenen of meer, die de economische sectoren kunnen monopoliseren en toenemende maatschappelijke invloed kunnen uitoefenen. Met name de negatieve effecten van topvermogens zijn de afgelopen jaren scherper in beeld gekomen, vanwege de eruit voortkomende problemen. Die variëren van winsten die kunstmatig worden opgestuwd door monopolies ten koste van consumenten, tot de groei van politieke lobbykracht ten koste van de belangen van gewone kiezers. En de investeringen blijken helaas niet te worden opgestuwd door de groei van topvermogens. Integendeel, de investeringsquote daalt in Nederland al langdurig.

Grote vermogens buiten schot

In tegenstelling tot de beeldvorming worden vermogens en inkomsten uit vermogen in Nederland bovendien zeer licht belast. En als ze worden belast, dan vooral de middelgrote vermogens, die van enkele tonnen; de grote, van tientallen miljoenen of meer, blijven grotendeels buiten schot. Schattingen verschillen iets, maar gemiddeld wordt over iedere euro door aanwas en winst uit vermogen verkregen feitelijk (dus niet nominaal) zo’n 10 cent aan belasting afgedragen (inclusief successierecht). Dat is minder dan in de meeste andere westerse landen. Bovendien: van iedere euro verdiend met werk wordt ongeveer 35 cent belasting betaald.

Het toenemende belang van vermogens in de nationale economie, door de groeiende vermogensopbouw en de relatief lage belastingheffing daarop, heeft nóg een effect. Ze zetten de belastinginkomsten van de overheid onder druk, dus er zijn minder inkomsten om publieke uitgaven te financieren. Die inkomsten moeten steeds meer uit andere bronnen komen: door hoge belasting op inkomsten uit arbeid en op consumptie. Naast de negatieve gevolgen hiervan op de economie, versterkt dit de vermogensongelijkheid nog verder, want voor mensen met weinig vermogen wordt het moeilijker om door te werken en een salaris te verdienen alsnog vermogen op te bouwen.

Er is dus alle reden om de aandacht op vermogens­ongelijkheid en de sterke aangroei van topvermogens te richten, en op de rol van het erfrecht hierin.

null Beeld
Beeld

Erven wordt als iets natuurlijks gezien en als een ­logisch recht, maar het is een construct, een verzonnen spelregel. En goed beschouwd past die spelregel bij de idealen van een feodale samenleving of bij een standenmaatschappij, waarin de continuering van oude, adellijke geslachten en van maatschappelijke scheidslijnen als wenselijk wordt gezien, en iemands status wordt bepaald door geboorte. En hij past juist niet bij de idealen van een open markteconomie zoals de Nederlandse, met haar nadruk op persoonlijke verdienste en kansen voor mensen om op te klimmen door eigen inspanningen, studie of ondernemerschap.

Dit is ook de reden waarom prominente liberale denkers, zoals Adam Smith en John Stuart Mill, tegen het erfrecht pleitten. De open-markteconomie wordt geacht inkomen en vermogen juist te verdelen volgens productiviteit, en gelijke kansen te bieden. Erven is in tegenspraak met al deze principes, aangezien geërfde rijkdom wordt verkregen door geboorte, niet door verdienste, en berust op toeval, niet het meest efficiënte gebruik van middelen. Geërfde rijkdom holt gelijke kansen uit, door de ongelijke start bij geboorte.

Economisch inefficiënt

Het erfrecht inperken of zelfs afschaffen is dus geen vreemd of wild idee, maar een idee dat past bij de moderne, democratische markteconomie en het verdwijnen van de feodale samenleving. In de eerste helft van de twintigste eeuw zien we in de westerse democratieën deze gedachtes dan ook gangbaar worden. Vanaf de Eerste Wereldoorlog werden successierechten in de westerse markteconomieën snel verhoogd, expliciet om het erfelijk vermogen aanzienlijk te verminderen, met top­tarieven van gemiddeld 35 tot 40 procent, of om het zelfs volledig weg te belasten, met toptarieven van rond de 80 procent in de VS en Groot-Brittannië.

In 1910 pleitte Teddy Roosevelt, niet bepaald een linkse revolutionair, voor een progressieve successie­belasting, ‘om te voorkomen dat zeer rijken de macht in handen krijgen’. Dit beleid werd in 1919 onderschreven door Irving Fisher, de voorzitter van de American Economic Association, ook geen linkse splintergroepering, die een belasting van 100 procent voorstelde op vermogen ouder dan drie generaties. Opperrechters in de VS en Groot-Brittannië in de jaren twintig hadden er geen moeite mee om duidelijk te stellen dat het erfrecht kunstmatig is en geen natuurlijk recht, en dus een recht dat aan allerlei beperkingen kan worden onderworpen. Dit alles weerspiegelde een stemming in de leidende markteconomieën waarin geërfde rijkdom als economisch inefficiënt werd beschouwd en als op gespannen voet staand met de open samenleving.

Boete op overlijden

Deze stemming sloeg vanaf de jaren zeventig snel om, ook onder invloed van denktanks en lobbygroepen die werden gefinancierd door zeer vermogenden, zoals we nu duidelijker dan toen weten. Erven heeft de afge­lopen jaren weer aan legitimiteit gewonnen. Daarmee samenhangend heeft de erfbelasting aan steun verloren, zoals in Nederland wordt belichaamd in de naamsverandering in 2010. Erf- of successierecht – wat onderstreept dat het een voorrecht is om te erven – werd veranderd in erfbelasting, en sommigen bestempelen het nu zelfs als een overlijdensbelasting, als ware het een boete op overlijden. Deze verandering ging gepaard met een snelle verlaging van de tarieven van de erfbelasting. Canada, Australië en Nieuw-Zeeland hebben die in de jaren zeventig tot negentig zelfs helemaal afgeschaft, terwijl andere landen hun nominale tarieven sterk hebben verlaagd.

In Nederland is de belastingdruk op het aangegeven geërfde vermogen nu slechts 11 procent. Van het totale geërfde vermogen is het nog veel minder, omdat met name veel topvermogens op basis van allerlei regelingen niet onder de heffing vallen en nog lager of niet belast worden. Dat is verrassend voor een vorm van belasting die nauwelijks verstorend is voor de economie, in tegenstelling tot andere vormen van belasting. En die ook moeilijk als dubbele belasting kan worden gezien, zoals wel eens wordt gesuggereerd: de ontvanger heeft er niets voor hoeven doen en er nog nooit belasting over betaald. Het argument van een dubbele belasting kan hoogstens in een feodale samenleving worden gebruikt, niet in een markteconomie.

Fiscale constructie

De geheven bedragen over erfenissen zijn in de praktijk overigens veel lager dan de nominale tarieven, als gevolg van vrijstellingen en vermogensbeschermende regelingen, die met name grote vermogens afschermen voor belastingheffing, bijvoorbeeld door ze te bestempelen als durfkapitaal of in liefdadigheidsinstellingen, speciale fondsen of trustfondsen onder te brengen, of in familiebedrijven. Dat laatste soms terecht, en met een goed economisch doel, maar soms ook kunstmatig, als fiscale constructie.

Als gevolg hiervan wordt grote rijkdom nu vrijwel ­onaangeroerd overgedragen aan volgende generaties. De mogelijkheid van nalatenschap stimuleert de zeer rijken om nog meer rijkdom te vergaren. Markteconomieën bieden bovendien – meer dan andere soorten econo­mieën – grote mogelijkheden om dit geërfd vermogen verder te laten renderen, door verhuur van onroerend goed, deelname aan hedgefondsen, enzovoort, en zo verder te laten groeien. Ondanks de mogelijkheden om nieuw fortuin te vormen, blijft geërfd vermogen dus een hoofdbestanddeel van het voortbestaan en de aangroei van grote en zeer grote vermogens, met de negatieve effecten op economie en samenleving hierboven genoemd.

Open samenleving die kansen biedt

Een laatste punt lijkt me van belang. Het aangroeien van zulke vermogens wordt vaak als een resultaat van persoonlijke inspanning en talent gezien. Ook dit beeld wordt nu door collega’s uit de economische wetenschap weerlegd. Private vermogens zijn voor een groot deel juist gebouwd op de juridische, sociale, institutionele, infrastructurele kwaliteiten van de samenleving als geheel. En topvermogenden verschillen vooral van anderen met evenveel inzet en talent doordat ze geluk hebben gehad. Dit zijn ontnuchterende onderzoeksresultaten voor wie gelooft in de persoonlijke verdiensten van superrijken. Ze suggereren ook dat het juist zou zijn een substantieel deel van deze vermogens terug te laten vloeien naar de samenleving; dezelfde samenleving waarop toekomstige generaties hun welvaart moeten bouwen.

Naast wat wij onze kinderen in immateriële zin meegeven, en aan materiële zaken van emotionele waarde waarvan we hopen dat ze in de familie blijven, zou deze open samenleving die kansen biedt het belangrijkste zijn wat wij ze kunnen overdragen.

Maar door het erfrecht niet kritisch onder de loep te nemen, lopen we het risico hen achter te laten met het slechtste van twee werelden: de snelle groei van vermogensongelijkheden van de markteconomie samen met de bestendiging ervan in erfelijke scheidslijnen van de feodale samenleving.

Lees ook:

Voor gelijkere kansen moet eerst het erfrecht op de schop

Kinderen een jaar vroeger naar school sturen, helpt niet om kansengelijkheid te creëren. Het erfrecht opheffen wel, betoogt dominee Albert Ferwerda. Met de opbrengsten kan de staat dan een basisinkomen invoeren.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden