NaschriftCarry-Ann Tjong-Ayong (1941-2022)
Met haar vrijwilligerswerk en daadkracht was Carry-Ann Tjong-Ayong (1941-2022) een rolmodel voor Surinaamse vrouwen
Carry-Ann Tjong-Ayong was voor veel Surinaamse vrouwen een rolmodel: geëmancipeerd, actief in de samenleving en niet bang haar dwarse mening te geven. Ook toen ze in een rolstoel belandde, bleef ze zich als vrijwilliger op allerlei manieren inzetten.
“Taal geeft mij vleugels. Waar mijn voet niet kan gaan voert mij het woord.” Carry-Ann schreef dit in de inleiding bij haar in 2002 verschenen dichtbundel De wasvrouw, een ode aan haar geboorteland Suriname. Ze had de meeste gedichten geschreven nadat ze als gevolg van een hersenbloeding in 2000 halfzijdig verlamd was geraakt en een zittend leven in een rolstoel leidde.
Op de bovenverdiepingen van haar Utrechtse huis kwam ze sindsdien nog zelden. Het aangepaste souterrain was haar domein geworden. Daar zag ze door de lage ramen aan de voorkant de benen van passerende mensen – en soms een hond die zijn poot opstak bij de lavendel die voor het huis groeide. Aan de keukentafel kon ze schrijven, poëzie vol zintuigelijke indrukken, herinneringen aan haar kindertijd en het ouderlijk huis: ‘dat majesteitelijk paleis / wit en getooid met balkons / als de boezem van een grande dame’.
Zelf noemde ze het een blessing in disguise dat ze na haar te drukke bestaan nu de rust vond zich creatief te uiten. Tegelijkertijd schrok ze niet terug voor fysieke uitdagingen. Paardrijden bijvoorbeeld. Ze had het altijd graag gedaan en hield het tot de laatste vier maanden van haar leven vol. Met een tillift liet ze zich op de rug van het dier zetten.
Rondrijden in een kruiwagen
Reizen was ingewikkelder geworden, maar niet onmogelijk. Samen met haar echtgenoot Wim kon ze veel aan, merkte ze toen ze in 2002 een reis naar het marrondorpje Masiakriki in het Surinaamse binnenland ondernamen. Ze genoot van de urenlange tocht in een korjaal (boomkano) over de bovenloop van de Surinamerivier. Bij aankomst werd ze met rolstoel en al door vier sterke mannen naar het hoger gelegen dorp gedragen.
Het was een reis met een missie. Met vrijwilligerswerk had ze zich vaak belangeloos voor anderen ingezet. Zo wilde ze nu de dorpsbewoners ondersteunen bij het op poten zetten van kinderopvang, iets waar ze ooit in Nederland ervaring mee had opgedaan.
Jaarlijks keerde ze voor een paar maanden terug naar Suriname. Een van haar broers woonde in Paramaribo, ze bezocht ook steevast Masiakriki en andere dorpen in het regenwoud. Zo nodig liet ze zich in een kruiwagen rondrijden. Ze begeleidde er diverse ontwikkelingsprojecten, onder meer gericht op alfabetisering en hiv-preventie. Met de opbrengst van haar boeken en bundels, die ze met haar stichting Vice Versa publiceerde, financierde ze de projecten. Gaandeweg slonken die inkomsten echter omdat ze haar werk makkelijk cadeau gaf. Erg zakelijk was ze niet.
Liefde voor poëzie begon als kind
Carry-Ann had aanzien in haar geboorteland, haar familieachtergrond speelde daarbij een rol. Ze was het derde kind in een gezin met vijf kinderen van Fritz Tjong-Ayong en Paulina Comvalius. Na een studie medicijnen in Groningen werkte hij als chirurg en was hij jarenlang geneesheer-directeur van het St. Vincentius Ziekenhuis in Paramaribo. Een goede vriend was Johan Ferrier, de eerste president van Suriname. Hun gezinnen trokken veel met elkaar op.
De kinderjaren van Carry-Ann waren zorgeloos. Ze was vlug van begrip en kon al lezen op haar vierde. De liefde voor boeken had ze van haar Chinese grootvader en van haar vader die dagelijks poëzie declameerde. Dat wierp zijn vruchten af. Met haar twee broers en oudere zus was ze als puber per stoomschip naar Nederland gekomen om hier de school af te maken. Op de Rijks-hbs in Groningen verraste ze haar leraar toen ze tal van Nederlandse gedichten uit het hoofd bleek te kennen.
De vier kinderen, die werden opgevangen door kennissen van hun vader, misten hun ouders. Hun heimwee werd verzacht toen hun moeder en jongste zusje zich een paar jaar later bij hen voegden. Vader emigreerde niet, maar kwam eens per jaar een maand over.
Racisme was een verhuld probleem
Carry-Ann wist zich aan te passen, maar nam zich voor op den duur in Suriname Spaanse les te gaan geven. Ze had een talenknobbel en behaalde goede resultaten tijdens haar studie Spaans. Toch stopte ze voortijdig omdat een hoogleraar meende dat ze gymnasium als vooropleiding nodig had om af te mogen studeren.
Of hij haar op grond van haar afkomst discrimineerde, bleef onduidelijk. Racisme was in de jaren zestig een verhuld probleem, er werd weinig over gesproken, maar feit was dat Carry-Ann vaker negatieve ervaringen had. Desondanks nam ze later soms een tegendraads standpunt in. Fel was ze in de zwartepietenkwestie: ze had niets tegen Zwarte Piet, thuis was hij vroeger altijd onderdeel van het Sinterklaasfeest geweest. Net zomin had ze bezwaar tegen het woord slaaf: haar oma was slaaf geweest, de discussie over de term ‘tot slaafgemaakte’ vond ze krampachtig.
Geworteld in Nederland
Na haar afgebroken studie veranderden Carry-Anns toekomstplannen. Ze kreeg een baan als secretaresse op het Spaans instituut in Utrecht. Al gauw begon ze daarnaast aan een studie klinische pedagogiek – die ze wel kon voltooien. Ze raakte definitief in Nederland geworteld toen ze een relatie kreeg met grafisch ontwerper Wim Verboven, die ze jaren eerder had leren kennen.
Het stel trouwde in 1970. Zeven jaar later adopteerden ze Isabel uit Bolivia, een jaar later volgde Chris uit Peru. Carry-Ann en Wim besloten kinderen te adopteren nadat zij een miskraam had gehad. Zes maanden lag ze in het ziekenhuis, daar bleek dat een nieuwe kans op zwangerschap was uitgesloten. In de loop der jaren werd ze meermaals langdurig opgenomen, maar klagen deed ze niet. Met haar positieve instelling zag ze altijd weer perspectief.
Oprichten voor migrantencrèche
Ze was zich bewust van haar capaciteiten en had moeite met gezag boven zich. Bij verschil van mening hield ze halsstarrig vast aan haar eigen standpunt, overtuigd van eigen gelijk. Met haar dominante karakter kreeg ze veel voor elkaar, maar niet altijd. Aanvankelijk pakte het goed voor haar uit toen ze in 1981 in Utrecht met drie vrouwen het kinderdagverblijf Sesam voor migrantenkinderen oprichtte. Als directrice leidde ze de crèche.
Gaandeweg ondervond ze echter weerstand bij het team. In 1985 werd ze ontslagen wegens verschil van inzicht over de invulling van directietaken en een verstoorde arbeidsverhouding. Deze handelswijze van haar collega’s – die haar eruit werkten toen zij in het ziekenhuis lag – raakte haar diep en bleef haar haar hele leven bij.
Van een vaste, betaalde baan kwam het niet meer, maar ze werd zeer actief in het vrijwilligerswerk. In 1986 ging ze voor het eerst naar León in Nicaragua, vanwege de stedenband met Utrecht. Met een club mensen had ze de Bouwbrigade opgezet om in Léon een gemeenschapshuis met een gezondheidspost te realiseren.
Organiseren was haar fort, daar bewees ze dat ze ook een goede metselaar was. Intussen genoot ze van het land dat haar deed denken aan Suriname. Ze reisde er geregeld heen en startte onder meer een fietsenwerkplaats. Hier konden mannen die invalide waren geraakt in de burgeroorlog tussen Sandinisten en contrarebellen als monteur aan de slag.
Warme lach ondanks hersenbloeding
Carry-Ann bekleedde bestuursfuncties bij stichtingen en organisaties, en rolde in 1990 de lokale politiek in. Ze werd gevraagd zich namens GroenLinks in te gaan zetten bij de Provinciale Staten in Utrecht en werd met veel voorkeursstemmen als lid gekozen. Na drie jaar stapte ze over naar de Utrechtse gemeenteraad.
Op haar 59ste kwam abrupt een eind aan haar politieke werkzaamheden toen ze in de metro, in het bijzijn van haar dochter, een hersenbloeding kreeg. Tijdens tien maanden revalidatie krabbelde ze enigszins op. Haar leven was veranderd, maar haar warme, luide lach klonk nog boven alles uit. Ze had er plezier in om in haar rolstoel af en toe als buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand te kunnen optreden. Zo trouwde ze vrienden, kennissen en haar zoon Chris.
Een koffertje vol relikwieën
Maatschappelijk betrokken als ze was bleef ze zich inspannen voor een multiculturele samenleving met gelijke kansen voor iedereen. Voor Surinaamse vrouwen was ze een rolmodel.
Het verlangen naar Suriname groeide, maar sinds covid kwam ze er niet meer. Wim werd steeds meer haar mantelzorger. Hij ging mee als ze scholen bezocht waar ze met een koffertje vol relikwieën uit Suriname vertelde over haar jeugd en land van herkomst. Wanneer ze moeilijk uit haar woorden kwam, vulde hij haar aan.
Ze voelde zich de laatste tijd heel moe. Eind november constateerde een cardioloog een scheurtje in haar aorta. Ze mocht naar huis om daar het onvermijdelijke einde af te wachten. Met de kleinkinderen op haar bed vierde ze Sinterklaas. De dag erna overleed ze, toch nog plotseling. Ze had zoals ze hoopte de tachtig gehaald. Ruimschoots.
Carry-Ann Tjong-Ayong werd geboren op 10 februari 1941 in Paramaribo en overleed op 5 december 2022 in Utrecht.
Trouw beschrijft het leven van onlangs overleden heel gewone of bekende mensen. Heeft u zelf een tip voor Naschrift? Mail ons via naschrift@trouw.nl.