Kinderen zijn niet gemaakt om binnen te zitten. Schrijver Jan van Mersbergen ziet zijn eigen tieners worstelen met de coronamaatregelen. Maar toch is er ook die levenslust, en de wil om er iets van te maken.
‘Dino’s hebben net zulke kleine hersenen als een erwt.’ Dat zegt Teun, mijn zoontje van vier, even na negen uur in de ochtend, als we op het punt staan om boodschappen te gaan doen, voor drie dagen, voor een gezin van vijf. In zijn hand heeft hij een draakachtige dino met vleugels. Er komt vuur uit zijn mond en hij heeft zes ogen.
Inmiddels gaat Teun weer naar school, die eerste vrijdag van februari gaan we samen vroeg naar de winkel, dan is het rustig. Hij moet mee, want zijn broer heeft online les, zijn zus heeft toetsen die dag, en zijn mama werkt op eenhoog.
Het is schipperen in het nieuwe normaal, met thuis werken, thuis leren, en ’s avonds niet meer naar buiten.
Ik prijs me gelukkig dat we elkaar hebben. Corona is een bedreiging. Daarnaast gaat er momenteel veel aandacht naar bedreigingen die in feite afgeleiden zijn van de oorspronkelijke bedreiging, zoals het effect van de strenge maatregelen. In die zin is een vergelijking met de dino’s niet eens zo gek.
Als wij naar de Jumbo gaan heeft mijn vriendin er al twee uur op zitten op onze gedeelde werkplek op de eerste verdieping (was eerst mijn werkplek). Ik werk in de ochtend beneden in de woonkamer.
Voor mij is de belangrijkste verandering: het huis is vol. Normaal gesproken werk ik op mijn gemak thuis in een leeg huis, tot zeker half drie in de middag. Nu ontwaken op tweehoog twee tieners, die om half negen online les hebben, is de jongste thuis, mijn werkplek is ingepikt.
In de Jumbo komen we een andere vader tegen, met twee kindjes. Zijn jongste moet huilen. Hij wil iets vasthouden, en dat kan niet. Waarschijnlijk iets wat kapot kan vallen. Teun kijkt het aan, vanaf het krattenrek op de kar. Hij denkt: ik ga niet huilen.
Ondanks de mondkapjes, het verplichte karretje, het langs elkaar heen schuifelen in de krappe hoekjes, is er niet veel anders wanneer je vanuit kinderen denkt. Die willen iets wat niet mag. Dat was altijd al zo.
Mijn jongste laat zijn draakdino langs de schappen van de zuivel vliegen. Hij weet dat er geen dino’s meer zijn omdat er een vuurbal tegen de aarde botste en ze allemaal veranderden in botten. Hij zag ooit dinoskeletten in Naturalis, dat is hem bijgebleven. Ik vertel hem er altijd bij dat de vuurbal een roetwolk veroorzaakte, naar verluidt, die jaren bleef hangen, en dat de dino’s zich bijzonder slecht konden aanpassen aan de veranderende omstandigheden: donker, kou, minder voedsel...
De kip was flexibel
In Teuns favoriete boek, Het ongelooflijke maar waargebeurde verhaal over de dino’s, van Guido van Genechten, is een kip de enige uit de dino-familie die nog bestaat. Mooi gevonden, want kippen hebben wel iets van dino’s. Het verschil: de kip was flexibel.
Die vuurbal heeft een aantal dino’s gedood. De roetwolk heeft op zich geen enkele dino gedood, maar zorgde voor een veranderende omstandigheid waar de dino’s die de vuurbal overleefden niet mee om konden gaan.
Dat proces duurde honderden, duizenden jaren, ik weet het. Maar toch. Corona eist slachtoffers, als een vuurbal. De coronamaatregelen zijn onze roetwolk. Wij worden gedwongen een kip te zijn.
Tieners vinden het erg moeilijk een kip te zijn. Op stok gaan als het donker wordt, rustig gaan zitten, broeden, wachten. Tieners kunnen dat niet, al doen mijn twee tieners wel hun best hun kamers op kippenhokken te laten lijken, en dat zeg ik met trots.
Mijn oudste zoon (Rijs), bijna achttien, schuift regelmatig de stofzuiger zijn kamer in. Dat wordt gevraagd: een ruimte die veel gebruikt wordt moet je vaker schoonmaken.
Zijn zus Silve, in de kamer naast hem, klaagde dat haar ramen vochtig zijn. Luchten, is mijn advies. Dat doet ze sindsdien.
Jonge kippen die hun nestje op orde houden. Ze mopperen ook. Je kunt nergens meer naartoe, je mag ’s avonds niet naar buiten. Toen Silve zaterdagavond afsprak om bij een vriendin aan de overkant van de straat Netflix te gaan kijken, had ze geen rekening gehouden met de avondklok. Ze mocht wel wat langer blijven, maar ‘uitkijken bij het oversteken’ kreeg een andere betekenis.
Mopperen op de beperkingen die corona met zich meebrengt, of zelfs het ontkennen van deze omstandigheden, is niet alleen vervelend, met name voor personeel in de ziekenhuizen, het is als klagen over een hittegolf met je winterjas nog aan.
Nu is corona een virus dat slachtoffers eist, en ik zal niet stellen dat de dino’s van deze tijd zullen uitsterven. Toch krijgen de laatste weken tegenstanders van de coronamaatregelen meer aandacht dan de nabestaanden van de slachtoffers. Dat is het grote verschil met de eerste golf, toen beelden van ziekenhuizen onder grote druk de media domineerden.
Het oude is voorgoed veranderd als je mensen hebt verloren. In mijn gezin is niemand ziek geweest, mijn ouders hebben het tot op heden ontlopen, mijn schoonmoeder is de enige die corona gehad heeft, in de eerste golf, en ze is goed hersteld. Veel mensen die ziek waren zijn er aangedaan uitgekomen. Voor het ziekenhuis van Venlo schreef ik een rouwkaart die aan nabestaanden meegegeven kon worden. Ze konden geen normaal afscheid nemen, geen laatste woord, geen laatste aanraking. ‘We kunnen die woorden en die hand niet vervangen’, was de boodschap van het ziekenhuis.
Flexibel zijn is het allerbelangrijkste – helaas ook als het gaat om afscheidnemen.
Demonstrantendino’s
Ik ontken corona dus niet, ik bagatelliseer zeker de maatregelen niet, maar een kleine gedachte aan de dino’s en de kip kan de veranderende omstandigheden in een kader plaatsen. Daar denk ik aan, als demonstrantendino’s het Museumplein in Amsterdam afgrazen.
Teun reageert soepel op de coronamaatregelen. Het is voor hem iets wat er is. Hij reageert wel fel als ik bij de supermarkt doe alsof ik langs de verkeerde kant van de afzetting wil lopen. ‘Dat mag niet!’ roept hij. Bang dat zijn vader iets doet wat niet mag.
Dat heeft niets met corona te maken, dat is het vormen van moraal van een kind van vier. Dat gaat gewoon door. Jongeren reageren anders. Zij willen zich juist afzetten tegen hun ouders, maar hoe?
Bij het programma M was aandacht voor de problemen van jongeren in deze moeilijke tijden. In beeld was steeds een foto van een meisje, haar armen om haar knieën geslagen, haar hoofd gebogen. Een somber beeld, voor sombere tijden. Kernwoorden die herhaaldelijk vielen: uitputting, angst, achteruitgaan van welzijn, domper, leerachterstand, sociaal isolement, verveling...
De deskundigen aan tafel beschikten over cijfers waaruit blijkt dat er nu vaker aanspraak wordt gedaan op psychische zorg, door jongeren. Dat is zorgwekkend, maar het verspreiden van het simpele nieuws dat corona leidt tot depressie is even zorgwekkend.
Na deze uitzending zal de druk op de psychische zorg nog groter zijn.
De zorgwekkende cijfers wil ik niet in twijfel trekken, ik zie wel van heel dichtbij mijn twee tieners de dagen doorkomen op een manier waar een heel ander woord bij past: flexibiliteit. Rijs volgt een mbo-opleiding, Silve zit in twee gymnasium. Ze missen het gezamenlijke sporten, ze zijn veel binnen, ze missen logeren bij vrienden of vriendinnen, en toch vinden ze oplossingen, hebben ze contact met vrienden, hoor ik ze hijgend fitnessoefeningen doen in hun kamer.
‘Ga eens wat bewegen’, zeg ik soms tegen Silve.
‘Ga zelf bewegen, bolle’
Ik weet dat ze de drie turntrainingen die ze in de week doet nu online doet. Zij weet dat mijn voetballen stilligt. ‘Ga zelf bewegen, bolle’, zegt ze dan.
Voor mij is het een geruststellend antwoord. Ze laat zich niet piepelen, ze heeft humor, ze spant zich in om er iets van te maken.
Teun maakt zich ook zorgen. Hij zei laatst: ‘Ik ben bang als ik nooit zo groot wordt als Rijs’.
Excuus voor het gebruik van ‘als’, maar dit is zijn referentiekader, zijn idee van tijd. Hij weet dat hij goed moet eten om te groeien, en dat doet hij, maar zijn broer gaat naar de een meter negentig, en hij is zelf ongeduldig. Hij eet iedere dag en hij haalt zijn broer nóg niet in.
Geen tijdelijke corona-angst. Dit is de alledaagse angst die een complete jeugd omvat. Dit is levenslust.
Er is een belangengroep voor werkende ouders. Ik begrijp hun standpunt. Kinderopvang zijn, leraar, werken en voor eten zorgen zijn lastig te combineren. Alle ballen in de lucht houden, in een samenleving waarin je geen bal op de grond mag laten vallen.
Het is vooral die druk die het aanpassingsvermogen ondermijnt. Werk moet top zijn, school moet top zijn, kinderen moeten naar het vwo, sporten betekent winnen. In een ‘normale’ samenleving is die standaard na te streven. Nu maakt de roetwolk aan maatregelen die corona op ons heeft doen neerdalen dat moeilijk.
Toch is ook dit niet alleen kommer en kwel.
Ik werk thuis, dat is Teun gewend. Hij weet inmiddels ook dat zijn mama thuiswerkt, en er dus niet alleen maar voor hem is. Dat is duidelijk, in de omgang is dat winst.
Waar hij haar anders nog weleens claimde, liet hij haar toen de school gesloten was rustig werken. ‘Dag mama, tot straks’, zei hij dan, en hij ging naar beneden.
Dat completere beeld van zijn moeder heeft hij sinds de eerste coronagolf.
Als ik mijn oudste zoon vraag wat de lockdown met hem doet zegt hij: ‘Valt mee’.
Gelatenheid
Dat deed me denken aan Volkskrant-journalist Toine Heijmans, die bij M op televisie over zijn dochters vertelde die eenzelfde gelatenheid etaleerden. Avondklok? Ze gingen ’s avonds toch al nergens meer naartoe.
Mijn oudste zoon past zich ook op die manier aan. Hij wil graag met vrienden buiten de deur iets doen, even van zijn vader vandaan, maar dat mag niet.
De zorgen betreffen een leeftijdsgroep die bestaansrecht ontleent aan het samenzijn. Ik begrijp dat het moeilijk is dat ze elkaar niet op mogen zoeken, maar een deel van de maatregelen komt juist voort uit het feit dat ze elkaar zo vaak opzoeken. Mensen die nergens komen verspreiden geen corona. Dus: schakelen. Iets anders verzinnen.
De dinosaurus moet in zijn grot blijven, wordt-ie direct depressief.
Nu moet ik niet de fout maken minachtend te doen over jongeren die beperkt worden in hun doen en laten. Ik zie wel jongeren om me heen die de dag toch aanvallen. Die zich als een dolle inzetten voor school, juist omdat ze daar nu wel de tijd voor hebben. Leerachterstand? Mijn oudste zoon zie ik meer met school bezig zijn dan vorig jaar, door een nieuwe opleiding die beter bij hem past dan 4 havo, maar ook doordat er verder niks te doen is.
Denk aan de kip. Die kan drie weken op een paar eieren zitten broeden. Volhardend. Uiterst geduldig. Tot-ie weer naar buiten mag, met nieuw kroost achter zich aan.
Turnen op een parkeerplaats
Silve turnt iedere dinsdag, donderdag en zaterdag. Alles online, maar de zaterdagen doen ze de afgelopen weken buiten. IJskoud. Ze had zelden zin. Van mij moest ze ernaartoe. ‘Het is jouw hobby.’
Op de fiets naar de turnhal in Sloten, daar oefeningen doen op de parkeerplaats. Heel veel rennen. Toen ze terugkwam straalde ze.
Geen mooie toestellen, verende matten of beschutting, maar wel weer even een leuke geïmproviseerde turnmiddag, samen met haar turnvriendinnen.
Wat ik geleerd heb, en wat mijn belangrijkste wapen tegen de coronamaatregelen is gebleken: dat benoemen. Complimentjes geven.
‘Goed gedaan’, dat vond ik soms zo moeilijk om te zeggen. Mijn kinderen weten er alles van. Ik strooi niet constant met lof, nu gaat me dat veel gemakkelijker af. Het afgelopen jaar bleek gemeende lof een logische tegenhanger van: ‘Ik begrijp dat ook jij het moeilijk vindt’.
Bepaal zelf de richting waar je de kippen naartoe praat. Maak ze sterk.
‘Goed gedaan, ik ben trots op je.’
Het blijft voor tieners echt niet makkelijk dag in dag uit op die eieren te gaan zitten. Broeden zonder uitzicht is moeilijk. En ik reageer echt niet iedere dag even vrolijk als mijn kinderen me voor de voeten lopen. Ik zie wel dat ze willen, dat ze doen, dat ze aanpakken. Ik kijk graag naar de levenslust en de wil om iets van een dag te maken, die iedereen hier thuis om me heen laat zien, vanaf het moment dat ze wakker worden.
Dat is wat van hen sterke kippen maakt, en geen onbenullige dino’s.
Bio
Jan van Mersbergen (1971) schreef negen romans, een novelle, een verboeking en onder pseudoniem drie thrillers. Op stapel staan een nieuwe roman, een persoonlijke biografie en een non-fictie boek over carnaval. Het werk van Van Mersbergen is vertaald in negen talen. Hij publiceerde verhalen in diverse tijdschriften en schrijft columns en artikelen voor kranten en weekbladen.
Lees ook:
Pubers zijn heel flexibel, weet de ontwikkelingspsycholoog, maar nu is de rek er echt uit
De puberteit is cruciaal voor het aanleren van sociale vaardigheden en empathie, en komt nooit meer terug. Als het corona-isolement van kinderen en jongeren nog lang duurt, zal het hun ontwikkeling schaden, waarschuwt hoogleraar Eveline Crone.