Kledingindustrie
Is mode uit de mode?
De grote modehonger die bij Sarah-Mie Luyckx bij het begin van een nieuw seizoen altijd toesloeg is verdwenen. Ze hoeft eigenlijk niks nieuws meer. Is het een ‘generatiedingetje’ of groeiend milieubewustzijn?
Is mode uit de mode? Die hovaardige vraag voor een simpele kledingconsument kringelt door mijn brein na een nachtje slecht slapen. We verhuizen straks naar een 25 vierkante meter kleinere woning en ik maak me nu al razend druk over waar ik straks al die broeken en blousejes zal onderbrengen. Bomvol is de vijfdeurs kledingkast aan de andere kant van de muur waar het echtelijk bed tegenaan staat. Maar daar is vooral het laatste jaar opvallend weinig nieuws bij gekomen.
De musthave
Sinds een tijdje lijkt de vibe die mode bij mij altijd veroorzaakte voorbij. De opperste staat van opwinding die het nieuwe seizoen me altijd bezorgde, blijft ook deze septembermaand uit. Niks slierten door de stad om te zien, voelen, selecteren, en uiteindelijk over te gaan tot de aanschaf van dé musthave (ja, wat een onaangenaam, hebberig begrip eigenlijk). En ook de glossy’s die de laatste trends voor de aanstaande herfst plus winter prediken, laat ik ongeïnteresseerd in de schappen liggen.
Na een rondje onder stijlvolle bekenden (allen vrouw) die eveneens de 50 hebben aangetikt, blijk ik niet de enige die van haar geloof is gevallen. In de stad komt ze nog wel, zegt een Amsterdamse adept van de Belgische ontwerpster Ann Demeulemeester. Maar van iets aanschaffen, komt het zelden. Terwijl ze nota bene vlak bij de Utrechtsestraat woont, bekend als walhalla voor liefhebbers van de originelere modemerken. Alleen zijn daar volgens haar – net als in de rest van Nederland – de aanlokkelijke kleinere winkels aan het slinken – mede een kwestie van te hoge huren. Wat overblijft, is de elitaire PC Hooft-straat en zaken die uitpuilen met troep uit het Verre Oosten. Niks ertussenin. Maar ze koopt ook vintage, soms online. Dus ze is er niet van afhankelijk. >>
De modebranche in de grote stad doet goede zaken, blijkt uit recent onderzoek van ABN Amro en retail-vorser Locatus. Tenminste, de winkels die op dikke A-locaties zitten, en er een pronte webshop op na houden. Ze verkochten het eerste kwartaal van dit jaar 7 procent meer dan in 2018. Toch staat de totale sector er ondanks een bloeiende economie weinig florissant voor, meldt het rapport. De kledingwinkeliers op minder prominente plekken – aan straten waar geen kuddes potentiële kopers voorbij denderen – hebben door de concurrentie, ook van webwinkels, en grillig consumentengedrag moeite het hoofd boven water te houden. Daarom voorspellen ABN en Locatus voor de branche nul komma nul groei in 2019.
De kledingindustrie stort jaarlijks 80 miljard items over ons uit
We dragen een kledingstuk gemiddeld 7 keer
Voorspelling groei modebranche: 0,0
Dat juist het sympathiekere segment worstelt en niet de grote ketens vind ik spijtig. Hoewel ik daar dus zelf aan bijdraag door er minder te kopen. Ik ben inmiddels zelfs tamelijk immuun geworden voor de verleidingen van kledingzaken die geen fast fashion verkopen. Maar hoe komt dat toch?
Generatiedingetje
“Onze verminderde kooplust is een generatiedingetje”, stelt de 56-jarige Ann Demeulemeester-fan. Ai, komt dat even aan. Ja, we worden oud en daarmee ongetwijfeld verzadigder. Niet dat ik me voortaan in een verwassen joggingpak en tijdloze orthopedische stappers zal vertonen. Maar de drang naar telkens iets nieuws neemt af – vast ook omdat ik alles al een keer voorbij heb zien komen.
Bovendien draait de mallemolen der trends tegenwoordig razendsnel. Een paar jaar geleden maakte de broekrok een comeback; een door velen verafschuwd kledingstuk, waarvoor ik toch een zwak koester. Ik hou nu eenmaal van de jaren zeventig, waarin volgens de modecritici dit vlees-noch-vis-item hoogtij vierde. Dus deed ik mezelf er destijds toch maar een cadeau. Et voilà: komende winter is-ie wéér helemaal hot. Wie iets bewaart, die heeft wat.
Er zit wat mij betreft ook een positieve kant aan het klimmen der jaren. Iedereen met een beetje gevoel voor mode heeft intussen haar/zijn eigen stijl gevonden. Je weet inmiddels precies wat je mooi vindt, wat het beste staat, en – ook niet onbelangrijk – wat het lekkerste zit. Dat maakt het shoppen aanmerkelijk minder interessant. Want wat je eerst dolenthousiast uit het rek rukt, hang je even later toch terug. Eh, zo’n broekrok had ik toch al?
Goeie bedoelingen
Net als ik begonnen ben voor dit verhaal mijn huidige koopgedrag te doorgronden – eind augustus – is het Global Fashion Pact nieuws. Op initiatief van de Franse president Macron hebben 32 internationale modebedrijven afgesproken zich tegen klimaatverandering en vervuilde oceanen te verzetten met een berg wel heel ambitieuze plannen. De grote vraag is wat ze uiteindelijk zullen opleveren. Aan de doelen zijn geen juridische consequenties verbonden, luidt de kritiek in de media. Ook het drie jaar oude Nederlandse Convenant Duurzame Kleding en Textiel, inmiddels ondertekend door zo’n negentig bedrijven, krijgt een dergelijk verwijt. Ondanks alle goeie bedoelingen is het allemaal veel te vrijblijvend.
Ondertussen dendert de internationale kledingindustrie door – stort ze jaarlijks 80 miljard items uit over deze planeet. En kopen we naar verluidt meer dan ooit tevoren: ruim twee keer zoveel kledingstukken als vijftien jaar geleden, die we gemiddeld een keer of zeven dragen. De kledingconsument moet daarom eveneens op het matje worden geroepen, stelde de invloedrijke trendvoorspeller Lidewij Edelkoort in haar spraakmakende Anti-modemanifest uit 2015, waarin ze de industrie met al haar uitwassen bestempelt tot een totaal achterhaalde marketingmachine.
Wij consumenten moeten weer met ons hart in plaats van onze portemonnee leren kopen, stelt Edelkoort. Door kledingstukken >> niet langer als ‘condooms’ te zien. Daarvoor is volgens haar vooral het besef noodzakelijk dat al die spotgoedkope confectie-items vaak kopieën zijn van ambachtelijk gemaakte ontwerpen, waar veel kennis en creativiteit aan te pas kwam.
Lichtblauwe hoodie
Edelkoorts pleidooi motiveert me extra weer te gaan grasduinen in mijn overvolle kledingkasten. Jurken, truien en vesten op te diepen die ik ooit op de onderste planken wegstopte louter om de wrede reden dat ze niet langer nieuw genoeg waren. Zo prijs ik me momenteel weer heel gelukkig met de lichtblauwe hoodie van de Vlaamse ontwerper Walter Van Beirendonck, waar de originele maestro twee verschillende mouwinzetten
in heeft laten fabriceren, wat de capuchonsweater – weliswaar zeer subtiel – net even anders maakt. En hoewel minstens vijftien jaar oud, zit en staat-ie nog steeds uitstekend, wat me stimuleert mijn schatgraverij voor te zetten.
Dat proces is nog niet voltooid, maar ik heb al wel geconstateerd dat ik bij wijze van spreken tot aan mijn dood genoeg heb om kek voor de dag te komen. Maar zal ik – behalve verse onderbroeken – nooit meer iets kopen? In elk geval liever niet bij de fastfashionketens heb ik al veel eerder besloten. Een keerpunt was voor mij Rana Plaza, de ineenstorting van het fabriekscomplex in Bangladesh, nu alweer zesenhalf jaar geleden, waarbij meer dan 1100 textielarbeiders om het leven kwamen. Een catastrofe, die me er tot in mijn teennagels van doordrong dat er voor dat T-shirtje van slechts 5 euro elders in de wereld een erg hoge prijs wordt betaald.
Sindsdien heb ik in toenemende mate last van textielgêne, ofwel modeschaamte. Die ook werd aangewakkerd door de immense uitwerking van de mode-industrie op de planeet. Dat deze – na de olie-industrie – de vervuilendste is (verantwoordelijk voor naar schatting 10 procent van de mondiale CO2-uitstoot), zegt voorlopig wel even voldoende.
Kledingknallers
Onder de 32 ondertekenaars van Macrons recente ‘green deal’ bevinden zich naast verschillende luxemodehuizen als Prada en Chanel ook kledingknallers Zara en H&M. Van laatstgenoemde discounter moet je toegeven dat die – opvallend veel meer dan zijn concurrenten – duurzaam aan de weg timmert. Bij de kassa’s staan tegenwoordig bakken waar afdankers kunnen worden gedumpt, die het concern belooft te recyclen.
De beloning voor een zak ‘oud’ textiel is een cheque voor 15 procent korting op de volgende aankoop, waarmee de tredmolen weer wordt aangezwengeld, zou je dan weer cynisch kunnen stellen. Daarbij brengt H&M zogenoemde Conscious-kledinglijnen uit; merendeels gemaakt van duurzaam geproduceerde materialen, die in 2030 de norm moeten zijn. Een loffelijk streven, dat wordt overschaduwd door de constante stroom van 52 collecties per jaar.
Ben ik nu roomser dan de paus als het op kleren kopen aankomt? Dat ook weer niet. Ik kan sowieso niet 100 procent garanderen dat ik mezelf op een deprimerende dag nooit meer zal troosten met een lollig H&M’tje voor een luttel bedrag. Maar vooralsnog ben ik van plan mijn incidentele aanvallen van koopdrift te kanaliseren door me in het tweedehands circuit te storten. Bij voorkeur bij de kringloopwinkel om de hoek, waar ik na enig speurwerk regelmatig voor een paar euro een pareltje vind.
Ik ben niet de enige. De tweedehands kledingmarkt is momenteel booming, overigens ook dankzij jongeren die gevoelig blijken voor het inzetten van vloggers en BN’ers die het dragen van gebruikte kleding aanprijzen. Verkoopplatforms United Wardrobe en The Next Closet, een marktplaats voor designer-fashion, zagen de afgelopen paar jaar hun omzetten minimaal verdubbelen. En sinds eind augustus is Vinted – vanuit Polen geleid door een Nederlandse CEO – ook hier met hoge verwachtingen actief, wat werd ingeleid met een stevige reclamecampagne op tv. ‘Tweedehands moet de eerste keus worden’, promoot topman Thomas Plantenga.
Met oude kleding in het nieuw
Dat hele volksstammen zich tegenwoordig met ‘oude’ kleding in het nieuw steken, legt ook de good old kringloopwinkels geen windeieren. De BKN (Branchevereniging Kringloopbedrijven Nederland), waarbij 215 zaken zijn aangesloten, zetten in 2017 voor een krappe 25 miljoen euro om aan textiel; bijna 2 miljoen meer dan het jaar ervoor. “Mensen worden steeds milieubewuster”, verklaart een woordvoerder de fors gestegen klandizie. Maar wil nog wel graag een kritische noot kwijt. “Tussen al het aanbod zit steeds meer fast fashion, waarin na een paar wasbeurten de gaten zijn gevallen. Kleding in zo’n slechte staat dat die direct de verbrandingsovens in kan. Nu de circulaire economie in opkomst is, zal er – verwacht ik – regelgeving komen om die industrie aan banden te leggen.”
Maar ook wij – machtige consumenten – kunnen onze verantwoordelijkheid nemen, hoorde ik onlangs duurzame kledingexpert Marieke Eyskoot op de radio zeggen. Door verantwoord en vooral ook minder te kopen. Dat laatste deed ik dus al. Maar ja, makkelijk praten met een garderobe van een nogal overdreven omvang.
Daar gaat straks tijdens de verhuizing overigens geen stuk van weg. Een handige vriend zag mogelijkheden voor torenhoge kasten als we bij de slaapkamers de plafonds rigoureus doorbreken. Ik kon hem wel zoenen.
Lees ook:
Jassen van vissehuid en sinaasappel zijn de toekomst
De kledingindustrie is een van de meest vervuilende industrieën ter wereld. Het roer moet om, maar hoe? State of Fashion, de opvolger van Arnhem Mode Biënnale, probeert het antwoord te geven.
Made in Holland-mode is over een tijdje weer heel normaal
Nederland is klaar voor het zelf maken van kleding en schoenen. Rol de naaimachines maar het land in, roepen de makers.