ColumnMerijn de Boer
In een reflex wilde ik mijn moeder bellen, maar dat kan niet meer
Tien dagen geleden reisde ik van Tunesië naar Nederland.
Ik vloog naar Brussel, nam de trein naar Schiphol en stapte daar in een taxi naar het ziekenhuis. De chauffeur bleek dezelfde man die mij en mijn gezin afgelopen kerst van Haarlem naar het vliegveld had gebracht. Hij vroeg hoe het ging.
“Niet zo goed”, antwoordde ik, “mijn moeder ligt op sterven.”
De chauffeur was een jonge, sympathieke man en hij betoonde zijn medeleven. Toen ik zei dat ik er zo snel mogelijk wilde zijn, omdat het ieder moment voorbij kon zijn, trapte hij het gaspedaal verder in. Ik vroeg of zijn ouders nog leefden. Ja, ze leefden nog. Maar ze waren ook nog niet zo oud. Bijna twintig jaar jonger dan mijn moeder.
Daarna verplaatste het gesprek zich naar de politiek in Tunesië. Daar hadden we met kerst ook al over gepraat. De chauffeur was geboren in Haarlem, zijn ouders allebei in Marokko. Hij wist veel over de politieke toestand in de Maghreb. Uit beleefdheid zei ik af en toe iets terug. Of ik beperkte me tot “ja, inderdaad” en “hm-m”. De Tunesische politiek had op dat moment niet mijn grootste belangstelling. Terwijl ik naar de weilanden keek, dacht ik alleen maar aan mijn moeder.
Plekje in het paradijs
Pas toen het ziekenhuis in zicht kwam, leek de chauffeur zich te herinneren dat ik op weg was naar mijn stervende moeder. Ik nam het hem niet kwalijk. Hij had zich laten meeslepen door zijn monoloog over de politieke verhoudingen tussen Tunesië, Algerije en Marokko.
“Ik hoop dat ze in het paradijs een mooi plekje voor haar hebben”, zei hij toen ik uitstapte. Ik schudde hem de hand en liep door de regen naar de ingang.
Mijn broer en zus zaten toen al 24 uur bij het bed van onze moeder. Sinds die ochtend werd ze in slaap gehouden. Tot haar hart zou stoppen met kloppen.
Die nacht sliep ik in een ziekenhuisbed naast dat van mijn moeder. Aan de andere kant lag mijn zus. Omdat we niet met z’n vieren in de kamer mochten slapen, bracht mijn broer de nacht door in een soort bezemkast bij de lift. Het was wel een luxe bezemkast. Een verpleegkundige vertelde dat er ook een tijdje, zonder dat ze het wisten, een zwerver had gewoond.
Mijn zus hoorde mijn moeder voor het laatst ademhalen
Ergens in de daaropvolgende dag liep ik even naar buiten om bij te komen. Terwijl ik een wandeling rond het ziekenhuis maakte, dacht ik: ik heb het nu even heel zwaar, dus ik ga mijn moeder bellen.
Dat was mijn reflex. En die reflex zal ik nu helaas moeten gaan afleren.
Ze stierf tegen middernacht. Vlak daarvoor was mijn zus ineens wakker geworden. Blijkbaar voelde ze aan wat er ging gebeuren. Ze hoorde onze moeder voor het laatst ademhalen. Ze maakte me wakker en haalde onze broer. En toen was het voorbij.
Merijn de Boer is schrijver, huisman en expat. Zijn vrouw is diplomaat. Zijn roman De Saamhorigheidsgroep won de BNG Bank Literatuurprijs 2020 en De Inktaap 2022. Meer van zijn columns leest u hier.