ColumnErik Jan Harmens
Ik word kaal, maar erg vind ik het niet
Niet verder vertellen, maar ik word een beetje kaal. Achter op mijn hoofd wordt steeds duidelijker een open ruimte zichtbaar die doet denken aan platgekapt land in het regenwoud. Eerst leek het of mijn haar daar gewoon wat dunner aan het worden was, toen had iemand het over een wat breed uitgevallen kruin en nu kan ik er niet meer omheen. Het hoort bij ouder worden natuurlijk, over een halfjaar vier ik mijn vijftigste verjaardag.
Een waarschuwing voor wie overweegt mij op 10 juli een mok cadeau te doen met daarop de tekst ‘still not over the hill’: doe het niet, ik smijt ’m waar je bij staat zo op de vloer kapot. Een Abraham-pop voor de voordeur bind ik aan de trekhaak en dan stap ik in de auto en ga ermee door mijn dorp scheuren tot er niets meer van over is. Sorry, ik word nogal driftig van opgelegde gezelligheid.
Mijn vijftigste verjaardag groots vieren, u raadt het al, zit er dit jaar ook niet in. Ik vind een feest geven ingewikkeld, want wat als er niemand komt of wat als iedereen komt en ook nog iemand meeneemt? Passen we dan nog wel in de woonkamer en heeft iedereen het wel naar zijn zin en staat de muziek niet te hard voor de buren en is dit wel een leuke afspeellijst en hebben we wel genoeg bier en wijn en fris en chips in huis? Waarom zou ik mezelf opzadelen met zo veel stress als ik ook, enkel omringd door intimi, in alle rust ergens een tompoes kan eten?
Leven is aftakelen
Erg vind ik het overigens niet, dat ik ouder word en een beetje kaal. Leven is aftakelen. Als de kaalheid doorzet, neem ik geen implantaten en ga ik ook niet over de gladde plekken heen kammen. Wel zal ik de natuur een handje helpen door bovenop alles dan maar weg te scheren.
Kaal worden is onomkeerbaar, het groeit nooit meer aan. In het leven ga je één kant op: richting uitgang. Je kunt dat erg vinden of niet, je gaat er niet minder dood van. Friedrich Nietzsche schreef over amor fati, het omarmen van je lot. “Het onvermijdelijke niet enkel verdragen, nog minder verdoezelen, maar ervan houden.”
Ik hoop dat ik zo zen zal zijn op mijn sterfbed, met mijn biljartbalhoofd en met nóg maar een tompoes op het nachtkastje. Dit wordt de laatste, dit wordt echt de laatste.
Schrijver en dichter Erik Jan Harmens over de prikkels die het druk maken in zijn hoofd. Lees zijn columns hier terug.