ColumnErik Jan Hae
Ik was klaar voor het onheil
Dertien jaar geleden kwam mijn eerste roman uit, over een man die na hersteld te zijn van een burn-out weer buiten komt en daar letterlijk een lege wereld aantreft. In mijn tweede roman, een absurdistische vertelling getiteld ‘De man die in zijn eentje de Olympische Spelen organiseerde’, volgen we de organisator van het grootste sportevenement ter wereld, die door zijn nogal directieve managementstijl al zijn medewerkers kwijtraakt en dan de gigaklus maar in zijn eentje probeert te klaren. In de afgelopen jaren schreef ik meerdere boeken over hoe ik stopte met drinken en mezelf staande probeer te houden als eenling in een verdoofde wereld.
Verlaten worden is kortom mijn leidmotief en volgens mijn psycholoog is dat te herleiden tot mijn jeugd, het moment dat mijn vader eind jaren zeventig onze straat uitreed om er nooit meer terug te keren. Mijn moeder kwam met een invulformulier van de kinderrechter waarop ik moest invullen of ik bij mijn vader of moeder wilde wonen. Nog hoor ik haar het antwoord voorzeggen: “Moe-der”, terwijl ze de stippellijn aanwijst waarop ik moet schrijven.
Ik ben er niet trots op, dat ik voorbereid was op het ergste
Sinds die dag (en ik citeer nog steeds mijn psycholoog) ben ik als vrienden of geliefden zich bij mij aandienen, me steevast gaan voorbereiden op de dag dat ze weer zullen vertrekken. Dat is geen vrolijke vaststelling, maar het is wel de waarheid. Als adolescent heb ik iemand een keer horen zeggen: “Bereid je op het ergste voor, dan kan het achteraf alleen maar meevallen” en dat adagium ben ik altijd blijven huldigen. Wat dat betreft komt het coronavirus niet als een verrassing. Wel het virus zelf, maar niet dat het ergste ons overkomt, daar had ik me dus al op voorbereid.
Ik ben daar niet trots op, dat ik voorbereid was, klaar voor het onheil. In al die jaren dat ik heb lopen piekeren over wat me allemaal wel niet kan overkomen, had ik ook onbezonnen kunnen leven, me in dingen kunnen verliezen, kunnen feesten alsof morgen niet bestaat. Je klaarmaken voor het ergste maakt het ergste, als het eenmaal zover is, niet draaglijker. Met dat doemdenken schiet je niets op en dat is wat ik leer van de huidige crisis: ik ga me niet op de volgende voorbereiden. De regering en het RIVM moeten dat wél doen, maar ik stop met zwartkijken. Mijn nieuwe adagium luidt: Kom maar op, noodlot. I see you when I get there.
Schrijver en dichter Erik Jan Harmens over de prikkels die het druk maken in zijn hoofd. Lees zijn columns hier teruing.