InterviewPolarisatie
Econoom Sjoerd Beugelsdijk: Ik snap de wanhoop van mensen die zich niet gehoord voelen
Iedereen wil gehoord worden, maar luisteren we ook echt naar elkaar, en waar komt die behoefte vandaan om elkaar online verbale handgranaten toe te werpen? Econoom Sjoerd Beugelsdijk ziet een Nederland dat dreigt te splijten.
Zat Sjoerd Beugelsdijk (45) in Den Haag aan de formatietafel, dan wist hij wel welk onderwerp híj bovenaan de agenda zou zetten: de groeiende polarisatie in de samenleving. In De verdeelde Nederlanden schetst hij hoe Nederlanders uit elkaar drijven en in de verhitte debatten van de laatste jaren steeds onverzoenlijker tegenover elkaar staan.
Beugelsdijk, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen, schreef in 2019 mee aan het rapport Denkend aan Nederland van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Daarvoor werden Nederlanders bevraagd over de Nederlandse identiteit. Het rapport ging volgens het SCP over ‘wat ons als Nederlanders bindt en scheidt’. In zijn eigen boek borduurt Beugelsdijk voort op dat ‘wat ons scheidt’. Hij onderzoekt de oorzaken van de polarisatie en wat ertegen te doen is.
De ondertitel van uw boek klinkt alarmerend: ‘Hoe een perfecte storm een klein land dreigt te splijten’. Waar doelt u op?
“Een perfecte storm is een extra zware storm, veroorzaakt door een zeldzame combinatie van gebeurtenissen. Bij de polarisatie in Nederland gebeurt volgens mij iets soortgelijks. Dieperliggende oorzaken komen bij elkaar en maken de situatie explosief. Die oorzaken worden naar mijn indruk nog te vaak onderschat. Dan zie ik mensen verwijzen naar de negatieve invloed van sociale media en Twitter, alsof daarmee de kous af is. Maar waar komt die behoefte vandaan om elkaar via internet verbale handgranaten toe te werpen? Daar zit een verhaal achter. En dat verhaal is complex. Politieke, economische, sociologische en politieke factoren grijpen bij de polarisatie op elkaar in. Dat maakt het zo’n giftige cocktail.”
Wat zit er allemaal in die cocktail?
“Ten eerste: onze leefwerelden groeien uit elkaar. Nederlanders herkennen zich steeds minder in elkaar. Een belangrijke oorzaak is de globalisering, die de afgelopen dertig jaar nieuwe economische winnaars en verliezers heeft opgeleverd. Daar komt een sociologische trend bovenop: Nederland is de afgelopen veertig jaar enorm geïndividualiseerd. Sinds een jaar of twintig zie je dat Nederlanders zoekende zijn naar een antwoord op de vraag: wie zijn ‘wij’ nog? Op vrij grote schaal wordt onderkend dat er misschien wat minder ik en wat meer wij zou moeten zijn in Nederland, maar wat dat wij dan is, dat is nogal ingewikkeld. Het verklaart deels de felheid van de huidige cultuurstrijd om nationale tradities en symbolen. Die zijn echt belangrijk voor sommige Nederlanders, het geeft ze een gemeenschapsgevoel.
“De individualisering leidt ook tot een doorgeslagen identiteitspolitiek. Ze schept een enorme behoefte aan individuele erkenning. Dat je wordt gehoord. Kijk naar de aspirant-omroepen Ongehoord Nederland en Omroep Zwart. Die zijn elkaars tegenpolen – de een wil Zwarte Piet als icoon van Nederlandse identiteit behouden, de ander wil die uit het straatbeeld doen verdwijnen – maar allebei schrijven ze in hun brief aan de minister dat ze opgericht willen worden ‘omdat iedereen mag worden gezien en gehoord’. Beide kanten van het debat beroepen zich op exact hetzelfde argument. En op vrijheid, een belangrijke waarde voor Nederlanders. Maar bij vrijheid begint de polarisatie eigenlijk al. En telkens komen er weer nieuwe groepen en minderheden bij die gehoord willen worden. Neem de discussies over gender en seksusele voorkeur – inmiddels gaat het om de letters ‘LGBTQIIPPAA’ en de lijst zal ook nog wel langer worden.”
Waarom is het erg dat er telkens nieuwe groepen bij komen?
“Als dat doorslaat, bedoel ik.”
Wat verstaat u onder ‘doorslaan’?
“Als iets wat inclusief bedoeld is exclusief wordt.”
Hoe bedoelt u dat?
“Laat ik een voorbeeld geven. De Dolle Mina’s uit de jaren zestig wilden gelijk behandeld worden, maar ze waren er niet op uit om mannen allerlei rechten te ontnemen. Zoiets zie je nu wel gebeuren. Waar het doorslaat, is als groepen niet alleen zelf rechten willen krijgen, maar andere groepen die rechten willen ontnemen. Dan krijg je radicale identiteitspolitiek.”
Waar worden mensen dan concreet rechten ontnomen?
“Heel plat gezegd: ik ben geen transgender, maar ook ik mag het opnemen voor transgendertoiletten.”
Mag u dat dan niet?
“Wat ik bedoel, is dat het recht om je ergens over uit te spreken steeds vaker gekoppeld wordt aan je identiteit. Maar dat recht is niet voorbehouden aan jouw groep.”
Soms is de vraag wie het woord neemt wel degelijk van belang, toch? Niet iedereen heeft altijd evenveel recht van spreken over elk onderwerp.
“Waar het misgaat, is dat de ander vaak niet meer als legitieme gesprekspartner wordt gezien. Ik zie steeds meer winner takes all-achtige discussies. Daarmee bedoel ik: de ‘verliezer’ van het debat wordt alle rechten ontnomen op zijn standpunt. Dat zag ik in een hele kwalijke vorm in de VS. Van 2013 tot 2015 woonde ik in South Carolina, omringd door Trump-aanhangers. Ik zag hoe zij hun tegenstanders volkomen delegitimeerden. Democraten deden dat op hun beurt met Trump-aanhangers. ‘Omdat je op Trump stemt ben je een seksist’, dat soort uitspraken. Die delegitimering van de ander vind ik de schadelijkste kant van identiteitspolitiek.”
Sjoerd Beugelsdijk (1976) is hoogleraar aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij houdt zich bezig met economische globalisering en culturele overeenkomsten en verschillen.
Even terug naar Nederland. U noemde Zwarte Piet en sprak over ‘beide kanten van het debat’. Klopt dat frame wel, van twee gelijkwaardige partijen? Ging het, zeker in het begin, niet om een minderheid tegenover een meerderheid die helemaal geen zin had te luisteren? Om dan gehoord te worden, lijken conflict en polarisatie onvermijdelijk.
“Zeker, maar het debat bevindt zich inmiddels in een ander stadium, waarbij vooral randstedelijke elites en mensen in de periferie tegenover elkaar lijken te staan. Het gemak waarmee randstedelingen zeggen: ‘Nou, dan moeten die tradities maar weg’ schiet bij de anderen in het verkeerde keelgat. Zwarte Piet is een symbool geworden voor iets anders. Deze mensen zeggen: ‘Ho, wacht even, ik word geacht mij de hele tijd te schikken in een bepaalde richting, maar dat wil ik niet meer’.”
Wat voor richting?
“Vaak gaat dit om de verliezers van de globalisering. Hun baan staat op spel, ze zitten in de gevarenzone. De wereld ging de afgelopen dertig jaar een richting op die meestal niet in hun voordeel was. Hun oriëntatie is minder globaal dan die van de elites, die economisch juist de voordelen van globalisering genoten. Er is in Nederland dus een tegenstelling ontstaan tussen globalisten en nationalisten. Die laatsten hechten aan Nederlandse tradities en symbolen, zoals Sinterklaas. Discussies daarover zijn een trigger om hun al broeiende onvrede te uiten.”
Hij denkt na. “In wezen draait de cultuurstrijd in Nederland om het liberaal-economische verhaal. Niet iedereen profiteert van open grenzen. De vraag is: zie je Nederland als een land van twee snelheden, waarbij de een voorop gaat en de ander erachteraan hobbelt? Of als een land van twee richtingen? Ik denk dat nationalisten valide argumenten hebben. Globalisten zouden moeten proberen die beter te begrijpen.”
In Nederland gaat de cultuurstrijd dus tussen winnaars en verliezers van globalisering? Twee kampen, dat klinkt als een wat simpel frame.
“Zo simpel is het natuurlijk niet. Wat je hoort in het debat zijn de flanken. De meeste Nederlanders zitten in het midden en hebben affiniteit met beide kanten. Die vinden het vooral heel jammer dat ze het gevoel hebben te moeten kiezen. Dat geldt voor mij persoonlijk ook. Ik vind het ongelooflijk prettig dat ik internationaal actief kan zijn, maar ik vind het ook fijn om in Groningen lokaal ingebed te zijn en bij typisch Nederlandse tradities stil te staan. Die stem van de middengroep valt weg.”
Ziet u de polarisatie door corona versterken?
“Ik heb dat niet in mijn boek verwerkt, omdat ik het als wetenschapper riskant vind om daar nu al stevige uitspraken over te doen. Ik zie bij de tegenstanders van de maatregelen een mix van argumenten. Een belangrijke is: wie is de overheid om zich te bemoeien met mijn leven? Dat heeft te maken met individualisering: ik bepaal zelf wel wat de norm is. Wat ook meespeelt, is dat de overheid zich de afgelopen decennia heeft teruggetrokken. En die zegt doodleuk: ‘Hoi, we waren er even niet, maar nu wil ik dat je me vertrouwt’. Velen aan de onderkant van de samenleving hebben ook gewoon aantoonbaar negatieve ervaringen met de overheid gehad. Waarom zouden ze haar nu opeens vertrouwen?”
Hoe kunnen we polarisatie tegengaan?
“Om bij die overheid te beginnen: die moet echt beter. We moeten er fors in investeren. Vooral in de uitvoeringscapaciteit, een punt dat Pieter Omtzigt telkens weer maakt. Want de groep die de meeste aanspraak op de overheid maakt, is precies de groep die nu zo moeite heeft met de coronamaatregelen. De elites komen minder met de overheid in aanraking. Die hebben haar minder nodig. En überhaupt, ze snappen wat er in die brieven staat. Mijn vrouw wijst me vaak op die verschillen, zij werkt in het sociale domein. De elite ziet niet hoe groot de afstand tot de overheid is van mensen aan de onderkant van de samenleving. Terwijl die juist zo sterk op de overheid leunen. De toeslagenaffaire heeft dat pijnlijk duidelijk gemaakt. Maar ja, om hoeveel gedupeerden gaat het, 20.000 mensen? Da’s maar een halve Kamerzetel. Het kabinet kon demissionair gewoon doorregeren en Rutte won gewoon de verkiezingen. Denk je dat die mensen zich echt gehoord hebben gevoeld?”
Wat kunnen we nog meer doen?
“De hamvraag is: hoe verhogen we de kans dat je mensen tegenkomt die niet op je lijken? Dan kom je bij de discussie over leefwerelden. Economisch gezien moeten we de verschillen minder groot maken. Daarvoor is een andere relatie tussen arbeid en kapitaal nodig. Zelfs werkgeversorganisaties erkennen dat. Zij roepen in hun Agenda 2030 op om arbeid belangrijker te maken en de vrijheid van kapitaal te beperken. Verder moeten we mensen in staat stellen om mee te gaan in het economische systeem. Daar hoort omscholing bij. We hebben mensen nodig die windmolens kunnen onderhouden en die in autogarages kunnen werken met elektrische accupakketten. Productieketens moeten weer lokaler worden. Door corona komt die discussie gelukkig op gang.”
Voor het SCP vroeg u mensen waar zij aan denken bij Nederland. Welke antwoorden verrasten u?
“Dat velen het landschap noemden, specifiek de wolkenlucht. Dat had ik niet gedacht.”
Vandaar het verzet tegen windmolens?
“Dat denk ik niet. In Groningen, bijvoorbeeld, zie ik bij het verzet tegen windmolens dezelfde elementen als bij antivaxxers. Een groep die al moeite heeft met de overheid, zich op achterstand gezet voelt, in een gebied met economische problemen. En in Groningen had je natuurlijk ook de aardbevingen. Eerst scheuren in je muren en nu als toetje hoge windmolens in je tuin. Ik snap het gevoel van wanhoop dat ze niet gehoord worden.”
‘Gehoord worden’, die zinsnede gebruikt u vaak.
“Inderdaad, en die raakt de kern. We zenden de hele tijd, iedereen wil gehoord worden – maar luisteren we ook echt naar elkaar? Het probleem is dat we de hele tijd alleen maar vanuit individuele rechten denken. Maar dan is er niks wat ons nog bindt. We moeten beseffen dat we óók een collectieve plicht tot luisteren hebben.”
Lees ook:
Podcast: Waar is het vaccin tegen polarisatie?
Nu de beperkingen van de coronapandemie op de achtergrond raken, is de polarisatie helemaal terug.