De nacht verbindt en toont wat het daglicht niet kan verdragen. Terwijl clubs en cafés door corona na twaalf uur nog steeds gesloten zijn, vertellen drie ‘nachtdieren’ over de aantrekkingskracht van het ‘clubben’ by night.
Mark Boninsegna (45) is dichter, hij schreef onder meer een dichtbundel over ‘zijn’ club Feyenoord. De nacht beleeft hij het liefst in een café in Rotterdam.
Van zijn wijsvinger tot en met zijn pink, op iedere vinger staat een letter getatoeëerd: P-O-E-T. In zijn ‘schrijfhok’ vlak bij het station van Rotterdam Centraal werkt Mark Boninsegna aan korte verhalen, zijn gedichten ontstaan vaak in de kroeg. In café De Schouw, Timmer of proeflokaal de Riddert, het maakt eigenlijk niet uit welk café het is – als het maar geen ‘yuppentent’ is en als de kroeg maar in Rotterdam staat.
Wat hij zoal drinkt? “Bier, wijn, gin tonics, kopstootjes. Ik heb ergens gelezen dat drank je creativiteit triggert. Maar als je er te lang mee doorgaat schijnt dat juist niet zo te werken. Ik dicht losser met drank op; de woorden komen makkelijker op papier, het gaat sneller ‘lopen’. Dat is soms een voordeel.” Zijn notitieblok, tegenwoordig meestal zijn telefoon, heeft Mark Boninsegna tijdens een kroegavond altijd binnen handbereik; inspiratie kan zomaar komen. “De nacht in een bruine kroeg is schemerig, de sfeer is duister. Daar hou ik van. ’s Nachts zie je wat het daglicht niet kan verdragen. Juist die onderkant van de samenleving trekt mij aan.”
angst en verdriet
voor ons eigen onmogelijke einde
doet ons sneller drinken en praten
Praten over poëzie, nieuwe bundels en talenten doet Boninsegna trouwens net zo lief in het café, bijvoorbeeld met bevriende dichter Daniël Dee. Tijdens de lockdowns spraken ze uit armoede af in het schrijfhok van Boninsegna, of een enkele keer thuis. “Vrijdagmiddag begonnen we. Drank op tafel en praten maar. Op een gegeven moment zijn we er een podcast van gaan maken: De Rotterdamse School en aanverwante zaken.” Die maken ze nog steeds, al spreken ze ook weer af in de kroeg. “Thuis is het echt anders. Je bent gereserveerder. In een café is iedereen opener en eerlijker.” Dat geldt vooral voor de nacht, benadrukt hij. “Als je overdag ergens gaat zitten drinken, denken mensen al gauw: Wat zijn dat voor een stel zuiplappen? ’s Nachts is het geaccepteerd om veel te drinken. ’s Nachts heb je de vrijheid en kan je echt jezelf zijn.”
Door Jules Deelder en Jim Morrison ging Boninsegna dichten op zijn vijftiende. Op zijn zestiende ging hij van school om te werken in de kassen in Berkel en Rodenrijs, waar hij nog altijd woont met zijn gezin. Jarenlang stond hij tussen de gerbera’s, stuurde Oost-Europese arbeiders aan, liep 15 kilometer per dag in een kas. Met gemak zakte hij door in de kroeg om vervolgens weer om zes uur ’s ochtends aan het werk te gaan. Dat is inmiddels wel veranderd. Door artrose raakte hij drie jaar geleden arbeidsongeschikt, en moeiteloos een nacht doorhalen, dat is verleden tijd.
“Op de een of andere manier is dat alleen nog niet helemaal bij me doorgedrongen. Je voelt je nog net zo jong; je hoofd en je hart worden niet ouder.”
Natanael Hazel (25), net afgestudeerd in de biofarmaceutische wetenschappen. Uitgaan is voor hem de ideale uitlaatklep na een week hard werken.
Het is best een bijzondere combinatie geeft Natanael Hazel toe: doordeweeks stond hij de afgelopen jaren urenlang in het laboratorium en deed hij onder meer onderzoek naar kanker. In het weekend ging hij ‘clubben’ tot de zon weer opkwam. “Ik heb me altijd wel een beetje een buitenbeentje gevoeld: een wetenschapper die naar de club gaat kom je niet zo vaak tegen. En in de club ontmoet je vooral veel kunstenaars en muzikanten – geen wetenschappers.”
De ouders van Hazel behoren tot de pinkstergemeente. Tot zijn achttiende ging hij iedere zondag naar de kerk; Hazel dacht dat de club een weerzinwekkende plek was met vreselijke muziek, zegt hij. “Ik heb er lang mee geworsteld of dit waar zou kunnen zijn, maar inmiddels geloof ik dat niet meer.” Hij lacht zijn tanden bloot.
“Freaks come out at night, dat is toch wat ze zeggen? Het is precies dat gevoel dat ik zoek in het nachtleven: hoe later het wordt, hoe minder mensen er overblijven. De stemming verandert, het wordt zwaarder. Op een goede manier dan hè.” Ja, het nachtleven kan duister zijn, weet hij, maar niet duivels. Dat de clubs nu open zijn, maar wel om 12 uur dichtgaan is natuurlijk beter dan niets, vindt de net afgestudeerde Hazel. Maar het brengt hem zeker niet de voldoening die bij de nacht hoort. “Het nachtleven betekent voor mij ook vrijheid van tijd. Het zijn de uren die in het normale leven niet worden gebruikt, de uren waarop je hoort te slapen.”
De komende tijd is Hazel druk met solliciteren op een baan als onderzoeker in het laboratorium. Het liefst in Berlijn, een stad waar je ook goed kunt uitgaan. Valt zijn fascinatie voor de nacht wel te combineren met zijn werk als onderzoeker? Work hard, play hard, legt Hazel uit. “Na een week hard werken houd ik van ‘weekend extravaganza’. En ja, daar horen zeker drugs bij, aldus Hazel. Niet altijd, maar meestal wel wat. “En soms wat meer. Het ligt een beetje aan de sfeer, aan de avond. Ik vind het nog altijd fascinerend dat je emoties – door iets kleins toe te voegen – zo sterk kunnen veranderen.”
Een van zijn meest memorabele clubavonden was de laatste avond in Bar (de voormalige club van Jetti Steffers, zie hieronder, red.), vertelt Hazel. “Een goede dj voelt precies aan wat hij of zij moet draaien om al die mensen hetzelfde vreugdegevoel te geven. Jetti en de andere dj’s brachten die avond iedereen in extase. Als ik uitga ben ik altijd wel op zoek naar dat specifieke gevoel, je kunt het alleen niet ieder weekend verwachten.”
Jetti Steffers (36), programmeur bij club Perron in Rotterdam, dj en eigenaar van platenlabel Bar-records. Het nachtleven is haar beroep en tegelijkertijd haar grootste hobby.
“Afgelopen weekend draaide ik de laatste plaat van de avond en toen moest ik wel even hardop lachen”, vertelt Jetti Steffers. Ze zit in de Burgertrut in Rotterdam, een restaurant waar je vegetarische hamburgers kunt eten. “Je ziet mensen helemaal opgaan in zo’n nummer, alsof het het mooiste moment van hun leven is. Ze zijn in extase, trekken hun shirt uit, terwijl ik weet: volgende week gaat het weer precies zo.”
Tien jaar lang had Steffers haar eigen club in Rotterdam. Toen de pandemie het uitgaansleven compleet platlegde had ze niks meer om handen, vertelt Steffers. “Ik had gehoopt dat ik zieke skills zou krijgen en zelf muziek zou leren maken, maar al gauw bleek dat ik de meest passieve werkloze ben die er maar is. Ik deed niks, kwam mijn bed nauwelijks uit. Ik sliep maar door, soms wel achttien uur achter elkaar. Er was nul perspectief.” Dat was het moment dat ze begon te twijfelen aan waar ze het al die tijd voor had gedaan. “Ik vond het zo nutteloos en hedonistisch, dat hele uitgaansleven. Ik zag ook dat de wereld makkelijk zonder kon.”
Al gauw veranderde dat gevoel. “Er waren zoveel mensen in mijn omgeving die het uitgaan in de club misten, die er echt depri van raakten dat het niet meer kon. Toen wist ik: dit gaat niet alleen over nutteloos dansen. Dit gaat veel meer over het samenkomen met gelijkgestemden. En juist dat kan zo belangrijk zijn om de rest van je week door te komen.”
Vergelijk het met een kerk, vervolgt Steffers. Of een vereniging. “De een zit op handbal, of doet een kleicursus, de ander gaat clubben.” Ze lacht, want ze weet dondersgoed dat het nachtleven een minder onschuldig imago heeft. En ze is ook de laatste om te stellen dat het wel meevalt met het drugsgebruik. “Je ziet in de nacht genoeg mensen die de rafelrandjes opzoeken, het trekt outcasts, dat is zeker waar. Maar uiteindelijk zijn het vaak hele leuke en lieve mensen.” Ze denkt wat verder na over de zin van de nacht: “Op de dansvloer verdwijnen de grenzen tussen leeftijd en afkomst. Het maakt niet uit of je 18 of 50 bent, of je uit een achterstandswijk komt of uit een steenrijke familie. Je voelt je al snel verbonden met elkaar, dat vind ik bijzonder aan de nacht.”
In coronatijd kreeg Steffers een vaste baan als programmeur. De structuur en de routine van een baan bleken haar redding. Naast de aankoop van een eigen tuin op een volkstuinencomplex vlak bij het vliegveld van Rotterdam. “Ik vind het heerlijk om buiten te zijn. Als straks het nachtleven weer helemaal open is, loop ik om 6 uur de club uit richting mijn volkstuin. Een paar uurtjes slapen in mijn tuinhuis en daarna met mijn handen de aarde in.”
Lees ook:
Aardedonkere nacht, waar ben je gebleven?
Door lichtvervuiling zijn we de nacht al tijden kwijt, stelt schrijver en theatermaker Marjolijn van Heemstra vast. Jammer, want juist in het duister kun je jezelf en de wereld om je heen met heel andere ogen zien.