ColumnErik Jan Harmens
Autisten reageren liever fysiek dan verbaal
Ik las een prachtig boek: ‘The Reason I Jump’ van Naoki Higashida. De auteur is inmiddels 27, maar dit debuut schreef hij op zijn 13de. Het werd een internationale bestseller en kwam vijf jaar geleden in Nederland uit bij uitgeverij Meulenhoff (‘Waarom ik soms op en neer spring’). De reden waarom ik het in het Engels las, was dat het al een vertaling betrof (uit het Japans) en ik wilde geen vertaling van een vertaling lezen, want dat voelde als een derdehandsje.
Higashida is autistisch en heeft moeite met woordelijk communiceren. In het boek omschrijft hij wat uit zijn mond komt als verbal junk, ‘woordendrek’. Hij schreef dit boek (en alle volgende boeken) dan ook door woordgroepen aan te wijzen op een zogenoemd alfabet-raster: een stuk karton met daarop de letters en tekens van het toetsenbord plus vakjes voor ‘ja’, ‘nee’ en ‘klaar’. Wat hij aanwijst, wordt door iemand anders genotuleerd en zo ontstaan woord voor woord de verhalen.
Kolere-pc
Ik moest denken aan mijn vijfenhalf jaar geleden overleden schoonvader Chris Veraart, advocaat en schrijver, die zoals hij dat zelf eufemistisch stelde ‘een beetje MS had’ en daarom gedwongen was zijn boeken met behulp van een headset en een spraakcomputer tot stand te brengen. Nog hoor ik ’m roepen: ‘Herstel dat’, keer op keer weer, omdat die kolere-pc voor de zoveelste keer een ander woord op het scherm tikte dan hij had ingesproken. Zo frustrerend, maar opgeven deed Chris nooit.
De titel ‘The Reason I Jump’ refereert aan het feit dat Higashida graag fladdert, oftewel een aantal malen omhoog springt alsof hij ballen uit de lucht kopt en tegelijkertijd in zijn handen klapt.
Hij schrijft dat mensen met autisme vaak fysiek reageren op gevoelens van vreugde of verdriet en dat klopt (want doen we het verbaal, dan komt er woordendrek). Ook ik voel een sterke lichamelijke reactie optreden als ik vrolijk of verdrietig ben, het is alsof binnen in mij een ballon wordt opgeblazen en dan moet ik bewegen om er lucht uit te krijgen.
Ben ik vrolijk dan zet ik heel hard ‘Texas Hold-Up’ van Prince Buster op en skank door de huiskamer tot ik erbij neerval. Voel ik verdriet of paniek of angst of overprikkeldheid, dan ren ik een rondje door het park in een heel strakke broek waar je alles in ziet. Niemand vindt dat raar, dus doe ik ook maar alsof het heel normaal is.
Schrijver en dichter Erik Jan Harmens over de prikkels die het druk maken in zijn hoofd. Lees zijn columns hier terug.