null

OpinieSolidariteit

Deze vraag over ons pensioenstelsel gaat iedereen uit de weg

Wie korter leeft betaalt mee aan het pensioen van mensen die veel ouder worden. Deze ‘perverse solidariteit’ moeten we niet willen, stellen Wim van Oorschot en Trudie Knijn.

Wim van Oorschot en Trudie Knijn

Het pensioendebat heeft zich jaren voortgesleept, de hervorming van het stelsel is van alle kanten tegen het licht gehouden. Toch is daarbij één belangrijk aspect over het hoofd gezien. Namelijk de rol die verschillen in levensduur spelen in het profijt dat gepensioneerden van hun premies hebben.

Neem als voorbeeld Jan en Agnes, die beiden even lang gewerkt en pensioenpremie betaald hebben. Jan wordt oud en ontvangt daarmee over een lange periode zijn pen­sioen. Agnes leeft korter en krijgt dus korter pensioen: haar profijt is dus kleiner.

Dat kun je een kwestie van geluk of pech noemen, maar intussen weten we wel beter. Sinds jaar en dag is bekend dat levensduur en dus ook pensioenduur, geen toeval zijn. Naast genetische factoren hangt levensduur systematisch samen met opleiding, inkomen en beroep.

De ‘zwakkeren’ betalen mee aan de langere pensioenduur van de ‘sterkeren’

Mensen met dit ‘geluk’ genieten daarom ook langer van hun pensioen. Echter, de hogere pensioenpremie die zij veelal betalen is daar niet voor bedoeld. Ze komt ten goede aan de hoogte van hun pensioenuitkering, maar niet aan de langere duur.

Wie betaalt dan wel de extra kosten van een langere levens- en dus pensioenduur? Dat zijn de Agnes-sen onder ons: deze ‘zwakkeren’ betalen mee aan de langere pensioenduur van de ‘sterkeren’. Immers, bij hun overlijden kan het door hen niet ­opgebruikte pensioenkapitaal worden ­gebruikt om de lange pensioenduur van ­anderen te bekostigen. Kortom, als ‘Agnes’ overlijdt, wordt haar geld uitgegeven aan de geluksvogel ‘Jan’. Dat wordt in sociaal beleid omgekeerde ofwel perverse solidariteit genoemd.

De mate van ‘perverse solidariteit’ verschilt per fonds. Herverdeling van kwetsbaren naar sterkeren is bijvoorbeeld groter bij pensioenfondsen met een diverse populatie, zoals het ambtenarenpensioenfonds (ABP). Dat voorziet zowel de vuilnisman als de ­kabinetschef van pensioen. Of het metaal­fonds waarvan zowel de lasser als de inge­nieur pensioen ontvangt.

Het is ook heel sterk in het Nederlandse publieke pensioen, de AOW, omdat die de hele Nederlandse bevolking met alle gradaties van opleidingsniveaus, inkomens en beroepen beslaat.

Heftige meningsverschillen

Wij zien twee manieren om die onrechtvaardige, perverse solidariteit op te lossen. Aan de ‘voorkant’ van het pensioenmoment kunnen we rekening houden met sociale factoren die de pensioenduur beïnvloeden. Zo kan men bijvoorbeeld groepen van (statistisch) minder lang levenden een lagere pensioenpremie laten betalen, of een lagere pensioenleeftijd toebedelen.

Zulke maatregelen zijn echter erg complex, nauwelijks uitvoerbaar en immer omstreden, omdat ze veronderstellen dat het mogelijk is om precies vast te stellen welke­ ­factoren voor welke (sub)categorie in ogenschouw meetellen. In Nederland, en meer nog in België, heeft dit bijvoorbeeld in het debat over mensen met ‘zware beroepen’ tot heftige meningsverschillen geleid. Uiteindelijk is in geen van beide landen een lijst van ‘zware beroepen’ opgesteld.

Een tweede benadering zet in op een regressief pensioen. Daar moeten we serieus naar kijken. In zo’n systeem ontvangt iedere gepensioneerde een pensioen dat in de eerste jaren na pensionering hoger is dan nu. Daarna wordt dat bedrag bijvoorbeeld elke vijf jaar verlaagd tot uiteindelijk een vastgesteld minimum voor de categorie van langst levenden.

Zo’n regeling is simpel, goed uitvoerbaar en laat groepen met een lagere levensverwachting relatief meer profiteren dan nu. Met andere woorden, ze zorgt voor een rechtvaardiger balans tussen premie en uitkering.

Door zo’n regressief pensioen wordt de solidariteit minder ‘pervers’, tot voordeel van de minst lang levenden, zoals bovengenoemde Agnes. Natuurlijk moet dit voorstel nog worden uitgewerkt. Een eerste stap is echter het onderkennen van deze onrechtvaardigheid en de wil om de perverse solidariteit te verminderen.

Natuurlijk zou veruit de beste oplossing zijn dat het verschil in levensverwachting tussen sociale groepen verdwijnt. Maar dat valt ver buiten het bestek van een pen­sioensysteem.

Wim van Oorschot en Trudie Knijn zijn beiden emeritus hoogleraar sociaal beleid, Van Oorschot aan de KU Leuven en Knijn aan de Universiteit Utrecht

Luister ook:

Onze podcast Haags Halfuurtje over het nieuwe pensioenstelsel

Lees ook:

Volop vragen en twijfels, maar volgens minister Schouten is de nieuwe pensioenwet ‘toekomstbestendig’

Tot het laatste moment werd er door de Eerste Kamer nog gesleuteld aan de pensioenwet, uit vrees dat de wet eigenlijk niet haalbaar is. Maar vooral de werkgevers en vakbonden willen zo min mogelijk uitstel.

Wat betekent de nieuwe pensioenwet voor u?

Vandaag debatteert de Eerste Kamer verder over de nieuwe pensioenwet. Wat betekent de nieuwe wet concreet voor jong én oud? Vijf vragen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden