Armeense genocide
Hoe het debat in Turkije over de Armeense genocide zich ontwikkelde
De Turkse president is er aan gewend geraakt dat in het Westen zo nu en dan het debat over erkenning van de Armeense genocide oplaait. In zijn eigen land is dat debat sinds zijn aantreden al verschillende fases doorgegaan.
Recep Tayyip Erdogan kan de klok erop gelijk zetten. Zodra er ergens in het Westen verkiezingen worden gehouden of de herdenking van de gebeurtenissen in het toenmalige Ottomaanse Rijk dichterbij komt, ziet de Turkse president het debat over de Armeense genocide oplaaien. Ruim een eeuw na de Eerste Wereldoorlog vragen politici van Parijs tot aan Washington zich namelijk nog altijd af of de massamoord op naar schatting 800.000 tot 1,5 miljoen Armeniërs het etiket ‘genocide’ verdient.
Erdogan neemt niet altijd de moeite om te reageren op alle discussies en resoluties die elders worden besproken. Soms doet hij dat wel en dan overheerst zijn woede. Zo riep hij in 2019 de Amerikaanse ambassadeur op het matje toen het Huis van Afgevaardigden een resolutie aannam waarin de massamoord als genocide werd erkend. Boos was hij ook toen de paus een paar jaar eerder het ‘G-woord’ in de mond nam.
In 2005 sloeg Erdogan nog een verzoenende toon aan
Maar Erdogan reageerde zeker niet altijd zo korzelig op deze zwarte bladzijde uit de Turkse geschiedenis. Zeker in het begin van zijn loopbaan, toen hij nog premier was, leek Erdogan meer open te staan voor een reflectie op het verleden. Zo schreef hij in 2005 een brief naar de Armeense president waarin hij voorstelde om historici en experts uit beide landen de ontwikkelingen en gebeurtenissen in 1915 te laten bestuderen. Daarin sloeg hij een verzoenende toon aan. “Als leider van onze landen is het onze eerste plicht om toekomstige generaties in een vreedzame vriendelijke omgeving achter te laten waarin tolerantie en wederzijds respect zegevieren.”
Tot grootschalig gezamenlijk onderzoek kwam het niet. Al ontstond er in de jaren daarna mede onder internationale druk wel meer toenadering tussen Ankara en Jerevan. Dat begon voorzichtig met een potje voetbal. De toenmalige Turkse president Gül bezocht in 2008 in de Armeense hoofdstad een voetbalwedstrijd tussen het Turkse en Armeense team. Zijn Armeense collega zat daarna op de Turkse tribune voor de returnwedstrijd. Na ‘de voetbaldiplomatie’ volgden mede onder internationale druk en met Zwitserse bemiddeling officiële gesprekken tussen beide landen. De historische documenten die daar in 2009 uit rolden, betroffen weliswaar niet de Armeense genocide maar betekenden wel een belangrijke stap in het aangaan en ontwikkelen van de diplomatieke betrekkingen.
Hervormer van een ‘model-moslimland’
De ontspanning vond niet toevallig in een periode plaats waarin de Turkse buitenlandse politiek in het teken stond van de ‘zero sum’-politiek: zo min mogelijk problemen zoeken met het buitenland. Ook de relatie met de Europese Unie was lang niet zo gespannen als die nu is. Formele opening van de onderhandelingen over het EU-lidmaatschap waren van start gegaan en Erdogan werd in Brussel nog beschouwd als een hervormer van een ‘model-moslimland’.
Voorzichtig werd in het Westen gehoopt op een meer open blik op de geschiedenis. Wellicht dat het jaar 2015 – precies een eeuw na het begin van de massamoord – een doorbraak zou zien? In plaats van verzoening kwam de jubileumherdenking in het teken van verwijdering te staan.
Van westerse druk trok Erdogan zich in 2015 niets meer aan
Terwijl officiële delegaties uit de hele wereld naar Armenië afreisden voor de plechtigheid in Jerevan, organiseerde president Erdogan zijn eigen herdenking; niet van het begin van de Armeense genocide maar van de veldslag om het schiereiland Gallipoli. Van de westerse druk tot toenadering tot Armenië trok de Turkse president zich inmiddels weinig meer aan. Onder meer het Geziprotest dat in 2013 door de Turkse autoriteiten hard was neergeslagen had de relatie op scherp gezet. Erdogan was bovendien het wachten op concrete toezeggingen voor het EU-lidmaatschap zat.
Een Turkse handreiking aan Jerevan, laat staan een erkenning van de genocide lijkt ver weg. Helemaal na het oplaaien van de strijd rondom Nagorno-Karabach vorig jaar, waarbij Turkije openlijk militaire steun verleende aan Azerbeidzjan in het conflict met Armenië. Waarschijnlijk alleen op de agenda’s van parlementen in andere landen zal de erkenning van de Armeense genocide voorlopig staan. En per keer zal Erdogan afwegen of en hoe hij daarop reageert.
Lees ook:
Kamer roept regering op om Armeense genocide volmondig te erkennen
Een ruime Kamermeerderheid roept het kabinet op de Armeense genocide te erkennen. Dat heeft de Nederlandse regering nog altijd niet gedaan, vanwege de grote gevoeligheid van het onderwerp bij Turkije.