Van netten repareren tot een hele rederij runnen: rond 1900 werkten vissersvrouwen in Scheveningen relatief veel, blijkt uit nieuw onderzoek. ‘Ze waren heel geëmancipeerd, al zagen ze dat zelf niet zo.’
Ze was de ongekroonde koningin van de Scheveningse boulevard anno 1890: Klaartje Vrolijk. Simpele afkomst, stinkend rijk gestorven. De oren van maritiem historicus Sjors Stuurman (24) begonnen te klapperen toen hij haar vermogen bij overlijden optelde uit een aantal notariële akten in het archief: omgerekend 1,7 miljoen euro!
Wie was deze vrouw? Hij was geïntrigeerd. Het overlijden van haar man maakte haar als vijftiger in één klap eigenaar van een rederij. In die tijd werden vrouwen beschouwd als handelingsonbekwaam (dit duurde tot 1957) en mochten ze amper iets zonder toestemming van hun man. Behálve weduwen en ongehuwde vrouwen. Klaartje kon dus zelf handel drijven en zaken regelen bij de bank.
Waar veel andere ‘redersweduwen’ een mannelijk familielid vroegen de boel te runnen, deed Klaartje veel zelf. Ze sloot hypotheken af, verkocht en kocht obligaties en kocht land van de gemeente, zag Stuurman in notariële akten. “Ze had alleen lagere school gedaan, dus ze moet veel in de praktijk geleerd hebben. Heel gaaf om te zien hoe zij dat bedrijf runde.”
Klaartje Vrolijk was een ‘uniek persoon’, zegt Stuurman. “Maar je kunt wel stellen dat er hier op Scheveningen in de negentiende en begin twintigste eeuw meer vrouwen werkten dan in steden in het binnenland.” Ze werkten in de visverwerking of -verkoop, maar ook als dienstmeisje, in hotels, of als badvrouw (om welgestelde vrouwelijke toeristen de zee in te begeleiden).
Uit de marges
Stuurman heeft de vrouwen ‘uit de marges van het archief’ tevoorschijn moeten toveren, vertelt hij in een kleine bruine visserskroeg te midden van het museum Muzee Scheveningen. Hij draagt een zilveren speldje van een schip op zijn colbert. Zijn eerste boek Vrouwen op Scheveningen: van nettenboetster tot redersweduwe verscheen deze week.
Het gaf hem ietwat ongemak, vertelt hij, om als man vrouwengeschiedenis te bedrijven. Maar hij heeft wel een bedoeling met het boek: “De vrouw is vaak moeilijk vindbaar in historische bronnen. Maar ik wil anderen toch aanmoedigen om te blijven zoeken, want ze zijn er echt, en hun verhalen zijn waardevol.”
De jonge historicus, die wat vertraging opliep tijdens zijn onderzoeksmaster om dit boek te schrijven in opdracht van Muzee, heeft anderhalf jaar gezocht naar verhalen van Scheveningse vrouwen. Met de mannen op zee, waren zij het die in de negentiende en begin twintigste eeuw het dorp runden.
Bijna elke vrouw dopte deels haar eigen boontjes, constateert Stuurman na onderzoek: of de man was op zee om te vissen of de man ‘bleef op zee’ – er waren heel veel weduwen. “Het was noodzakelijk dat de vrouw ook een bijdrage leverde aan het gezinsinkomen: visserij bracht niet genoeg binnen.”
Emancipatie
Bijzonder is dat Stuurman ook een kwantitatieve analyse uitvoerde. Van het Haags gemeentearchief kreeg hij een bestand met 1,8 miljoen personen die in de geboorte-, trouw- en begrafenisregisters voorkwamen in de jaren 1830 tot 1935. Door eigen programmeerwerk filterde hij uit deze potpourri van data de Scheveningse achternamen.
Hij kwam op totaal 7000 vrouwen met in totaal 270 geregistreerde beroepen uit: van kunstenaressen tot kroeghoudsters tot speetsters (die vissen op stokken speten). Ongeveer één op de drie vrouwen deed werk dat geregistreerd werd in een trouwakte. “En dan heb je nog al het niet geregistreerde werk. En het werk door ongehuwde vrouwen, zij zitten niet in de cijfers.”
Werkte die arbeidsparticipatie ook emanciperend? Stuurman twijfelt. “Het klopt dat veel vrouwen taken vervulden die elders niet door vrouwen werden vervuld. Zo kwam ik een verhaal tegen van een vrouw die zelf een huis had gekocht en was verhuisd. Kwam haar man terug van zee, stond hij bij de verkeerde deur. Ook bleven vrouwen vaak de financiën regelen nadat hun man stopte als visser.”
‘Je was het gewend’
Stuurman stuitte op eerder zoekgeraakte interviews met bejaarde vissersvrouwen, afgenomen in de jaren tachtig. Zo zei mevrouw Vrolijk (geboortejaar 1894) over de zelfstandigheid van Scheveningse vrouwen: “Ja mens, dat was je gewend van jongs af aan. Dat zag je thuis ook. Die vader ging naar zee, de moeder zorgde voor de kinderen, daar groei je helemaal in.”
Stuurman: “Scheveningse vrouwen waren heel geëmancipeerd voor die tijd, maar zelf zagen ze dat niet zo – het was vooral een gegeven. Of ze zelf ook belang aan hun zelfstandigheid hechtten, is nog de vraag.” Je moet er ook weer geen feministen avant la lettre van maken, al verscheen zijn boek wel bewust op internationale vrouwendag.
“Hun levensverhalen laten vooral zien hoe hard en karig hun bestaan vaak was – behalve bij zo iemand als Klaartje Vrolijk. Dat ze werkten was in veel gevallen bittere noodzaak. Maar uit mijn onderzoek rijst onweerstaanbaar het beeld op van een sterke, krachtige, doorzettende en zelfstandige persoonlijkheid.”
Lees ook:
Een groot deel van de vissers stopt ermee
Een groot deel van de Nederlandse vissers gaat ermee stoppen. Vooral de vloot die op platvis aast, dreigt te halveren of erger.