ColumnJames Kennedy
Ook op universiteiten is te weinig oog voor talent
Ik ben blij dat ik mijn zwarte toga meenam uit de VS, want ik heb hem al vaak aan mogen trekken. Toen ik in 1995 formeel promoveerde tot doctor, de hoogste academische graad aan de universiteit, droeg ik de toga voor het eerst. Aan de strepen kun je zien dat deze toga bestemd is voor een ‘doctor’. De stof is weliswaar goedkoop en dun, maar ik kreeg het gewaad wel met een mooie ‘hood’ die je er overheen legt, van strak blauwe en donkergele kleuren. Het is een kleurrijke toevoeging aan de zwarte academische stoeten van dit land.
Gelukkig was ik hoogleraar geworden in Nederland, want anders had ik deze toga niet mogen dragen. De regels zijn strenger in Nederland dan in Amerika. Zelfs doorgewinterde universitair (hoofd)docenten mogen geen toga’s dragen tijdens plechtigheden als promoties, al wordt het soms oogluikend toegestaan. Het dragen van een toga is gereserveerd voor een elitair gezelschap. Na twintig jaar in Nederland heb ik daar nog steeds moeite mee.
Ik ben niet de enige buitenlander die zich afvraagt waarom een land dat zegt egalitair te zijn, deze hiërarchie in stand houdt. De academische toga overleefde de democratisering van de jaren zeventig in standenbewust Duitsland niet, maar in Nederland wel. ‘We dachten dat we trouw bleven aan onze gelijkheidsidealen als we een spijkerbroek onder onze toga droegen’, legde een hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam mij ooit uit. Inmiddels zijn de spijkerbroeken verdwenen, maar de toga’s bleven. Nederland mag een minder hiërarchische academische cultuur hebben dan Frankrijk of Duitsland, toch lijkt de toga belangrijk om de pikorde in stand te houden.
In Nederland is er sprake van een stuwmeer aan universitair docenten (ud’s). Ze kunnen decennialang – soms heel hun carrière – dezelfde rang houden. Uitmuntende prestaties zijn vaak niet genoeg om een doorbraak te forceren. Het hangt af van beschikbare vacatures, financiële ruimte en andere factoren, zoals het binnenhalen van grote subsidies. Ondertussen kunnen ze geen promotietrajecten leiden. Het niet mogen dragen van een toga zal een ambitieuze universitair docent waarschijnlijk minder kunnen schelen, maar is op symbolische wijze wel wrang.
Wetenschap is meer dan ooit teamwork geworden
Met mede-columnist Hieke Huistra vraag ik me af of deze hiërarchie echt nodig of wenselijk is. Niet alleen hebben universitair docenten soms meer kennis op bepaalde terreinen dan een hoogleraar, soms kunnen ze ook veel beter leiding geven. Daarom is het vreemd dat alleen hoogleraren promoties mogen leiden en dat hoogleraren de belangrijkste facultaire posities bekleden. Bovendien, wetenschap is meer dan ooit teamwork geworden waardoor de gezagsverhoudingen minder betekenis hebben.
Het huidige systeem is bovendien onrechtvaardig. In de VS waren er drie soorten professors: assistent, associate en full. Alle drie hebben meestal promotierecht. Maar nog belangrijker is dat zij konden doorstromen als ze aan de eisen voldeden. Als je een aantal jaren les hebt gegeven, onderzoek hebt gedaan en wetenschappelijke bijdragen hebt gepubliceerd, kun je worden bevorderd. Bestuurlijke posities zijn niet louter weggelegd voor de ‘full’ professors. Hoe moeilijk het is om te worden bevorderd verschilt per universiteit, maar de voorwaarden zijn duidelijk en haalbaar.
Het huidig Nederlands bestel is niet nodig om de kwaliteit te waarborgen en doet geen recht aan de aspiraties van veel academici. Daarom begint er beweging te komen zodat universitair docenten meer ruimte krijgen om promovendi zelf te begeleiden. Maar dit proces is traag en onvolledig. Het omvormen van de hiërarchie zal mogelijk repercussies hebben, die verder uitgedacht moeten worden. Want hoe financier je hoge academische posities voor iedereen die aan de vereisten voldoet? En hoe zou je de zwarte academische stoet organiseren als die veel langer wordt?
Er staat meer op het spel dan alleen de carrièrekansen van universitair docenten of het mogen dragen van toga’s. Het gaat ook over de waarde van formele diploma’s, zoals ik ook in één van mijn laatste columns heb betoogd. De Nederlandse samenleving is soms rigide georganiseerd, waarbij te weinig oog is voor mensen met talent, kennis en ervaring die niet aan de formele eisen voldoen. Dat kan ook op de universiteit anders.
James Kennedy is een Amerikaanse historicus verbonden aan de Universiteit Utrecht. In Trouw geeft hij om de week zijn visie op de Nederlandse samenleving. Lees hier meer van zijn columns.